ECLI:NL:GHSGR:2010:BM0084

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.008.643.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Leuven
  • A. Bouritius
  • F. Fockema Andreae-Hartsuiker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van curatele en de rol van de psychiater in de geestelijke gezondheid van de betrokkene

In deze zaak, die op 20 januari 2010 door het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, ging het om de curatele van een betrokkene die als zwakbegaafd werd beschouwd. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.M.L. Theelen, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking. De zaak betrof de beoordeling van de geestelijke gezondheid van de betrokkene en de noodzaak van curatele. De psychiater M.S. Abdoelbasier had vragen beantwoord over de geestelijke toestand van de betrokkene en de relatie met zijn financiële situatie. Het hof oordeelde dat de psychiater zijn oordeel had gebaseerd op de uitlatingen en gedragingen van de betrokkene zelf, ondanks de aanwezigheid van een vriend die de betrokkene onder druk zette.

Het hof handhaafde de eerdere beschikking van 15 juli 2009, waarin werd vastgesteld dat de betrokkene niet in staat was om zijn financiële en zorgbelangen adequaat te behartigen. De psychiater had aangegeven dat de betrokkene door zijn zwakbegaafdheid niet in staat was om de noodzakelijke keuzes te maken. Het hof concludeerde dat de bescherming van de betrokkene niet kon worden gewaarborgd zonder ondercuratelestelling, gezien de invloed van zijn vriend en de risico's die dit met zich meebracht voor de zorgverlening.

