GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 2 december 2009
Zaaknummer : 200.021.596/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 07-2552
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R.A.F. Jansen te Rotterdam,
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.J.M. Habets te Schiedam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 2 december 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
5 september 2008 van de rechtbank Rotterdam.
De moeder heeft op 10 juli 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 9 juni 2009, 3 augustus 2009 en 11 augustus 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 31 juli 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op 12 augustus 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd. De advocaat van de vader heeft een pleitnota (“Reactie verweerschrift...”) overgelegd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, bepaald dat de vader aan de moeder met ingang van het tijdstip waarop de bestreden beschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand en vervolgens gedurende de periode tot aan de verkoop en levering van de voormalige echtelijke woning aan (een) derde(n) dan wel tot aan het tijdstip van overdracht van het aandeel van de moeder in het eigendomsrecht van die woning aan de vader, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderalimentatie) van de hierna te noemen minderjarigen telkens bij vooruitbetaling zal uitkeren:
- een bedrag van € 415,- per maand voor de minderjarige [naam] en
- een bedrag van € 316,- per maand voor de minderjarige [naam],
telkens vermeerderd met iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van deze minderjarigen kan of zal worden verleend.
De vaststelling van de kinderalimentatie voor de periode vanaf de verkoop en levering van de voormalige echtelijke woning aan (een) derde(n) dan wel vanaf het tijdstip van overdracht van het aandeel van de moeder in het eigendomsrecht van die woning aan de vader, is aangehouden.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de echtscheidingsbeschikking op 23 december 2008 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn ten aanzien van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook te noemen: kinderalimentatie) ten behoeve van de minderjarigen:
[naam], geboren [in] 1994 te Rotterdam, en
[naam], geboren [in] 2001 te Rotterdam,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen, het aandeel van de vader en de moeder in de kosten van de kinderen, en de draagkracht van de vader.
2. De vader verzoekt het hof om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de kinderalimentatie opnieuw vast te stellen in overeenstemming met ieders draagkracht.
3. De moeder bestrijdt zijn beroep.
4. Ter zitting zijn partijen het erover eens geworden dat de behoefte van de kinderen, rekening houdende met de kostenverhogende omstandigheid dat zij de helft van de tijd bij ieder van de ouders wonen, totaal € 1.150,- per maand bedraagt, derhalve € 575,- per maand per kind. Het hof gaat derhalve van deze behoefte uit.
5. De moeder heeft in eerste aanleg, ten laste van de vader, een bijdrage ten behoeve van de minderjarige [naam] verzocht van € 342,- per maand en ten behoeve van de minderjarige [naam] van € 441,- per maand. De rechtbank heeft de bijdragen ten laste van de vader vastgesteld op € 316,- per maand voor [naam] en € 415,- per maand voor [naam].
6. Het hof zal hierna de draagkrachtruimte van de vader en de moeder bespreken, teneinde het eigen aandeel kosten van kinderen tussen de ouders te verdelen naar rato van hun beider draagkracht. Het hof ziet geen aanleiding om ter zake van de kosten van de kinderen van een andere rekenmethodiek uit te gaan. Het voorstel van de vader om uit te gaan van de ‘methode Bol’ is door hem niet nader onderbouwd of toegelicht, zodat het hof daar aan voorbij gaat.
7. Het hof stelt vast dat tussen partijen in geschil is de periode van 23 december 2008 tot 21 augustus 2009 (de dag waarop de echtelijke woning van partijen is geleverd).
8. Het hof gaat met betrekking tot het inkomen van de vader uit van een bedrag van € 47.002,- overeenkomstig de door de moeder niet weersproken jaaropgave 2008. Het hof houdt geen rekening met een extra inkomen van € 6.338,- per jaar, aangezien het hof het aannemelijk acht dat deze inkomsten, wat daar verder ook van zij, verband houden met de huur van de woning, gelegen aan [straat], terwijl in hoger beroep is gebleken dat de huur van deze woning is beëindigd per 1 december 2008.
