ECLI:NL:GHSGR:2009:BK5284
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- W.P.C.M. Bruinsma
- S.A.J. van 't Hul
- P.H. Holthuis
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep wegens te late indiening van de appèlmemorie door de officier van justitie
Op 2 juli 2008 heeft de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 25 juni 2008, waarbij de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie diende echter pas op 24 april 2009 een appèlmemorie in, waarmee de termijn voor indiening met meer dan negen maanden werd overschreden. Tijdens de zitting in hoger beroep kon de advocaat-generaal geen aanvaardbare verklaring geven voor deze vertraging. Het hof oordeelde dat, hoewel de appèlschriftuur duidelijk was en de verdachte op de hoogte was van de beschuldigingen, de overschrijding van de termijn niet minder ernstig was. Het hof benadrukte dat het maatschappelijk belang van de strafzaak niet zodanig groot was dat het de sanctionering van het verzuim zou moeten prevaleren. Daarom werd de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
De uitspraak is gedaan door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 oktober 2009, waarbij de rechters W.P.C.M. Bruinsma, S.A.J. van 't Hul en P.H. Holthuis aanwezig waren. De beslissing werd genomen in het kader van artikel 410 van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat de officier van justitie binnen veertien dagen na het instellen van hoger beroep een schriftuur met grieven moet indienen. De wetgever heeft het aan de rechter overgelaten om te beoordelen of het niet of niet tijdig indienen van een appèlschriftuur tot niet-ontvankelijkheid moet leiden. In dit geval was de termijn aanzienlijk overschreden, en het hof oordeelde dat de omstandigheden niet voldoende waren om de overschrijding te rechtvaardigen.