ECLI:NL:GHSGR:2010:BL3699
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- P.J.J. Vonk
- J.J.J. Engel
- H.J. van den Steenhoven
- Rechtspraak.nl
Bewijslast voor aftrekbaarheid juridische kosten en overige lasten in belastingzaak
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, staat de aftrekbaarheid van juridische kosten en overige lasten centraal. De belanghebbende, die een onderneming drijft onder de naam [A], heeft in 2001 een verlies van ƒ 34.122 geleden, waarbij onder andere juridische kosten van ƒ 6.449 en overige lasten van ƒ 58.216 zijn opgevoerd. De Inspecteur heeft deze kosten niet in aftrek toegelaten, wat heeft geleid tot een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor een belastbaar inkomen van ƒ 17.135.
De belanghebbende heeft tegen deze aanslag bezwaar gemaakt, maar de Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. De belanghebbende is vervolgens in hoger beroep gegaan bij het Gerechtshof. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 december 2009 was de belanghebbende niet aanwezig, omdat de gemachtigde ziek was. Het Hof heeft de zaak op basis van de ingediende stukken en het verhandelde ter zitting beoordeeld.
Het Hof oordeelt dat de bewijslast voor de aftrekbaarheid van de juridische kosten en overige lasten bij de belanghebbende ligt. De belanghebbende heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat deze kosten in de ondernemingsfeer liggen. Er is geen inzicht gegeven in de samenstelling van de kosten en of deze ten behoeve van de onderneming zijn gemaakt. De stellingen van de belanghebbende zijn niet onderbouwd met voldoende concrete feiten en omstandigheden. Het Hof concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De proceskosten worden niet toegewezen.