ECLI:NL:GHSGR:2010:BL9390

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.050.970.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Leuven
  • A. de Haan-Boerdijk
  • L. Linsen-Penning de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling van minderjarigen met zorgen over gezinssituatie en procesorde

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 9 september 2009, waarbij de ondertoezichtstelling van haar minderjarige kinderen is verlengd. De moeder, bijgestaan door haar advocaat, heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de duur van de ondertoezichtstelling op twaalf maanden heeft gesteld in plaats van zes maanden. Het hof overweegt dat de grief van de moeder niet tijdig is ingediend, waardoor deze niet in behandeling kan worden genomen. Daarnaast stelt de moeder dat er sprake is van schending van de beginselen van goede procesorde, omdat zij geen verweer heeft kunnen voeren en dat een van de minderjarigen niet is gehoord. Het hof oordeelt dat de moeder voldoende gelegenheid heeft gehad om haar standpunt in hoger beroep kenbaar te maken en dat de rechtbank haar op de hoogte heeft gesteld van de verzoekschriften. Het hof concludeert dat er geen sprake is van schending van de goede procesorde.

Vervolgens beoordeelt het hof de verlenging van de ondertoezichtstelling. Het hof stelt vast dat de gronden voor een ondertoezichtstelling, zoals vermeld in artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek, aanwezig moeten zijn. Het hof komt tot de conclusie dat de ontwikkeling van de minderjarigen niet ernstig werd bedreigd en dat er onvoldoende zorgelijke signalen zijn om de ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De bestreden beschikking ten aanzien van de minderjarigen wordt vernietigd, behalve voor de minderjarige met de naam [de minderjarige sub a], waarvoor de wettelijke gronden voor ondertoezichtstelling wel aanwezig zijn. Het hof bekrachtigt de beschikking voor deze minderjarige, omdat zijn situatie zorgwekkend is en een stabiele opvoeding vereist. De beslissing van het hof is genomen op 17 februari 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 17 februari 2010
Zaaknummer : 200.050.970.01
Rekestnr rechtbank. : J2 RK 09-1008
[appellant],
wonende te [geboorteplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.A.J. de Nijs te Rotterdam,
tegen
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming,
kantoor houdende te Diemen,
hierna te noemen: de WSJ.
Als belanghebbende is aangemerkt:
1. [belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 8 december 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 9 september 2009 van de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam en de herstelbeschikking van 11 november 2009 van de rechtbank te Rotterdam.
De WSJ heeft op 19 januari 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 15 januari 2010 en op 18 januari 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 20 januari 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en namens de WSJ mevrouw M. Apfel en mevrouw L. Segers. Voorts is de vader verschenen. Tevens is verschenen de heer A.K. Osman, tolk in de Somalische en Arabische taal. De tolk heeft de belofte afgelegd. De aanwezigen hebben het woord gevoerd. De hierna te noemen minderjarige [sub b] is in raadkamer gehoord.
De moeder heeft ter terechtzitting haar beroep aangevuld.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van 9 september 2009 en de herstelbeschikking van 11 november 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
Bij de beschikking van 9 september 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage is de ondertoezichtstelling van de minderjarigen:
- [minderjarige], geboren [in] 1996 te [geboorteplaats], hierna: [de minderjarige sub a],
- [minderjarige], geboren [in] 1996 te [geboorteplaats], hierna: [de minderjarige sub b],
- [minderjarige], geboren [in] 2004 te [geboorteplaats], hierna: [de minderjarige sub c],
- [minderjarige], geboren [in] 2006 te [geboorteplaats], hierna: [de minderjarige sub d],
- [minderjarige], geboren [in] 2006 te [geboorteplaats], hierna: [de minderjarige sub e],
verlengd tot 12 augustus 2010. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Bij de herstelbeschikking van 11 november 2009 van voormelde rechtbank is het dictum van voormelde beschikking verbeterd in dier voege dat de verlenging van de ondertoezichtstelling eveneens betrekking heeft op de minderjarige:
- [minderjarige], geboren [in] 2008 te [geboorteplaats], hierna: [de minderjarige sub f].
De minderjarigen worden hierna tezamen aangeduid als de kinderen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de ondertoezichtstelling van de kinderen.
2. De moeder verzoekt de (verbeterde) bestreden beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek van de WSJ alsnog af te wijzen.
3. De WSJ bestrijdt het beroep en verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. De moeder stelt zich op het standpunt dat de beginselen van goede procesorde zijn geschonden en dat de gronden voor de ondertoezichtstelling ontbreken. Het gaat goed met de kinderen en er is weinig tot geen contact met de gezinsvoogd. Ter terechtzitting heeft de moeder haar grieven aangevuld met het standpunt dat de rechtbank ten onrechte de duur van de ondertoezichtstelling heeft verlengd voor twaalf maanden in plaats van zes maanden.
4. De WSJ stelt zich op het standpunt dat de gronden voor de ondertoezichtstelling (nog steeds) aanwezig zijn. Er is geen zicht op de gezinssituatie en er bestaan zorgen over huiselijk geweld. De ouders staan niet open voor hulpverlening en de samenwerking verloopt moeizaam. Ook worden gemaakte afspraken door hen afgezegd. Van schending van de goede procesorde is naar de mening van de WSJ geen sprake.
5. Het hof overweegt als volgt.
