GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 3 februari 2010
Zaaknummer : 105.011.298/01
Rekestnummer : 726-H07
Rekestnr. rechtbank : 06-5947
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.C.M. van Lieshout te ‘s-Gravenhage,
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advcoaat mr. S. Zijdenbos te Delft,
[de man],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. S. Zijdenbos te Delft.
HET VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 14 mei 2008 waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
Bij die beschikking heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 7 maart 2007 bekrachtigd, voor zover daarbij het verzoek van de vader om hem (mede) met het gezag over [de minderjarige] te belasten, is afgewezen en heeft het hof, alvorens nader te beslissen, bepaald dat partijen binnen zeven maanden na 14 mei 2008 het hof schriftelijk zullen rapporteren over het verloop en de resultaten van de procedure in eerste aanleg omtrent de proefomgangsregeling. Het hof heeft de behandeling van de verzoeken van de moeder en de man hen met het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] te belasten en tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] in de geslachtsnaam van de moeder aangehouden.
Bij brief, ingekomen bij het hof op 30 oktober 2009, heeft de advocaat van de moeder en de man het hof een beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 21 oktober 2009 doen toekomen, waarin is bepaald dat tussen de vader en [de minderjarige] een omgangsregeling zal gelden zoals opgenomen in de aan die beschikking gehechte eindrapportage.
Bij brief, ingekomen bij het hof op 17 november 2009, heeft de advocaat van de moeder en de man het hof, onder meer, bericht dat het primaire verzoek om de moeder en de man gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige] te belasten, alsmede het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] in de geslachtsnaam van de moeder, worden gehandhaafd.
Bij fax, ingekomen bij het hof op 11 december 2009, heeft de advocaat van de moeder het hof bericht dat kennis is genomen van de fax van 2 december 2009 van de advocaat van de vader.
Bij brief, ingekomen bij het hof op 17 december 2009, heeft de advocaat van de vader het hof de hiervoor genoemde fax van 2 december 2009 doen toekomen.
Bij brief, ingekomen bij het hof op 18 januari 2010, heeft de advocaat van vader namens de vader een reactie gegeven op voormelde fax van de advocaat van de moeder, ingekomen bij het hof op 11 december 2009.
Gelet op de inhoud van de hiervoor vermelde nader ingekomen stukken acht het hof zich thans voldoende ingelicht om een eindbeschikking te nemen.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn thans nog de verzoeken van de moeder en de man betreffende het gezag ten aanzien van de [minderjarige], geboren [in] 1998, te ’s-Gravenhage, alsmede de wijziging van de geslachtsnaam [X] van [de minderjarige] in [Y].
2. Het hof acht zich, gelet op de (nader) ingekomen stukken, thans in staat een verantwoorde beslissing te nemen over de grieven van de vader gericht tegen de beslissingen van de rechtbank de moeder en de man ingevolge artikel 1:253t BW gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige] te belasten en de geslachtsnaam van [de minderjarige] te wijzigen in Kakebeen.
Gezamenlijk gezag (artikel 1:253t BW)
3. Ingevolge artikel 1:253t, eerste lid, BW kan de rechtbank, indien het gezag over een kind bij één ouder berust, op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind belasten. Ingevolge het derde lid van artikel 1:253t BW wordt het verzoek afgewezen indien, mede in het licht van de belangen van een andere ouder, gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.
4. Gebleken is dat de moeder en de man het van belang achten dat [de minderjarige] contacten met de vader onderhoudt. Dit heeft bevestiging gekregen in een beschikking van de kinderrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage van 21 oktober 2009. De kinderrechter heeft bepaald dat er een omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] zal gelden zoals opgenomen in de aan die beschikking gehechte eindrapportage. Partijen houden zich aan die omgangsregeling en hebben zich mitsdien ingezet voor goede omgangscontacten tussen de vader en [de minderjarige]. Voorts is gebleken dat partijen in staat zijn tot communicatie aangaande [de minderjarige]. Daarnaast staat vast dat de minderjarige zich in belangrijke mate met haar leefsituatie in het gezin van de moeder en de man identificeert. De wens van de gezinsleden om juridische situatie met de feitelijke situatie in overeenstemming te brengen is, gelet op het duurzame karakter van de feitelijke situatie, niet onbegrijpelijk.
Het hof is dan ook van oordeel dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden die er op wijzen dat bij inwilliging van het verzoek van de moeder en de man er gegronde vrees bestaat dat, mede in het licht van de belangen van de vader, de belangen van [de minderjarige] zullen worden verwaarloosd. De bestreden beschikking zal in zoverre worden bekrachtigd.
Wijziging geslachtsnaam (artikel 1:253t BW)
5. Ingevolge artikel 1:253t, vijfde lid, BW kan een verzoek als bedoeld in het eerste lid vergezeld gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander. Een zodanig verzoek wordt afgewezen, indien a. het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd met het verzoek; b. het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen; of c. het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
6. Het hof is van oordeel dat niet is gebleken dat sprake is van één van de in artikel 1:253t, vijfde lid, sub a t/m c genoemde gevallen, op grond waarvan het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam dient te worden afgewezen. Het verzoek van de moeder en de man tot vaststelling van het gezamenlijk gezag is toegewezen en er is naar het oordeel van het hof geen sprake van een situatie waarin het belang van [de minderjarige] zich tegen toewijzing van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam verzet. [de minderjarige] maakt reeds lange tijd deel uit van het gezin van de moeder en identificeert zich met de moeder, waarbij het hof het in het belang van [de minderjarige] acht dat zij de achternaam van de moeder ook officieel zal dragen.
Gelet hierop zal het hof de bestreden beschikking ook in zoverre bekrachtigen.
7. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover daarbij is bepaald dat de moeder, [de moeder], en [de man], wonende te [woonplaats], worden belast met het gezamenlijk gezag over de [de minderjarige]rjarige], geboren [in] 1998 te [woonplaats] en voor zover daarbij de geslachtsnaam [X] van [de minderjarige] is gewijzigd in [Y].
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Van Leuven en Van der Kuijl, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2010.