Uiteindelijk bekrachtigde het hof de bestreden beschikking, waarmee de curatele werd gehandhaafd. Deze uitspraak benadrukt de belangrijke rol van deskundigen in zaken van curatele en de noodzaak om de belangen van kwetsbare personen te beschermen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 20 januari 2010
Zaaknummer : 200.008.643.01
Rekestnr. rechtbank : 08-80084
[naam],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat mr. R.M.L. Theelen te ‘s-Gravenhage,
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. de Advocaat-Generaal bij het ressortsparket te ‘s-Gravenhage,
2. [curator],
kantoor houdende te Zoetermeer,
hierna te noemen: de curator,
advocaat mr. M.L. Kleyn te ‘s-Gravenhage.
HET VERDERE PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof heeft op 15 juli 2009 in deze zaak een beschikking gegeven waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Bij die beschikking is bepaald dat M.S. Abdoelbasier, psychiater, in de gelegenheid wordt gesteld de in voornoemde beschikking onder rechtsoverweging 10 genoemde vragen te beantwoorden en is de behandeling van de zaak aangehouden tot 19 september 2009 pro forma.
Op 9 september 2009 is door het hof ontvangen een brief van 4 september 2009 van M.S. Abdoelbasier waarin de door het hof gestelde vragen zijn beantwoord.
Partijen zijn op 23 september 2009 door het hof in de gelegenheid gesteld te reageren op deze brief.
De Advocaat-Generaal bij het ressortsparket te ’s-Gravenhage heeft op 5 oktober 2009 aan het hof laten weten niet inhoudelijk te zullen reageren op de brief van de informant van 4 september.
Van de zijde van de curator is bij het hof op 14 oktober 2009 een reactie op de brief van 4 september 2009 ingekomen.
Van de zijde van de betrokkene is bij het hof op 15 oktober 2009 een reactie op de brief van 4 september 2009 ingekomen.
Het hof acht zich voldoende voorgelicht om tot een eindbeslissing te komen.
DE VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. Het hof handhaaft al hetgeen het bij de beschikking van 15 juli 2009 heeft overwogen en beslist. Het hof acht zich thans voldoende voorgelicht om een eindbeslissing te nemen.
2. Aan M.S. Abdoelbasier (hierna: de psychiater) zijn een vijftal vragen ter beantwoording voorgelegd, te weten:
1. Is de betrokkene bij u onder behandeling of onder behandeling geweest? Zo ja, in welke periode?
2. Heeft u de betrokkene in een persoonlijk contact gesproken en onderzocht met het oog op de door u af te geven geneeskundige verklaring? Zo ja, wanneer?
3. Is u bekend dat er in 2007 sprake is geweest van een toename van de schulden? Zo ja, uit welke bron?
4. Wat is het oorzakelijk verband tussen de door u aangetroffen geestelijke stoornis en de toename van de financiële schulden, de dreiging van huisvestingsverlies en de maatschappelijke teloorgang?
5. Kunt u uiteenzetten waarom niet met een minder verstrekkend middel dan de curatele kan worden volstaan?
3. Deze vragen heeft de psychiater in zijn brief van 4 september 2009 -zakelijk weergegeven- als volgt beantwoord:
1. Ik ben nooit bij de behandeling van betrokkene betrokken geweest;
2. Ik heb betrokkene op 1 augustus 2007 met het oog op de af te geven geneeskundige verklaring in een persoonlijk contact gesproken en onderzocht;
3. Mij is niet bekend in hoeverre er sprake is geweest van nieuwe schulden in 2007;
4./5. Betrokkene is een zwakbegaafde man die zich onvoldoende te weer kan stellen tegen zijn vriend [naam], die betrokkene onder druk zet om zijn financiën af te staan of banktegoeden op te nemen en die betrokkene tegenhoudt om het geëigende zorgtraject te doorlopen, als gevolg waarvan het verblijf van betrokkene bij de Kessler Stichting in gevaar dreigde te komen. Bij het onderzoek op 1 augustus 2007 had betrokkene geen besef van financiën, woonvoorziening en benodigde zorg en liet hij de vragen grotendeels beantwoorden door zijn vriend, die meent dat betrokkene geen hulp nodig heeft. Vanwege de zwakbegaafdheid is niet alleen sprake van problemen in het beheer van financiën, maar ook in het maken van adequate keuzes ten aanzien van benodigde zorg, behandeling en begeleiding.
4. Uit het antwoord op de vragen 1. en 2. blijkt dat de geneeskundige verklaring van 22 augustus 2007 is opgemaakt door een niet bij de behandeling van betrokkene, betrokken of betrokken geweest zijnde psychiater, en dat deze berust op onderzoek van betrokkene door deze psychiater zelf. Dit betekent dat aan genoemde geneeskundige verklaring de formele betekenis kan worden toegekend, die de rechter van eerste aanleg daaraan heeft gehecht. Anders dan de advocaat in zijn brief van 15 oktober 2009 kennelijk bedoelt, doet daaraan niet af dat betrokkene bij het gesprek met de psychiater was vergezeld van de vriend. Naar oordeel van het hof dient er immers van uit te worden gegaan dat de psychiater zijn oordeel over betrokkene heeft gebaseerd op de uitlatingen en gedragingen van betrokkene zelf.
5. Uit het (anders dan de advocaat stelt, wel degelijk gegeven) antwoord op de derde vraag volgt dat, voorzover uit de inhoud van de geneeskundige verklaring van 22 augustus 2007 wordt geconcludeerd dat aan de psychiater is gebleken dat betrokkene ook in 2007 nog schulden maakte, deze conclusie onjuist is. Dit brengt mee dat het ervoor dient te worden gehouden dat betrokkene in 2004 voor het laatst een schuld heeft gemaakt.
6. Het antwoord op de vragen 4. en 5. maakt duidelijk dat er naar het oordeel van de psychiater bij betrokkene sprake van is dat betrokkene door een geestelijke stoornis in de vorm van zwakbegaafdheid, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is zijn belangen op het terrein van financiën en benodigde zorg behoorlijk waar te nemen.
7. Ook wanneer er, zoals de advocaat stelt, van moet worden uitgegaan dat de financiële belangen van betrokkene reeds sedert november 2005 worden behartigd door de Kesslerstichting en nadien door Parnassia, moet in aanmerking worden genomen dat zulks berust op vrijwilligheid zijdens betrokkene. Ofschoon het vrijwillig toevertrouwen van zijn belangen aan dergelijke instellingen in het algemeen de vraag oproept of met deze vrijwilligheid niet kan worden volstaan, doet die vraag zich ten aanzien van betrokkene niet voor. In het verleden bedreigde immers het overwicht van [naam] op betrokkene de ongestoorde voortzetting van de noodzakelijke hulp- en zorgverlening aan betrokkene en dat dit gevaar niet is geweken blijkt naar het oordeel van het hof genoegzaam uit het zijdens betrokkene niet betwiste relaas door de psychiater van het onderzoek op 1 augustus 2007. Daaruit vloeit voort dat met een minder ingrijpend middel dan ondercuratelestelling niet kan worden volstaan om betrokkene de bescherming te bieden die hij behoeft.
8. Het vorenoverwogene brengt aldus met zich dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen en zal beslissen als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Bouritius en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Braat als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2010.