ECLI:NL:GHSGR:2009:BK9846

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.034.308.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Husson
  • A. Dusamos
  • M. Pannekoek-Dubois
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep in familierechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, is de vader in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, gedateerd 10 februari 2009. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P. Drenth, heeft de beschikking van de rechtbank betwist, waarin de onderhoudsbijdrage voor de minderjarige kinderen is vastgesteld op € 172,50 per maand per kind. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B. Fresco, heeft op 5 augustus 2009 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 november 2009, waarbij de vader niet in persoon verscheen, maar zijn advocaat mr. D.M. Enthoven aanwezig was.

Het hof heeft vastgesteld dat de vader op de juiste wijze op de hoogte is gesteld van het verzoekschrift van de moeder. Volgens artikel 805 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient de griffier onverwijld een afschrift van de beschikking te verstrekken aan de niet verschenen belanghebbenden. De termijn voor het instellen van hoger beroep is begonnen op 11 februari 2009, de dag na de uitspraak van de rechtbank, en eindigde op 10 mei 2009. De vader heeft echter pas op 25 mei 2009 hoger beroep ingesteld, wat betekent dat hij de beroepstermijn heeft overschreden.

Gelet op deze feiten heeft het hof geoordeeld dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep, omdat hij niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd. De beslissing van het hof is op 9 december 2009 uitgesproken, waarbij de vader niet-ontvankelijk is verklaard in zijn hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van hoger beroep in familierechtelijke zaken, waarbij de rechten van de betrokken partijen zorgvuldig moeten worden gewaarborgd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 9 december 2009
Zaaknummer : 200.034.308.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-9822
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P. Drenth te ‘s-Gravenhage,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. B. Fresco te Voorburg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 25 mei 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 10 februari 2009 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
De moeder heeft op 5 augustus 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 12 november 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op 27 november 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de vader, mr. D.M. Enthoven, in plaats van mr. P. Drenth, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet in persoon verschenen.
De moeder en de raadslieden van partijen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is – uitvoerbaar bij voorraad en met wijziging in zoverre van het tussen partijen gesloten convenant van 7 maart 2005 – de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de beide minderjarige kinderen van partijen met ingang van 10 februari 2009 bepaald op € 172,50 per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. De vader is in eerste aanleg niet verschenen bij de rechtbank. In de bestreden beschikking is onder “Beoordeling” opgenomen dat “aan de man op de bij de wet voorgeschreven wijze de inhoud van het verzoekschrift is medegedeeld”. In het appelschrift van de vader, onder punt 3, staat: “Bij verzoekschrift d.d. 8 december 2008 heeft de vrouw de rechtbank ’s-Gravenhage verzocht de tussen partijen overeengekomen onderhoudsbijdrage te wijzigen, in dier voege dat de man maandelijks aan de vrouw zal voldoen een bedrag ad € 172,50 per maand en per kind. De man heeft door een vergissing zijnerzijds tegen dit verzoek geen verweer gevoerd.” Daarbij heeft de advocaat van de vader ter terechtzitting, daar naar gevraagd door het hof, verklaard dat het verzoekschrift van de moeder in eerste aanleg zich in haar dossier bevindt en dat dit verzoekschrift is geadresseerd aan de vader, op het juiste adres.
2. Op grond van het voorgaande gaat het hof ervan uit dat de vader het verzoekschrift van de moeder van de rechtbank heeft toegezonden gekregen. Op grond van artikel 805 Rv, waarin is bepaald dat de griffier onverwijld een afschrift van de beschikking verstrekt of verzendt aan – onder meer – de niet verschenen belanghebbenden aan wie een afschrift van het verzoekschrift is verzonden, gaat het hof ervan uit dat de rechtbank de bestreden beschikking aan de vader heeft verzonden.
Gelet op voorgaande en op grond van artikel 806 lid 1 sub a Rv kan de vader binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep instellen. In onderhavige zaak is de beroepstermijn van de vader derhalve gaan lopen op 11 februari 2009, zijnde de dag na de uitspraak. Deze termijn is geëindigd op 10 mei 2009.
3. Nu de vader eerst op 25 mei 2009 in hoger beroep is gekomen tegen de bestreden beschikking, derhalve na het verstrijken van de beroepstermijn van drie maanden, acht het hof de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
4. Het hof zal aldus beslissen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Dusamos en Pannekoek-Dubois, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 december 2009.