ECLI:NL:GHSGR:2009:BL0032

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.027.011-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Dusamos
  • M. Labohm
  • E. Pannekoek-Dubois
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaalsbijdrage biologische vader en positie juridische vader in het kader van het EVRM

In deze zaak gaat het om de verhaalsbijdrage van de biologische vader van een minderjarige, in het licht van de juridische positie van de juridische vader en de relevante bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin hem een verhaalsbijdrage van € 120,- per maand werd opgelegd ten behoeve van de bijstandsverlening aan de vrouw en de minderjarige. De juridische vader, [X], is erkend als de vader van de minderjarige volgens Portugees recht, en de man kan de minderjarige niet erkennen omdat er al een juridische vader is.

De gemeente Rotterdam, verweerster in hoger beroep, heeft de verhaalsbijdrage aangevoerd op basis van de Algemene Bijstandswet en de Wet werk en bijstand. Het hof heeft vastgesteld dat de juridische vader in beginsel onderhoudsplichtig is, maar dat deze verplichting kan worden doorbroken door de positieve verplichting die voortvloeit uit artikel 8 EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. Het hof heeft geoordeeld dat de gemeente onvoldoende feiten heeft aangevoerd om aan te tonen dat er een 'family life' bestaat tussen de biologische vader en de minderjarige, wat een voorwaarde is voor het toekennen van onderhoudsplicht aan de biologische vader.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de gemeente afgewezen, waarmee de verhaalsbijdrage niet werd opgelegd aan de man. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om de rechten van de minderjarige en de juridische en biologische ouders in overweging te nemen, vooral in het kader van het EVRM.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 16 december 2009
Zaaknummer : 200.027.011/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 08-788
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. P.J.M. van Sloun te Rotterdam,
tegen
de GEMEENTE ROTTERDAM,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gemeente,
gemachtigde: de heer J.P.M.M. Petit.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 27 februari 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 28 november 2009 van de rechtbank Rotterdam.
De gemeente heeft op 22 juli 2009 een verweerschrift ingediend.
Op 16 oktober 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, en namens de gemeente: de heer J.P.M.M. Petit. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de man en de gemachtigde van de gemeente onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
VASTSTAANDE FEITEN
[De vrouw] (hierna te noemen: de vrouw) is op 9 september 1991 te [plaats], Portugal met [X] gehuwd (verder: [X]).
Uit de vrouw is op [geboortedatum] 1993 te Parijs [kind] (verder: de minderjarige) geboren.
De man heeft de minderjarige op 21 december 1993 te Parijs erkend.
Het huwelijk tussen de vrouw en [X] is door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 21 mei 1996 in de registers van de burgerlijke stand op 30 mei 1996 te [plaats], Portugal ontbonden.
De gemeente verstrekt sinds 28 december 2005 een bijstandsuitkering aan de vrouw, mede ten behoeve van de bij haar verblijvende minderjarige.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het door de man aan de gemeente te betalen verhaalsbedrag wegens verleende bijstand ten behoeve van de minderjarige met ingang van 1 september 2006 vastgesteld op een bedrag van € 120,- per maand zolang de bijstandsverlening voortduurt.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verhaalsbijdrage ten laste van de man.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de gemeente Rotterdam alsnog af te wijzen, althans in goede justitie het bedrag te bepalen dat de man zal moeten bijdragen in verband met bijdrageverhaal, kosten rechtens.
3. De gemeente bestrijdt zijn beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, dan wel de bijdrage vast te stellen op een zodanig bedrag als het hof vermeent te behoren.
4. Het hof overweegt als volgt. De gemeente heeft haar verzoekschrift tot verhaal in eerste aanleg ingediend op grond van de Algemene Bijstandswet juncto artikel 13 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand. De Invoeringswet Wet werk en bijstand is per 1 januari 2009 vervallen. Ingevolge het huidige artikel 62 van de Wet Werk en bijstand kunnen kosten van bijstand tot de grens van de onderhoudsplicht, zoals bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek onder meer worden verhaald op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn minderjarige kind niet nakomt.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat [X] als echtgenoot van de vrouw tijdens de geboorte van de minderjarige naar Portugees recht – dat ingevolge artikel 1 Wet Conflictenrecht afstemming van toepassing is – de juridische vader is van de minderjarige.
Voorts is tussen partijen niet in geschil dat de erkenning door de man naar Portugees recht niet mogelijk is, nu het kind een juridische vader heeft.
6. De gemeente heeft aangevoerd dat de man als verwekker onderhoudsplichtig is jegens de minderjarige, hetgeen de man gemotiveerd heeft bestreden.
7. Het hof stelt voorop dat in beginsel de juridische vader onderhoudsplichtig is jegens de minderjarige. Deze regel kan echter doorbroken worden door de uit artikel 8 EVRM voortvloeiende positieve verplichting om het kind aanspraak op levensonderhoud jegens zijn biologische vader toe te kennen.
8. Het hof is van oordeel dat de gemeente onvoldoende zijn stelling met feiten en omstandigheden heeft onderbouwd. Zo heeft de gemeente geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat tussen de biologische vader en de minderjarige family life bestaat, hetgeen een voorwaarde is alvorens tot toekenning op grond van de uit artikel 8 EVRM voortvloeiende positieve verplichting kan worden overgegaan. Evenmin is gesteld of gebleken dat de juridische vader geen verhaal biedt tot het voldoen van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud.
9. De bestreden beschikking zal dan ook worden vernietigd en het verzoek van de gemeente zal worden afgewezen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
wijst het inleidend verzoek van de gemeente alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Labohm en Pannekoek-Dubois, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2009.