ECLI:NL:GHSGR:2009:BK9853

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.020.995-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mink
  • A. Mos-Verstraten
  • J. van Wijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van onderbewindstelling van rechthebbende na beoordeling van verzoek

In deze zaak gaat het om de opheffing van de onderbewindstelling van de rechthebbende, die in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking van de kantonrechter. De rechthebbende, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.M. Stevers, heeft op 4 december 2008 een verzoek tot opheffing van het bewind ingediend, omdat hij van mening is dat de redenen voor de onderbewindstelling niet langer bestaan. De kantonrechter had dit verzoek impliciet afgewezen, waarop de rechthebbende in hoger beroep is gegaan.

Het Gerechtshof 's-Gravenhage heeft op 9 december 2009 geoordeeld dat de rechthebbende in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende, ondanks zijn eerdere onderbewindstelling, in staat is om zijn financiën te beheren en zijn vaste lasten te voldoen. Dit werd ondersteund door het feit dat hij zelf juridische bijstand zocht bij problemen en dat de voormalig bewindvoerder geen bemoeienis meer had met zijn financiële zaken.

Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het bewind over alle goederen van de rechthebbende opgeheven. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het overige in hoger beroep verzochte afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van zelfbeschikking en de mogelijkheid voor individuen om hun eigen financiële zaken te beheren, mits zij daartoe in staat zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 9 december 2009
Zaaknummer : 200.020.995.01
Zaaknr. rechtbank : 711181 EJ VERZ 07-81868
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat mr. J.M. Stevers te Leiden,
Als belangheb[X],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de voormalig bewindvoerder,
advocaat mr. L.C. Griffioen-Wennekers te Waddinxveen,
2. de besloten vennootschap OBIN B.V.,
gevestigd te Culemborg,
hierna te noemen: de bewindvoerder.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De rechthebbende is op 4 december 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
4 september 2008 van de kantonrechter in de rechtbank ‘s-Gravenhage, locatie Gouda.
De voormalig bewindvoerder heeft op 9 september 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de rechthebbende zijn op 13 juli 2009, 14 augustus 2009 en 22 oktober 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op 4 november 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen is: de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat. Zij hebben het woord gevoerd, de advocaat van de rechthebbende onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities. De belanghebbenden zijn, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is met ingang van 28 augustus 2008 [X] ontslagen als bewindvoerder en is met ingang van die datum de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid OBIN B.V. te Culemborg benoemd als bewindvoerder.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de onderbewindstelling van de rechthebbende.
2. De rechthebbende verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de in de door hem handgeschreven reactie gestelde vragen en bezwaren aan de kantonrechter Gouda te beantwoorden dan wel te behandelen, alsmede na het ontslag van de voormalig bewindvoerder geen nieuwe bewindvoerder meer te benoemen. De rechthebbende heeft ter terechtzitting zijn verzoek in hoger beroep aangevuld, in die zin dat hij verzoekt het bewind op te heffen hetgeen volgens hem ook kan worden gelezen in zijn verzoek geen nieuwe bewindvoerder meer te noemen.
3. De voormalig bewindvoerder bestrijdt het beroep van de rechthebbende en verzoekt het hof te bepalen dat de door de rechthebbende aangevoerde grieven niet kunnen leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking.
4. In de tweede grief klaagt de rechthebbende dat ten onrechte Odin B.V. is benoemd tot bewindvoerder. De rechthebbende is van mening dat hij zelfstandig zijn financiële zaken kan behartigen en dat geen bewindvoering nodig is.
5. Het hof overweegt als volgt.
6. Ingevolge artikel 1:449, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), voor zover thans van belang, kan de kantonrechter, indien de oorzaken die tot de onderbewindstelling aanleiding hebben gegeven, niet meer bestaan, het bewind opheffen op verzoek van de rechthebbende of het openbaar ministerie. Een verzoek tot opheffing van bewind dient te worden ingediend bij en beoordeeld te worden door de (toezichthoudende) kantonrechter.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de rechthebbende een dergelijk verzoek reeds heeft ingediend en dat dit verzoek reeds is beoordeeld door de (toezichthoudende) kantonrechter. Het hof verwijst daarvoor naar de met de hand geschreven brief van de rechthebbende aan de kantonrechter en naar het proces-verbaal van de door de kantonrechter op 28 augustus 2008 gehouden mondelinge behandeling. Gelet op de bestreden beschikking heeft, naar het oordeel van het hof, de kantonrechter dit verzoek om het bewind op te heffen, impliciet afgewezen. De rechthebbende komt thans in hoger beroep van deze beslissing.
7. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de grond voor onderbewindstelling als bedoeld in artikel 1:431 van het BW niet langer aanwezig is. Het hof neemt hierbij het volgende in aanmerking.
Het hof is niet gebleken dat de rechthebbende thans als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Naar het oordeel van het hof moet de rechthebbende in staat worden geacht om in vermogensrechtelijk opzicht voor zichzelf te kunnen zorgen, zodat de noodzaak tot bewind niet langer bestaat. Hierbij weegt het hof mee dat de rechthebbende ter terechtzitting er blijk van heeft gegeven zijn eigen financiën te beheren. Hij werkt al jaren in loondienst en voldoet zijn vaste lasten. Bij problemen in die sfeer zocht hij zelf rechtskundige bijstand. Gebleken is, ook uit het verweerschrift van de voormalige bewindvoerder, dat deze daaromtrent geen bemoeienis meer had met appellant.
Gelet hierop slaagt de tweede grief van de rechthebbende, dient de bestreden beschikking te worden vernietigd en het bewind over alle goederen die toebehoren aan de rechthebbende te worden opgeheven.
8. Nu de tweede grief slaagt en leidt tot vernietiging van de bestreden beschikking en opheffing van het bewind, is het hof van oordeel dat de eerste grief van de rechthebbende geen bespreking meer behoeft.
9. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover daarbij Odin B.V., Postbus 184, 4100 AD Culemborg, met ingang van 28 augustus 2008 tot bewindvoerder over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [de man] is benoemd en, in zoverre opnieuw beschikkende:
heft op het bewind over alle goederen die toebehoren aan [de man], geboren [in 1957] te [woonplaats];
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Mos-Verstraten en Van Wijk, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 december 2009.