ECLI:NL:GHSGR:2009:BV7742

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003151-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J. Wurzer
  • D. Jalink
  • W.P.C.M. Bruinsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige tijdens massage

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 december 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een destijds vijftienjarig meisje. De verdachte, geboren in 1954, heeft op of omstreeks 1 november 2005 in [plaats] door middel van geweld en bedreiging het slachtoffer, [slachtoffer 1], gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen. Dit omvatte het aanraken van de ontblote vagina van het slachtoffer en het zoenen op de wang. De verdachte heeft ook ontuchtige handelingen gepleegd met een ander slachtoffer, [slachtoffer 2], op 11 of 13 oktober 2005, waarbij hij wederom geweld en manipulatie heeft gebruikt.

De Hoge Raad der Nederlanden heeft eerder een arrest van het hof vernietigd en de zaak terugverwezen voor herbeoordeling. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging beoordeeld en het verweer van de raadsman verworpen. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was wat de verdachte primair ten laste was gelegd, en sprak hem daarvan vrij. Echter, het hof achtte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde wel bewezen.

De verdachte heeft de vertrouwensband met het slachtoffer geschonden en heeft ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het tijdsverloop sinds het oorspronkelijke vonnis en het feit dat hij zich nooit eerder aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003151-09
Parketnummer: 11-701350-05
Datum uitspraak: 17 december 2009
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 21 maart 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [dag] 1954,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 december 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 01 november 2005 te ]plaats], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren op [dag] 1990) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),bestaande uit
- het wrijven over en/of betasten en/of strelen, althans het aanraken, van de (ontblote) vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen op de wang, althans op het gezicht, van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, (terwijl die [slachtoffer] gedeeltelijk ontkleed voor hem, verdachte, lag)
- het BH-bandje van die [slachtoffer] heeft losgemaakt en/of die BH heeft uitgetrokken en/of
- de string van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en/of met zijn fysieke en/of psychische overwicht, dat hij, verdachte, op die [slachtoffer] had verworven, die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of de wil van die [slachtoffer] heeft gemanipuleerd, althans als vertrouwenspersoon en/of een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht over die [slachtoffer] heeft gehad;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 01 november 2005 te [plaats], met [slachtoffer 1] (geboren op [dag] 1990), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het wrijven over en/of betasten en/of strelen, althans het aanraken, van de (ontblote) vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen op de wang, althans op het gezicht, van die [slachtoffer];
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2005 of 13 oktober 2005 te [plaats], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [SLACHTOFFER 2] [slachtoffer] (geboren op [dag] 1987) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, zoenen op de mond, althans op het gezicht, en/of op de vagina en/of de buik, althans op het lichaam, van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte, (terwijl die [slachtoffer] gedeeltelijk ontkleed voor hem, verdachte, lag)
- het BH-bandje van die [slachtoffer] heeft losgemaakt en/of
- de string van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- die [slachtoffer] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en/of met zijn fysieke en/of psychische overwicht, dat hij, verdachte, op die [slachtoffer] had verworven, die [slachtoffer] aan zijn, verdachtes, wil heeft onderworpen en/of de wil van die [slachtoffer] heeft gemanipuleerd, althans als vertrouwenspersoon en/of een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht over die [slachtoffer] heeft gehad;
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 (thans 1 primair) tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit hof heeft in hoger beroep bij arrest van 27 november 2006 - met vernietiging van het vonnis van 21 maart 2006 van de rechtbank te Dordrecht - de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde veroordeeld.
Namens de verdachte is tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van
2 juni 2009 voormeld arrest vernietigd. De Hoge Raad heeft de zaak teruggewezen naar dit gerechtshof, teneinde de zaak opnieuw te berechten en af te doen.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Verweer van de raadsman
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte bepleit, zulks op gronden zoals aangegeven in zijn pleitnotities van 13 november 2006 en 3 december 2009.
Uitgangspunt bij de beantwoording van de vraag naar de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging van de verdachte dient te zijn of er sprake is van een ernstige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan zijn recht op een eerlijke behandeling van de zaak tekort is gedaan. De door de raadsman bij herhaling aangevoerde argumenten kunnen naar het oordeel van het hof niet leiden tot de conclusie dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard.
Het hof verwerpt het verweer.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal,
daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 november 2005 te [plaats], met [slachtoffer 1] (geboren op [dag] 1990), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het wrijven over en/of het aanraken, van de ontblote vagina van die [slachtoffer] en
- het zoenen op de wang, van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Door de raadsman is bepleit dat de door de verdachte verrichte handelingen een ontuchtig karakter ontberen, zulks op gronden zoals aangegeven in de pleitnotities.
Het hof stelt vast dat de verdachte het slachtoffer heeft ontdaan van de laatste kledingstukken (haar BH en string). De verdachte heeft ondermeer de bovenbenen en dijbenen van het slachtoffer gemasseerd, waarbij hij op enig moment over de (ontblote) vagina van het slachtoffer heeft gewreven, dan wel haar vagina heeft aangeraakt en waarna hij het slachtoffer een kus op de wang heeft gegeven. Voornoemde handelingen - kunnen, mede gelet op hetgeen het slachtoffer heeft verklaard over de wijze waarop zij op de aanrakingen door de verdachte heeft gereageerd, niet anders gezien worden dan als jegens het slachtoffer gepleegde ontuchtige handelingen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde en ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze tijdens het masseren schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een destijds vijftienjarig meisje. Door aldus te handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van het slachtoffer. Als feit van algemene bekendheid kan worden aangenomen, dat slachtoffers van dit soort delicten vaak nog lang psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hun is overkomen.
Het hof rekent het de verdachte bovendien in het bijzonder aan dat hij de vertrouwensband die tussen hem en het slachtoffer bestond, heeft geschonden.
Ten voordele van de verdachte weegt het hof mee dat het tijdsverloop tussen het gewezen vonnis in eerste aanleg d.d. 21 maart 2006 en het thans te wijzen arrest in hoger beroep groot is, hetgeen niet te wijten is aan de verdediging, maar aan de omstandigheid dat het openbaar ministerie heeft nagelaten in een eerder stadium het ter terechtzitting in hoger beroep subsidiair tenlastegelegde feit aan de dagvaarding toe te voegen.
Bovendien weegt het hof in het voordeel van de verdachte mee dat hij zich nooit eerder aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en dat hij de gebeurtenis eigener beweging heeft aangegeven.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 45 (vijfenveertig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Dit arrest is gewezen door mr. P.J. Wurzer, mr. D. Jalink en mr. W.P.C.M. Bruinsma, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 december 2009.