GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 9 december 2009
Zaaknummer : 200.029.768.01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 08-2795
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C.W.F. Jansen te Rotterdam,
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.J.E.M. Wielinga-van Dillen te IJsselstein.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 31 maart 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 25 februari 2009 van de rechtbank Rotterdam.
De vrouw heeft op 10 augustus 2009 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 23 september 2009 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 8 juli 2009 en 16 oktober 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op 30 oktober 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd. De vrouw heeft ter terechtzitting haar incidentele beroep toegelicht en gesteld dat zij in incidenteel appel heeft bedoeld te verzoeken om de bestreden beschikking te vernietigen, en opnieuw rechtdoende het inleidende verzoek van de man af te wijzen.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is – uitvoerbaar bij voorraad – de beschikking van 30 augustus 2006 van de rechtbank Utrecht gewijzigd in die zin dat de daarbij aan de man opgelegde uitkering tot levensonderhoud van de vrouw (hierna: partneralimentatie) per 17 oktober 2008 op € 110,- per maand is gesteld. Daarnaast is bepaald dat de vrouw hetgeen zij uit hoofde van voormelde wijziging van de partneralimentatie te veel van de man heeft ontvangen, niet aan hem hoeft terug te betalen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Daarmee staat vast dat de alimentatieverplichting van de man eindigt op 13 november 2009.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTE¬LE HOGER BEROEP
1. In geschil is de partneralimentatie.
2. De man verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de man tot nihilstelling van de partneralimentatie per 1 juni 2008 toe te wijzen dan wel een zodanige lagere bijdrage vast te stellen dan € 110,- per maand als dit hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
3. De vrouw bestrijdt zijn beroep en verzoekt het hof de grieven van de man ongegrond te verklaren en derhalve de verzoeken van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, eventueel onder verbetering en aanvulling van gronden, en bij wijze van incidenteel appel de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende (zo begrijpt het hof) het inleidende verzoek van de man af te wijzen.
De man verzet zich daartegen.
4. De man heeft in eerste aanleg een verzoek gedaan tot wijziging van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud op grond van twee wijzigingen van omstandigheden. Gelet op de bestreden beschikking heeft de rechtbank kennelijk geoordeeld dat de door de man gestelde hogere woonlasten een wijziging van omstandigheden opleveren en de man in zijn verzoek ontvangen. Nu daartegen door geen van partijen een grief is gericht, zal het hof de in eerste aanleg gestelde wijziging van omstandigheden (de hogere woonlasten van de man) als vaststaand aannemen en beoordelen of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de beschikking van 30 augustus 2006 van de rechtbank Utrecht, ingevolge welke de man een partneralimentatie van € 320,- per maand verschuldigd was, niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven.
5. Het hof ziet aanleiding om het principaal en het incidenteel appel gezamenlijk te behandelen.
Principaal appel en incidenteel appel
Ingangsdatum partneralimentatie
6. De man heeft in zijn eerste grief betoogd dat de door de rechtbank vastgestelde ingangsdatum van de partneralimentatie van 17 oktober 2008 (datum indiening verzoekschrift eerste aanleg) niet juist is. Volgens de man had de rechtbank de partneralimentatie met ingang van 1 juni 2008 moeten wijzigen, nu dat de datum is waarop hij met zijn nieuwe partner is gaan samenwonen en zijn woonlasten drastisch zijn gestegen.
De vrouw heeft de stellingen van de man gemotiveerd betwist. Zij heeft – onder meer – gesteld dat zij niet op de hoogte was van de betalingsmoeilijkheden aan de zijde van de man.
7. Nu vast is komen te staan, zoals hiervoor onder punt 4 is overwogen, dat de hogere woonlasten van de man een wijziging van omstandigheden opleveren op grond waarvan beoordeeld dient te worden of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de beschikking van 30 augustus 2006 van de rechtbank Utrecht niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven, acht het hof het redelijk om als ingangsdatum 1 juni 2008 te hanteren, zijnde de datum waarop de woonlasten van de man daadwerkelijk zijn gestegen.
