ECLI:NL:GHSGR:2010:BL7383

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.047.425.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van de Poll
  • M. van Leuven
  • H. Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling van minderjarige door grootouders

In deze zaak hebben de grootouders in hoger beroep beroep ingesteld tegen de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam, waarbij hun minderjarige kleinkind onder toezicht was gesteld. De grootouders, bijgestaan door hun advocaat, hebben betoogd dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet aanwezig zijn en dat zij in staat zijn om in de basisbehoeften van hun kleinkind te voorzien. De raad voor de kinderbescherming, die als verweerder optrad, heeft de ondertoezichtstelling verdedigd en gesteld dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie en de ontwikkeling van het kind.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 januari 2010 zijn de grootouders en vertegenwoordigers van de raad en Jeugdzorg verschenen. De vader en moeder van het kind zijn niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De grootouders hebben aanvullende stukken ingediend en de raad heeft een raadsrapport overgelegd. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door de rechtbank zijn vastgesteld, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

Het hof heeft overwogen dat een ondertoezichtstelling alleen kan worden verleend indien de gronden daarvoor aanwezig zijn, zoals vermeld in artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek. Na beoordeling van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting, is het hof tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende gronden waren voor de ondertoezichtstelling van meet af aan. De zorgen die door de raad zijn geuit, zijn niet voldoende geconcretiseerd en de omstandigheden van de grootmoeder en haar verantwoordelijkheden zijn niet op zichzelf een reden om aan te nemen dat de geestelijke belangen van het kind ernstig worden bedreigd.

Het hof heeft daarom de bestreden beschikking vernietigd en het inleidende verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 3 februari 2010
Zaaknummer : 200.047.425/01
Rekestnr. rechtbank : J2 RK 09-1005
[appellant sub 1],
en
[appellant sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de grootouders,
advocaat mr. J. van den Ende te Rotterdam,
tegen
de raad voor de kinderbescherming, regio Rotterdam-Rijnmond,
locatie Rotterdam,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [belanghebbende sub 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
2. [belanghebbende sub 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
3. de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De grootouders zijn op 26 oktober 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van
7 oktober 2009 van de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam.
De raad heeft geen verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de grootouders zijn bij het hof op 5 januari 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de raad is bij het hof op 4 januari 2010 het raadsrapport van 2 juli 2009 ingekomen.
Op 7 januari 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de grootouders, bijgestaan door hun advocaat, en namens de raad: mevrouw P.M. van Vessem. Namens Jeugdzorg zijn verschenen: de heer A.D. Plak, mevrouw D. van de Pluim en mevrouw J.M. Albizzai. De vader en de moeder zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de hierna te noemen minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar met benoeming van Jeugdzorg tot stichting in de zin van de Wet op de jeugdzorg. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. De grootouders zijn belast met de voogdij over [de minderjarige]. [de minderjarige] verblijft thans bij de grootouders.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de ondertoezichtstelling van de minderjarige:
[de minderjarige], geboren [in] 2006 te [geboorteplaats], hierna verder: [de minderjarige].
2. De grootouders verzoeken het beroep gegrond te verklaren en de bestreden beschikking te vernietigen, althans een beslissing te nemen die het hof zal vermenen te behoren.
3. De raad bestrijdt het beroep en verzoekt, naar het hof begrijpt, de bestreden beschikking te bekrachtigen.
3. De grootouders betwisten dat de gronden die hebben geleid tot de ondertoezichtstelling aanwezig zijn en stellen dat zij in staat zijn om in de basisbehoeften van [de minderjarige] te voorzien. De grootouders zijn van mening dat de ondertoezichtstelling ten onrechte alleen tot doel heeft om de thuissituatie in kaart te brengen. De mogelijkheid tot ambulante hulpverlening is door Jeugdzorg onvoldoende onderzocht. Voorts stellen de grootouders dat de rapportage van de raad geen goed beeld geeft van de huidige situatie nu het rapport slechts is gebaseerd op de, onvoldoende gefiatteerde en verouderde, informatie.
4. Uit het rapport van de raad komt naar voren dat volgens de raad de gronden voor de ondertoezichtstelling aanwezig zijn. Er bestaan zorgen omtrent mogelijke overbelasting van de grootmoeder evenals over de forse problemen tussen de grootouders en de vader. Ook het feit dat er fysieke escalaties hebben plaatsgehad in de woning van de grootouders noemt de raad zorgelijk. Een ondertoezichtstelling blijft noodzakelijk. Hulpverlening op vrijwillige basis zal naar alle waarschijnlijkheid falen.
5. Jeugdzorg heeft ter terechtzitting verklaard dat er geen sprake is van een ontwikkelingsbedreiging. Het gaat goed met [de minderjarige].
6. Het hof overweegt als volgt. Een ondertoezichtstelling kan slechts worden verleend indien de gronden daarvoor, zoals vermeld in artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek, aanwezig zijn. Bij zijn beoordeling dient het hof derhalve te onderzoeken of [de minderjarige] bij het uitblijven of beëindigen van de ondertoezichtstelling zodanig zal opgroeien, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen dan wel gezondheid ernstig worden bedreigd en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald, of naar is te voorzien, zullen falen.
7. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof niet gebleken dat voldoende gronden voor de ondertoezichtstelling van meet af aan aanwezig waren. Het hof is van oordeel dat de raad heeft nagelaten om de door haar vermelde zorgen en problemen in de opvoeding van [de minderjarige] nader te concretiseren. Ook ter terechtzitting is door de raad niet duidelijk gemaakt waar de ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] volgens de raad uit bestaat. De omstandigheid dat de grootmoeder twee banen uitoefent alsook de gedeelde zorg heeft voor haar eigen drie kinderen en [de minderjarige], is op zichzelf geen aanleiding om aan te nemen dat de geestelijke belangen of gezondheid van [de minderjarige] ernstig worden bedreigd. Het hof is gebleken dat de doelen van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] alle zijn gelegen in het belang dat er zicht bestaat op de verdere ontwikkeling van [de minderjarige] en op de strijd die tussen de grootouders en de vader woedt. Voor dergelijke doelen is de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk, nu niet gebleken is dat [de minderjarige] in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Onder deze omstandigheden bestaat naar het oordeel van het hof onvoldoende grond om de ondertoezichtstelling te handhaven. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en het inleidende verzoek van de raad alsnog afwijzen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor en opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige], geboren [in] 2006 te [geboorteplaats], af;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van de Poll, Van Leuven en Hulsebosch bijgestaan door mr. Pol als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2010.