GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 21 oktober 2009
Zaaknummer : 200.017.548.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-2962
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.L.J. Kapteijn te Alphen aan den Rijn,
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H. Polat te Lelystad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 15 oktober 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 17 juli 2008 van de rechtbank‘s-Gravenhage.
De man heeft op 23 januari 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 16 december 2008 aanvullende stukken ingekomen.
Op 5 juni 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, mr. V.T.M. Smeets, en de man, bijgestaan door zijn advocaat. De verschenen personen hebben het woord gevoerd. De vrouw heeft ter terechtzitting haar beroep gewijzigd in die zin, dat de in het dictum onder de kopjes Boedelopstelling/boedelverdeling en Verdeling vermelde lening [X] moet zijn: lening [Y]. De man heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Ter terechtzitting heeft de advocaat van de vrouw het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank ’s-Gravenhage van 12 juni 2008 overgelegd. De wederpartij heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de beschikking van 5 november 2007 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
Bij de beschikking van 5 november 2007 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en is voorts de behandeling met betrekking tot het verzoek tot verdeling aangehouden, opdat partijen stukken in het geding kunnen brengen en overleg met elkaar kunnen voeren.
Bij de bestreden beschikking is de verdeling van de huwelijksgemeenschap welke door de echtscheiding is ontbonden, als volgt vastgesteld:
1. aan de man worden toebedeeld:
1.1 de echtelijke woning te [postcode/woonplaats], [adres];
1.2 de hypothecaire geldlening bij [instantie A], nummer [nummer];
1.3 de levensverzekering bij [instantie A];
1.4 de inboedelgoederen;
1.5 de lening bij de heer [X];
1.6 de lening bij de heer [Y];
1.7 de lening bij de [instantie B];
1.8 de rekening bij de [bank], rekeningnummer [nummer].
Voorts is bepaald dat de vrouw uit hoofde van overbedeling aan de man een bedrag van € 7.224,- dient te voldoen.
Deze vaststelling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
2. De vrouw verzoekt bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
(primair)
1. de omvang en de wijze van de tussen partijen bestaande beperkte gemeenschap van goederen vast te stellen en de wijze van verdeling van die beperkte gemeenschap van goederen te bepalen, als weergegeven onder de nummers 47 tot en met 49 van het beroepschrift en partijen te bevelen de ieder toekomende goederen zonodig aan de ander af te geven;
dan wel,
indien en voorzover verweerder zich tegen de vaststelling van de omvang van de beperkte gemeenschap van goederen als weergegeven onder nr. 47 van het beroepschrift en/of zich tegen de wijze van verdeling van die beperkte gemeenschap van goederen als weergegeven onder nrs. 48 en 49 van het onderhavige beroepschrift, zou blijven verzetten en mitsdien subsidiair:
a. te bepalen dat de woning [adres] te [woonplaats] in het kader van de boedelscheiding zal worden verkocht, met machtiging aan appellante deze woning via een makelaar te (laten) verkopen aan de hoogst biedende gegadigde en tot aflossing van de daaraan verbonden levensverzekering over te gaan;
b. vorenbedoelde woning vervolgens namens beide partijen bij notariële leveringsakte in eigendom over te dragen aan de koper(s);
c. al datgene te doen dat nuttig en nodig zal zijn ter uitvoering van het hiervoor gestelde, onder verrekening van de daarmee gemoeide redelijke kosten;
d. het ertoe te leiden dat partijen via de notaris voor wie de eigendomsoverdracht van de woning zal plaatsvinden, ieder de helft van de verkoopopbrengst na aftrek van de hypothecaire geldlening zullen ontvangen, dan wel beide partijen gelijkelijk zullen bijdragen aan hetgeen ter aflossing van de hypotheek na aanwending van de verkoopopbrengst zal moeten worden voldaan;
e. verweerder te veroordelen om zijn volledige medewerking te verlenen aan al datgene dat nodig zal zijn om tot verkoop van de woning aan derden via een makelaar te geraken, daaronder begrepen het toelaten van de makelaar en geïnteresseerde kopers voor bezichtiging en het in redelijke staat houden van de woning, de tuin en andere toe- en aanbehoren van de woning;
f. de woning op (uiterlijk) de datum van levering aan de kopers, te verlaten en te ontruimen en verlaten en ontruimd te houden en de woning leeg en ontruimd, onder afgifte van de sleutels en terbeschikkingstelling van de woning aan de kopers;
g. verweerder bewijs op te dragen als bedoeld in de artikelen 18, 27, 28, 33 t/m 36 en 42 van het onderhavige beroepschrift en met inachtname van het (al of niet door verweerder) geleverde bewijs, de omvang en wijze van de tussen partijen bestaande beperkte gemeenschap van goederen vast te stellen en de wijze van verdeling te bepalen;
kosten rechtens.