8. De man stelt in zijn tweede, derde, vierde en vijfde grief de door de rechtbank berekende draagkracht ter discussie. Hij kan zich niet verenigen met de door de rechtbank gehanteerde bijstandsnorm van een alleenstaande en de huurlasten die in aanmerking zijn genomen. Daarnaast is hij van mening dat de door hem opgevoerde tandartskosten hadden moeten worden meegenomen. De vrouw heeft de stellingen van de man gemotiveerd betwist.
9. Het hof zal bij de berekening van de draagkracht uitgaan van de door de man in eerste aanleg overgelegde draagkrachtberekening, met inachtneming van het hierna volgende.
10. De man heeft in eerste aanleg en in hoger beroep gesteld dat zijn nieuwe partner geen inkomen heeft en niet in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De vrouw heeft dit zowel in eerste aanleg als in hoger beroep bestreden. Daar naar gevraagd heeft de man ter terechtzitting bij het hof verklaard dat zijn nieuwe partner zich bij uitzendbureaus heeft ingeschreven en heeft gezocht naar ander werk, maar dat zij, thans 58 jaar oud, steeds te oud is bevonden. Verder heeft zijn nieuwe partner rugklachten en kapperseczeem waardoor zij wordt belemmerd in het vinden van passend werk, aldus de man.
Het hof zal gelet op de huidige feitelijke situatie van de man, waarin hij samenleeft met een partner, die op dit moment geen eigen inkomen heeft, niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien – wat het hof gezien het voorgaande aannemelijk acht – uitgaan van de bijstandsnorm van een gezin.
11. Gelet op het besteedbaar inkomen van de man van € 1.797,- per maand en zijn kale huur van € 705,- per maand (zo blijkt uit de overgelegde huurovereenkomst), is het hof van oordeel dat de man in verhouding tot zijn inkomen, een onredelijk hoge woonlast heeft, die, nu de vrouw de hogere last bestreden heeft, naar het oordeel van het hof voor een deel gecorrigeerd dient te worden. Het hof acht het redelijk om uit te gaan van een huurlast van € 500,- per maand.
Tandartskosten en ziektekostenverzekering
12. Evenals de rechtbank zal het hof de door de man opgevoerde tandartskosten buiten beschouwing laten, gezien de aanvullende ziektekostenverzekering die de man heeft afgesloten, en nu de man niet heeft aangetoond dat dit geen incidentele kosten betreft.
13. De vrouw heeft in haar incidentele appel gesteld dat de rechtbank bij het vaststellen van de draagkracht van de man ten onrechte rekening heeft gehouden met de aflossing van de schulden van zijn nieuwe partner. Volgens haar is de man op geen enkele wijze aansprakelijk voor de betaling van de schulden van zijn nieuwe partner. De man heeft dit gemotiveerd betwist.
14. Het hof overweegt als volgt. De man heeft ter terechtzitting, daar naar gevraagd en onweersproken, verklaard dat van de totale aflossingssom van de schulden van € 300,- per maand die hij in zijn draagkrachtberekening heeft opgenomen, € 255,40 gaat naar de aflossing van de schulden van zijn nieuwe partner. Het hof is van oordeel dat, nu de man en zijn nieuwe partner niet getrouwd zijn, hij niet verplicht is om haar schulden af te lossen en daartoe ook niet kan worden aangesproken. Het hof zal laatstgenoemd bedrag bij de berekening van de draagkracht van de man dan ook buiten beschouwing laten.
15. Verder houdt het hof rekening met de gebruikelijke heffingskortingen, de heffingskorting van de nieuwe partner en de premie zorgverzekering van de man en zijn nieuwe partner.
16. Uit het voorgaande volgt dat de man vanaf 1 juni 2008 niet in staat is om een partneralimentatie te betalen. Hetgeen de man inmiddels te veel heeft betaald dan wel hetgeen te veel op hem is verhaald, wordt geacht door de vrouw te zijn geconsumeerd en behoeft zij de man niet terug te betalen.
17. Het hof zal als navolgend beslissen.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Utrecht van 30 augustus 2006 in die zin dat de daarbij aan de man opgelegde uitkering tot levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 juni 2008 op nihil wordt gesteld;
bepaalt dat de vrouw de door haar eventueel te veel ontvangen alimentatie niet behoeft terug te betalen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Husson en Bos, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 december 2009.