Nieuwe grief
6. Het hof gaat voorbij aan de grief van de moeder dat de rechtbank de duur van de ondertoezichtstelling op zes maanden in plaats van twaalf maanden had moeten stellen, nu uit artikel 359 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) volgt dat deze grief niet tijdig is ingediend. Het hof merkt hierbij op dat door of namens de moeder met betrekking tot deze grief geen omstandigheden zijn gesteld die pas na de termijn waarbinnen het hoger beroep kon worden ingesteld, zijn opgekomen.
Schending van het beginsel van de goede procesorde
7. Voorzover de moeder heeft bedoeld te betogen dat er sprake is van schending van de beginselen van goede procesorde doordat de rechtbank de beschikking van 9 september 2009 ongevraagd heeft verbeterd faalt deze grief, nu op grond van artikel 31 Rv een beschikking ten alle tijde niet alleen op verzoek van een partij maar ook ambtshalve door de rechter kan worden verbeterd. De moeder stelt verder dat zij geen verweer heeft kunnen voeren en dat [de minderjarige sub b] niet is gehoord. Het hof gaat voorbij aan deze stelling van de moeder nu zij haar standpunt in hoger beroep alsnog heeft kunnen weergeven en [de minderjarige sub b] voldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn mening in hoger beroep kenbaar te maken. Uit het overgelegde procesdossier en de bestreden beschikking is voorts op te maken dat de moeder door de rechtbank wel in kennis is gesteld van de verzoekschriften en dat [de minderjarige sub b] wel is opgeroepen voor verhoor maar dat de moeder en [de minderjarige sub b] daarop niet hebben gereageerd. Het hof hecht in dat verband belang aan de brief d.d. 14 oktober 2009 van de advocaat van de moeder aan de rechtbank, waarin wordt aangegeven dat de moeder niet heeft begrepen dat ze had moeten aangeven dat ze een zitting wenste. Dit komt naar het oordeel van het hof voor haar risico. Het betoog van de moeder dat zij geen kennis heeft kunnen nemen van het inleidend verzoekschrift faalt eveneens, nu zij de gelegenheid om stukken alsnog op te vragen ruimschoots aan zich voorbij heeft laten gaan. Van schending van de beginselen van goede procesorde is naar het oordeel van het hof geen sprake.
Ondertoezichtstelling
8. Een ondertoezichtstelling kan slechts worden verlengd indien de gronden daarvoor, zoals vermeld in artikel 1:254 van het Burgerlijk Wetboek, nog steeds aanwezig zijn. Bij zijn beoordeling van het verlengingsverzoek zal de rechter derhalve moeten onderzoeken of de kinderen bij het uitblijven van de verzochte verlenging zodanig zullen opgroeien, dat hun zedelijke of geestelijke belangen dan wel hun gezondheid ernstig worden bedreigd en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.
[de minderjarige sub b] [de minderjarige sub c], [de minderjarige sub d], [de minderjarige sub e] en [de minderjarige sub f]
9. Ten aanzien van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige sub b] [de minderjarige sub c], [de minderjarige sub d], [de minderjarige sub e] en [de minderjarige sub f] overweegt het hof als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat de ontwikkeling van [de minderjarige sub b] [de minderjarige sub c], [de minderjarige sub d], [de minderjarige sub e] en [de minderjarige sub f] bij aanvang van de ondertoezichtstelling ernstig werd bedreigd. Weliswaar waren er enkele zorgelijke signalen maar die waren niet voldoende om van een ernstige bedreigde ontwikkeling te kunnen spreken. Vanaf het begin van de ondertoezichtstelling in 2008 heeft Jeugdzorg weinig tot geen contact gehad met het gezin van de moeder, waardoor Jeugdzorg dan wel de WSJ geen zicht heeft gekregen op de gezinssituatie. In de periode van de ondertoezichtstelling zijn er geen zorgelijke signalen (meer) geuit over de gezinssituatie van de moeder. Het hof is dan ook van oordeel dat van een bedreigende situatie onvoldoende is gebleken en dat de bestreden beschikking ten aanzien van [de minderjarige sub b] [de minderjarige sub c], [de minderjarige sub d], [de minderjarige sub e] en [de minderjarige sub f], dient te worden vernietigd.
[de minderjarige sub a]
10. Ten aanzien van [de minderjarige sub a] is het hof van oordeel dat de wettelijke gronden voor een ondertoezichtstelling wel aanwezig zijn. Er zijn al geruime tijd ernstige zorgen over de situatie van [de minderjarige sub a]. Zijn verstandelijke en lichamelijke handicaps vereisen een stabiele, veilige en gestructureerde opvoeding met behulp van derden. Ouders hebben daarvoor in het verleden onvoldoende opengestaan. Het hof acht het positief dat de moeder zich actief opstelt, onder meer door het inschakelen van dagopvang voor [de minderjarige sub a]. Het hof is evenwel van oordeel dat met deze positieve ontwikkeling het geestelijke belang en de gezondheid van [de minderjarige sub a] onvoldoende zijn gewaarborgd. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de zorg voor zes kinderen, waaronder twee met handicaps, een grote draaglast voor de moeder betekent. Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van [de minderjarige sub a] bekrachtigen.
11. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikkingen ten aanzien van:
- [minderjarige sub b], geboren [in] 1996 te [geboorteplaats],
- [minderjarige sub c], geboren [in] 2004 te [geboorteplaats],
- [minderjarige sub d], geboren [in] 2006 te [geboorteplaats],
- [minderjarige sub e], geboren [in] 2006 te [geboorteplaats],
- [minderjarige sub f], geboren [in] 2008 te [geboorteplaats];
en wijst te hunnen aanzien het inleidende verzoek, strekkende tot verlenging van de ondertoezichtstelling alsnog af;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, De Haan-Boerdijk, Linsen-Penning de Vries, bijgestaan door mr. Pol als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 februari 2010.