Het beroepschrift onder de nummers 47 tot en met 49 luidt als volgt:
Boedelopstelling/boedelverdeling
47. Indien en voorzover de man zijn stellingen ten aanzien van de diverse schulden zou hebben bewezen, betreft de gemeenschappelijke boedel van partijen de volgende vermogensbestanddelen:
woning [adres] € 154.000,00
levensverzekering [instantie A] € 2.944,00
inboedel € 6.000,00
[auto] € 11.500,00
hypothecaire geldleningen -/- € 154.000,00
lening [X] -/- € 1.950,00
lening [Y] -/- € 6.700,00
lening [bank] -/- € 4.234,00
schuld [instantie B] -/- € 1.758,00
schuld autorijlessen/computer -/- € 6.500,00
schuld levensonderhoud -/- € 3.770,00
schuld terzake van advocaatkosten -/- € 5.308,00
totaal -/- € 9.776,00
: 2 = -/- € 4.888,00.
48. Aan de man:
woning [adres] te [woonplaats] € 154.000,00
levensverzekering [instantie A] € 2.944,00
inboedel € 6.000,00
[auto] € 1 1.500,00
hypothecaire geldlening -/- € 154.000,00
lening [X] -/- € 1.950,00
lening [Y] -/- € 6.700,00
schuld [bank] -/- € 4.234,00
schuld [instantie B] -/- € 1.758,00
€ 5.802,00
Aan de vrouw:
lening autorijlessen/computer -/- € 6.500,00
lening ouders/levensonderhoud -/- € 3.770,00
advocaatkosten -/- € 5.308,00
Overbedeling man: € 10.690,00.
49. De vrouw verzoekt het hof onder genoemde voorwaarden de verdeling als bovenstaand vast te stellen en de man te veroordelen ten titel van overbedeling een bedrag van € 10.690,00 aan de vrouw te voldoen.
3. De man bestrijdt haar beroep en verzoekt het hof voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te bevestigen, het hof begrijpt: bekrachtigen, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans haar verzoek af te wijzen. Voorts verzoekt de man de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder de kosten van de advocaat van de man.
De voormalige echtelijke woning
4. De vrouw stelt in haar eerste grief dat de rechtbank ten onrechte de waarde van de woning heeft gesteld op een bedrag van € 146.250,- en de daaraan verbonden hypothecaire lening op een bedrag van € 154.000,-. Volgens de vrouw heeft de man getracht opzettelijk de waarde van de woning te drukken, onder meer door de tuin niet te onderhouden. De vrouw stelt dat de waarde van de woning op € 154.000,- dient te worden gesteld. Voorts verzoekt zij het hof de man te veroordelen tot overlegging van de bescheiden inzake de aan de hypothecaire geldlening gekoppelde levensverzekering.
5. De man weerspreekt dat hij de tuin opzettelijk zou hebben verwaarloosd. Hij stelt dat hij er de voorkeur aan had gegeven dat de rechtbank de waarde van de woning zoals vermeld in het door de man in eerste aanleg overgelegde taxatierapport zou hebben aangehouden. Volgens de man is de door de vrouw in hoger beroep gestelde waarde niet te herleiden. Ten aanzien van de levensverzekering is de beslissing van de rechtbank helder, aldus de man.