9. Voor de lasten van de vader volgt het hof de draagkrachtberekening van de vader (productie 1 bij zijn brief, ingekomen op 3 augustus 2009), en de door de rechtbank genoemde lasten, waartegen de vrouw geen grief heeft gericht. Het hof houdt rekening met de premie zorgverzekering van € 88,- per maand en de vergoeding door zijn werkgever van de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet van € 187,- per maand, nu de moeder die niet heeft betwist. Het hof houdt daarnaast rekening met het verplicht eigen risico. Voorts houdt het hof rekening met de door de rechtbank berekende kosten van kinderopvang van € 60,- per maand.
10. Het hof houdt geen rekening met de huur van € 351,- per maand ter zake van de woning gelegen aan [straat], nu de huur is beëindigd per 1 december 2008. Het hof houdt met ingang van april 2009 wel rekening met de kale huur van de huidige huurwoning van de vader gelegen aan [straat] van € 650,- per maand, met welk bedrag beide partijen ter zitting akkoord zijn gegaan. De moeder heeft niet betwist dat de vader tot april 2009 bij zijn nicht heeft gewoond en toen een huur verschuldigd was van € 354,- per maand, zodat het hof daarmee rekening houdt.
11. Het hof houdt geen rekening met de maandelijkse last ter zake van de eerste hypothecaire geldlening met betrekking tot de echtelijke woning van partijen, aangezien tussen partijen vast staat dat de vader die niet betaalt. Het hof houdt wel rekening met de rente ter zake van de tweede hypothecaire geldlening/doorlopend krediet bij DSB van € 380,- per maand, die de vader wel betaalt. Het hof houdt ook rekening met de eigenaarslasten € 45,- per maand, nu de moeder zich daartegen niet heeft verzet.
12. Het hof houdt geen rekening met de herinrichtingskosten van € 125,- per maand, aangezien het hof van oordeel is dat deze kosten, voor zover de vader die daadwerkelijk heeft gemaakt, geen voorrang genieten boven zijn onderhoudsverplichting jegens de kinderen. Overigens heeft de vader in zijn draagkrachtberekening geen herinrichtingskosten opgevoerd.
13. Het hof houdt op dezelfde gronden als de rechtbank evenmin rekening met de studiekosten van € 88,- per maand.
14. Bij het vaststellen van de draagkrachtruimte van respectievelijk de vader en de moeder, voor zover het erom gaat te bepalen hoeveel de vader respectievelijk de moeder moet voldoen in de kosten van de kinderen, ziet het hof geen aanleiding rekening te houden met de kosten van de kinderen.
15. Ter zitting heeft de vader zich nog op het standpunt gesteld dat rekening gehouden moet worden met advocaatkosten. Het hof gaat aan zijn stelling voorbij, op dezelfde gronden als de rechtbank.
16. Het hof beschouwt de vader als alleenstaande.
17. Uit het vorenstaande volgt dat de vader in de periode van 23 december 2008 tot april 2009 een draagkrachtruimte (inclusief fiscaal voordeel) heeft van € 651,- per maand en met ingang van april 2009 tot 21 augustus 2009 van € 473,- per maand.
Draagkracht van de moeder
18. Het hof houdt rekening met een bruto inkomen van € 42.516,- per jaar, exclusief vakantietoeslag, overeenkomstig de door haar overgelegde salarisspecificaties van april 2009 en mei 2009.
19. Het hof houdt rekening met de premie zorgverzekering van € 92,- per maand en de vergoeding door haar werkgever van de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet van € 186,- per maand, alsmede het eigen risico van € 13,- per maand, nu de vader deze lasten niet heeft betwist.
20. Het hof houdt geen rekening met maandelijkse last ter zake van de eerste hypothecaire geldlening met betrekking tot de echtelijke woning van partijen, aangezien de moeder heeft erkend dat zij die niet betaalt. Het hof houdt wel rekening met de rente ter zake van de tweede hypothecaire geldlening/doorlopend krediet bij DSB van € 220,- per maand, die de vader niet betwist.
21. Met de door de moeder opgevoerde schuld aan de Belastingdienst van, het hof begrijpt, € 160,- per maand houdt het hof geen rekening, aangezien de afbetalingsregeling pas ingaat per augustus 2009, dat wil zeggen in de periode waarin de onderhavige beslissing van dit hof geen werking meer heeft.
