4. De grief van [appellante] is gericht tegen de afwijzing van haar vordering in conventie in het tweede vonnis. In haar toelichting op de grief heeft [appellante], samengevat, de volgende stellingen betrokken:
a. De grief is in het bijzonder gericht op de volgende overwegingen die de kantonrechter aan de afwijzing van de vordering ten grondslag heeft gelegd:
- [appellante] heeft niet of onvoldoende het verweer van MPR weersproken dat de eerste en tweede factuur door MPR zijn verrekend of betaald;
- niet gesteld of gebleken is dat de verrekening of betaling van deze facturen tot stand is gekomen door de inschakeling van de incassogemachtigde van [appellante];
- de eerst in de akte houdende rectificatie in conventie (akte) gepresenteerde wijziging van eis, gebaseerd op de non-betaling van twee andere facturen (de derde en de vierde factuur) is in strijd met de goede procesorde, omdat de afhandeling van deze nieuwe kwestie, gelet op het verweer hiertegen door MPR, tot een onwenselijke vertraging van de procedure zou leiden.
b. Aanvankelijk heeft [appellante] de betaling door MPR gevorderd van € 3.976 van twee nog openstaande facturen (de eerste en tweede factuur). Gedurende de loop van de procedure is het [appellante] duidelijk geworden dat dit bedrag € 4.101 beloopt, dat voor een groot deel betrekking heeft op twee andere openstaande facturen (de derde en vierde factuur), zoals zij in haar akte heeft uiteengezet en met bewijsstukken heeft gestaafd. Hiertegen heeft MPR in haar conclusie van dupliek in reconventie uitvoerig verweer gevoerd. Vervolgens heeft [appellante] in een nadere conclusie geantwoord. Tot slot heeft [appellante] in haar brief aan de kantonrechter van 31 mei 2007 gemotiveerd gesteld dat MPR niet bereid is gebleken om te bewijzen dat de bij [appellante] openstaande facturen zijn betaald, hoewel MPR dit wel had gesteld. Gelet op dit een en ander heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat de wijziging van eis in strijd met de goede procesorde is en dat afhandeling van deze nieuwe kwestie tot een onwenselijke vertraging van de procedure leidt. Zo nodig wenst [appellante] een eventuele omissie in eerste aanleg te herstellen en haar vordering integraal aan het oordeel van het hof te onderwerpen.
c. De kantonrechter had op grond van de door [appellante] overgelegde bewijsstukken, in het bijzonder de producties 11, 15, 16 en 17, en haar toelichting hierop, alsmede het door MPR hiertegen gevoerde verweer, de vordering moeten toewijzen, dan wel partijen in de gelegenheid moeten stellen haar stellingen en weren nader aan te vullen of met bewijsstukken te staven.
d. MPR heeft tot nog toe geweigerd om de betaling van de betrokken facturen aan te tonen. Indien en voor zover enige bewijslast op [appellante] rust, is zij bereid aanvullend bewijs te leveren van haar vordering en […], directeur van [appellante], en […], belastingadviseur van [appellante], als getuigen te doen horen. Deze getuigen kunnen een verklaring afleggen over de onbetaald gebleven facturen en over de werkzaamheden die aan deze facturen ten grondslag zijn gelegd.