6. Het hof overweegt als volgt. In het licht van de aankoopsom van de woning in april 2005 ad € 140.000,- zoals die blijkt uit het overgelegde kadastrale uittreksel, kan het hof zich vinden in de door de rechtbank gehanteerde waardebepaling van de woning. Het hof neemt de daaraan ten grondslag liggende overwegingen over en maakt die tot de zijne. Mitsdien zal het hof een bedrag van € 146.500,- in de verdeling betrekken.
Het hof gaat voorts uit van het door de rechtbank vastgestelde bedrag inzake de met de woning verbonden hypothecaire lening, nu de vrouw voormeld bedrag niet gemotiveerd heeft betwist.
Het hof gaat voorbij aan het voormelde verzoek van de vrouw inzake, naar het hof begrijpt, de afkoopwaarde van de levensverzekeringspolis bij [instantie A], nu door de man maandelijks een bedrag van circa € 95,- aan premie is voldaan, hetgeen de vrouw niet althans niet gemotiveerd heeft betwist.
7. De rechtbank heeft de voormelde hypothecaire lening aan de man toebedeeld. Het hof overweegt hieromtrent dat het toedelen van schulden niet tot de wettelijke mogelijkheden behoort, aangezien schulden geen goederen zijn en er voor de kennelijk door partijen beoogde beëindiging van aansprakelijkheid voor deze schuld, althans een overname van deze schuld medewerking van de crediteur noodzakelijk is. Gelet op het vorenstaande zal het hof bepalen dat de man de hypothecaire lening verbonden aan de voormalige echtelijke woning dient te dragen. De bestreden beschikking dient derhalve in zoverre te worden vernietigd.
8. De vrouw klaagt in haar tweede grief dat de rechtbank de waarde van de inboedelgoederen heeft vastgesteld op een bedrag van € 5.000,- terwijl uit het verweerschrift van de man tegen het aanvullend verzoekschrift van de vrouw in eerste aanleg kan worden afgeleid dat die waarde volgens de man in totaal € 6.000,- heeft bedragen. De man stelt dat de rechtbank juist heeft beslist, mede omdat het gaat om gebruikte/tweedehands goederen.
9. Het hof overweegt als volgt. Gelet op voormeld verweerschrift in eerste aanleg van de man waarin hij de rechtbank onder meer en kort gezegd, verzoekt te bepalen dat de inboedelgoederen aan de vrouw worden toegescheiden onder veroordeling van de vrouw een bedrag van € 3.000,- aan de man te voldoen, is het hof van oordeel dat de grief betreffende de inboedelgoederen slaagt. Het hof zal deze goederen voor een bedrag van € 6.000,- in de verdeling betrekken. Hetgeen partijen inzake de waarde van de inboedelgoederen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen nadere bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
10. De vrouw stelt in haar derde grief dat de rechtbank de waarde van de [auto] ten onrechte op een bedrag van € 8.000,- heeft gesteld en dat de rechtbank voorts ten onrechte concludeert dat de auto reeds zou zijn verkocht voor de peildatum, de verkoopopbrengst in de gemeenschap zou zijn gevallen en met deze gelden gemeenschapsschulden zouden zijn voldaan. De man is van mening dat de rechtbank juist heeft overwogen en beslist.
11. Het hof overweegt als volgt. De vrouw heeft - gelet op de inhoud van haar stellingen in het beroepschrift dienaangaande - nog immer niet gemotiveerd betwist dat de gehele opbrengst van de auto in de gemeenschap is gevallen en is aangewend ter voldoening van gemeenschapsschulden. Het hof gaat derhalve aan deze grief voorbij en zal, evenals de rechtbank, de verkoopopbrengst van de auto niet in de verdeling betrekken op grond van het feit dat niet is gebleken dat deze opbrengst ten tijde van de ontbinding der gemeenschap daarvan nog deel uitmaakte.