22. Het hof houdt rekening met de kale huur van € 858,- per maand, overeenkomstig de draagkrachtberekening van de moeder, aangezien het evenals de rechtbank van oordeel is dat er geen sprake is van een onredelijk hoge woonlast aan de zijde van de moeder.
23. Met de kosten van de kinderopvang van € 104,- per maand houdt het hof rekening, aangezien het hof dit redelijk acht.
24. Ter zitting heeft de moeder zich nog op het standpunt gesteld dat rekening gehouden moet worden met advocaatkosten. Het hof is van oordeel dat deze kosten geen voorrang genieten boven de kinderalimentatie en houdt daarmee geen rekening.
25. Het hof beschouwt de moeder als alleenstaande en houdt rekening met de heffingskortingen waar zij recht op heeft.
26. Uit het vorenstaande volgt dat de moeder een draagkrachtruimte heeft van € 477,- per maand.
Verdeling kosten kinderen tussen partijen
27. Alvorens het hof de verdeling van de kosten van de kinderen tussen partijen zal bepalen, stelt het hof vast dat de kinderen om de week bij ieder van de ouders blijven. Ter zitting is gebleken dat de moeder alle kosten van de kinderen betaalt, behoudens de verblijfkosten bij de vader. De vader heeft hieromtrent ook aangevoerd dat hij, gezien de alimentatie die hij voor de kinderen moet betalen, geen financiële ruimte heeft om nog andere kosten van de kinderen te betalen. Voorts hebben partijen geen inzicht gegeven hoe zij de kosten van de kinderen op een andere wijze zouden willen financieren. Het hof zal gezien het voorgaande van de feitelijke situatie uitgaan. Dat brengt met zich dat het hof bij het verdelen van de kosten van de kinderen tussen partijen, aan de zijde van de vader nog rekening houdt met verblijfkosten van de kinderen die het hof naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaalt op totaal € 200,- per maand. Tenslotte houdt het hof op dezelfde wijze als de rechtbank rekening met de op de kinderen betrekking hebbende heffingskortingen.
28. De verhouding van de financiële draagkracht van ieder van partijen leidt ertoe dat het eigen aandeel in de kosten van de kinderen van € 1.150,- per maand tussen de ouders moet worden verdeeld als volgt: in de periode van 23 december 2008 tot 1 april 2009 een gedeelte van € 667,- per maand voor rekening van de vader en een gedeelte van € 483,- per maand voor rekening van de moeder. Nu de vader verblijfskosten ten behoeve van de minderjarigen van totaal € 200,- per maand heeft, moet hij aan de moeder een bedrag betalen van totaal € 467,- per maand. Zijn draagkracht laat deze bijdrage toe. Het hof zal, in aanmerking genomen het verzoek van de moeder in eerste aanleg, de bijdrage ten behoeve van [naam] in deze periode vaststellen op € 262,- per maand en ten behoeve van [naam] op € 205,- per maand.
29. In de periode van 1 april 2009 tot 21 augustus 2009 komt voor rekening van de vader een gedeelte van € 575,- per maand en voor rekening van de moeder een gedeelte van € 575,- per maand. Nu de vader ook in deze periode verblijfskosten ten behoeve van de minderjarigen heeft van totaal € 200,- per maand, moet hij aan de moeder betalen een bedrag van totaal € 375,- per maand. De draagkracht van de vader laat deze bijdrage toe. Het hof zal de bijdrage ten behoeve van [naam] in deze periode vaststellen op € 210,- per maand en ten behoeve van [naam] op € 165,- per maand.
30. Het vorenstaande brengt met zich dat de bestreden beschikking vernietigd dient te worden.
31. Hetgeen partijen ieder voor zich voorts nog naar voren hebben gebracht behoeft, gelet op het vorenstaande, naar het oordeel van het hof geen bespreking meer, omdat dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
32. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking ten aanzien van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam] in de periode van 23 december 2008 tot 1 april 2009 op € 262,- per maand en in de periode van 1 april 2009 tot 21 augustus 2009 op € 205,- per maand;
bepaalt de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam] in de periode van 23 december 2008 tot 1 april 2009 op € 210,- per maand en in de periode van 1 april 2009 tot 21 augustus 2009 op € 165,- per maand;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Pannekoek-Dubois en Bos, bijgestaan door mr. Wijtzes als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 december 2009.