ECLI:NL:GHSGR:2010:BL6513

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.023.213.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Dusamos
  • M. Labohm
  • M. Mertens-de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil inzake boedelverdeling en niet-ontvankelijkheid in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een geschil inzake de boedelverdeling tussen de man en de vrouw na hun scheiding. De man is op 12 januari 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Rotterdam, gedateerd 13 oktober 2008, en de herstelbeschikking van 26 november 2008. In de herstelbeschikking was de vrouw veroordeeld om aan de man een bedrag van € 62.196,61 te betalen ten titel van overbedeling. De man verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een hoger bedrag van € 103.342,34 te bepalen dat de vrouw aan hem zou moeten betalen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 januari 2010 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De vrouw heeft ter zitting verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel zijn verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft vastgesteld dat de man niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, wat betekent dat hij niet duidelijk heeft gemaakt waartegen zijn bezwaren zich richten. Dit gebrek aan duidelijkheid heeft geleid tot de conclusie dat het hof de inhoud van zijn appel niet kan beoordelen.

Uiteindelijk heeft het hof de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, omdat hij niet aan de vereisten voor een goede procesorde heeft voldaan. Deze beslissing is genomen op 17 februari 2010 en is uitgesproken in een openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 17 februari 2010
Zaaknummer : 200.023.213.01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 06-1097
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.P.V. den Engelsman te Rotterdam,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. C.W.F. Jansen te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 12 januari 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 13 oktober 2008, en de herstelbeschikking van 26 november 2008, van de rechtbank Rotterdam.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 22 juni 2009 en 10 juli 2009 (aanvullende) stukken ingekomen.
Van de zijde van de vrouw is bij het hof op 20 januari 2010 een brief ingekomen.
Op 29 januari 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de daarin genoemde tussenbeschikking, alsmede naar de herstelbeschikking van 26 november 2008. In laatstgenoemde beschikking is – voor zover hier van belang – de vrouw veroordeeld om ten titel van overbedeling aan de man een bedrag van € 62.196,61 te betalen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het bedrag dat de vrouw, met behoud van de boedelverdeling zoals door de rechtbank vastgesteld, ten titel van overbedeling aan de man dient te betalen.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking en de herstelbeschikking van (het hof leest:) 26 november 2008 te vernietigen, en voorts te bepalen dat de vrouw, met instandhouding van de boedelverdeling in eerste instantie, wordt veroordeeld ten titel van overbedeling aan de man te betalen een bedrag van € 103.342,34.
3. De vrouw heeft ter terechtzitting verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren, danwel zijn verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. Het hof overweegt als volgt. Een goede procesorde brengt met zich mee dat appellant de processtukken zodanig dient in te richten dat het voor de wederpartij alsmede voor de rechter duidelijk is waartegen de bezwaren zich richten betreffende de bestreden beschikking.
5. Bij brief van 20 januari 2010 heeft de vrouw aangegeven dat het haar niet duidelijk is waartegen de bezwaren van de man zich richten. Dit standpunt heeft de vrouw ter terechtzitting herhaald. Ook uit de toelichting van de man ter terechtzitting is het noch de wederpartij, noch het hof duidelijk geworden waartegen de bezwaren van de man zich richten. Het enige wat het hof heeft begrepen is dat de man het niet eens is met het eindbedrag dat hij van de vrouw ten titel van overbedeling heeft ontvangen.
6. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen, is het hof van oordeel dat de man niet aan zijn stelplicht heeft voldaan, hetgeen voor zijn rekening en risico komt. De man dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard nu het hof de inhoud van zijn appel niet kan beoordelen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Labohm en Mertens-de Jong, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2010.