12. In haar vierde grief stelt de vrouw, naar het hof begrijpt, dat de rechtbank ten onrechte de leningen van de man bij [X] en [Y] in de verdeling heeft betrokken en ten onrechte de lening bij [Z] als vaststaand heeft aangenomen. Volgens de vrouw heeft zij tijdens het huwelijk nooit iets geweten en bemerkt van voormelde schulden en de beweerde aflossingen. Zij meent dan ook dat deze zijn gefingeerd. Voorts wenst de vrouw dat het bedrag van € 4.500,- dat zij heeft moeten lenen om haar kosten voor de bruiloft te voldoen, in de verdeling wordt betrokken.
13. De man is de mening toegedaan dat de rechtbank ten aanzien van de schulden een juiste beslissing heeft genomen.
14. Het hof overweegt als volgt. Gelet op het petitum in het beroepschrift van de vrouw, waarin geen gewag wordt gemaakt van de lening van de man bij [Z], ligt deze lening niet ter beoordeling aan het hof voor, zodat deze buiten beschouwing kan blijven.
Het hof is voorts van oordeel dat de rechtbank inzake de leningen van de man bij [X] en [Y] juist heeft beslist. Het neemt de desbetreffende overwegingen van de rechtbank over en maakt deze tot de zijne, met dien verstande dat schulden niet kunnen worden toegedeeld, zoals onder rechtsoverweging 7 reeds is overwogen. De omstandigheid dat de vrouw ten behoeve van de bruiloft zelf leningen is aangegaan doet aan het vorenstaande niet af.
De rekening bij de [bank]
15. De vrouw stelt in haar vijfde grief dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat het saldo van de bankrekening op de peildatum € 4.234,- debet bedroeg en dat deze debetstand door partijen bij helfte moet worden gedeeld. Volgens de vrouw heeft de man de rekening gemanipuleerd, hetgeen door de man wordt weersproken.
16. Gelet op het door de man in eerste aanleg overgelegde bankrekeningafschrift van de [bank]. van 28 januari 2008 dat een negatief saldo van € 4.234,13 vertoont, is het hof is van oordeel dat de rechtbank in beginsel juist heeft beslist zoals zij heeft gedaan, met dien verstande dat schulden niet kunnen worden toebedeeld, zoals in rechtsoverweging 7 reeds is overwogen.
17. In haar zesde en laatste grief stelt de vrouw dat de door haar voor en tijdens het huwelijk aangegane schulden bij de verdeling in aanmerking dienen te worden genomen nu de rechtbank integraal rekening heeft gehouden met de schulden van de man. De vrouw voert daartoe schulden op inzake de bruiloft, autorijlessen, een computer, levensonderhoud na verbreking van de samenleving en advocaatkosten, welke schulden door de man worden betwist.
18. Het hof overweegt als volgt. Hoewel het hoger beroep ook kan dienen tot herstel van eigen fouten in eerste aanleg, komen de in dat kader door de vrouw overgelegde stukken het hof onvoldoende aannemelijk voor. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de vrouw voormelde schulden niet eerder dan in hoger beroep opvoert, terwijl zij in eerste aanleg rechtsbijstand heeft genoten. De vrouw had zich destijds bewust van haar eigen schulden moeten en kunnen zijn. Het hof houdt derhalve geen rekening met voormelde schulden.
Schuld aan de [instantie B]
19. Geen der partijen heeft in hoger beroep betwist dat de man de schuld aan de [instantie B] voor zijn rekening dient te nemen en dat de vrouw aan de man de helft van het saldo per peildatum, ofwel € 879,- dient te betalen, zodat het hof met deze schuld dienovereenkomstig rekening zal houden.
Omvang huwelijksgemeenschap
20. Op grond van het vorenstaande is de ontbonden huwelijksgemeenschap op de peildatum 7 december 2007 als volgt samengesteld:
Actief
a. de voormalige echtelijke woning, [adres], [postcode/woonplaats];
b. de levensverzekeringspolis bij [instantie A];
c. de inboedelgoederen;
Passief
a. de hypothecaire geldlening verbonden met de echtelijke woning;
b. de lening bij [X];
c. de lening bij [Y];
d. de schuld aan de [instantie B];
e. het negatieve saldo van de bankrekening bij de [bank]
21. In achtgenomen het feit dat niet is gesteld of gebleken dat er sprake is van vorderingsrechten van de gemeenschap op een der partijen in privé of van een vorderingsrecht van een der partijen beschrijft het hof de onverdeeldheid met bijbehorende waardering als volgt:
Actief
a. de voormalige echtelijke woning,
[adres], [postcode/woonplaats]
ter waarde van € 146.250,--
b. de levensverzekeringspolis bij [instantie A]
ter waarde van € 2.944,--
c. de inboedelgoederen
ter waarde van € 6.000,--
totaal der activa € 155.194,--
Passief
a. de hypothecaire geldlening verbonden met
met de echtelijke woning, ten bedrage van € 154.000,--
b. de lening bij [X] ten bedrage van € 1.950,--
c. de lening bij [Y] ten bedrage van € 6.700,--
d. de schuld aan de [instantie B]
ten bedrage van € 1.758,--
e. het negatieve saldo van de bankrekening bij
de [bank] ten bedrage van € 4.234,--
totaal der passiva € 168.642,--
zodat het negatieve saldo van de gemeenschap
bedraagt -€ 13.448,--
waarvan ieder der partijen dient te dragen
de helft of -€ 6.724,--
22. Het hof deelt vervolgens toe aan de man
a. de voormalige echtelijke woning,
[adres], [postcode/woonplaats]
ter waarde van € 146.250,--
b. de levensverzekeringspolis bij [instantie A]
ter waarde van € 2.944,--
c. de inboedelgoederen
ter waarde van € 6.000,--
d. de vordering van de man op de vrouw
wegens overbedeling ten bedrage van € 6.724,--
totaal van de verkrijging € 161.918,--
onder de verplichting om voor eigen rekening
te nemen en als eigen schuld te voldoen
a. de hypothecaire geldlening verbonden met
met de echtelijke woning, ten bedrage van € 154.000,--
b. de lening bij [X] ten bedrage van € 1.950,--
c. de lening bij [Y] ten bedrage van € 6.700,--
d. de schuld aan de [instantie B]
ten bedrage van € 1.758,--
e. het negatieve saldo van de bankrekening bij
de [bank] ten bedrage van € 4.234,--
totaal van de schulden € 168.642,--
zodat het hem toekomende bedraagt juist het door hem
te dragen deel van het negatieve saldo van
de huwelijksgemeenschap, of -€ 6.724,--
23. Conform het verzoek van de vrouw zijn
de voormelde activa aan de man toebedeeld,
zodat haar verkrijging bedraagt nihil
onder de verplichting om voor eigen rekening
te nemen en als eigen schuld te voldoen
wegens overbedeling aan de man een bedrag
van € 6.724,--
zodat het haar toekomende bedraagt juist het
door haar te dragen deel van het negatieve
saldo van de huwelijksgemeenschap, of -€ 6.724,--
24. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals de man heeft verzocht, de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep, waaronder de kosten van de advocaat van de man, en zal dit verzoek derhalve afwijzen.
25. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan ’s hofs oordeel onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
verdeelt de tussen partijen bestaan hebbende huwelijksgemeenschap zoals hiervoor bepaald onder rechtsoverweging 22 en 23;
veroordeelt de vrouw om aan de man ter zake van overbedeling te betalen een bedrag van € 6.724,--;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Bouritius en Mertens-de Jong, bijgestaan door mr. De Witte-Renkema als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2009.