GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 3 februari 2010
Zaaknummer : 200.023.390/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-8345
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.M.J. Bos te Dordrecht,
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.G. Hoogerwerf te Dordrecht.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 20 januari 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 22 oktober 2008 van de rechtbank Dordrecht (hierna: de bestreden beschikking).
De vrouw heeft op 25 augustus 2009 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 17 juli 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op 28 oktober 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
Nadien zijn, volgens afspraak ter zitting, de volgende stukken bij het hof ingekomen:
- een brief van de advocaat van de vrouw van 13 november 2009 met producties;
- een brief van de advocaat van de man van 20 november 2009 met producties.
Op 26 november 2009 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en voor zover voor het hof van belang bepaald, dat de tussen partijen bestaande gemeenschap wordt verdeeld als volgt:
- ieder der partijen behoudt de inboedelgoederen die hij/zij thans in bezit heeft;
- ieder der partijen is gerechtigd tot de helft van het spaarsaldo bij de ABN AMRO ten name van de man;
- ieder der partijen is gehouden de helft van de schulden bij de ABN AMRO voor zijn/haar rekening te nemen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. In hoger beroep is voorts komen vast te staan dat de echtscheiding op [datum] is ingeschreven in het daartoe bestemde register:
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de verdeling van de gemeenschap.
2. De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover in deze uitspraak bepaald is dat de tussen partijen bestaande gemeenschap wordt verdeeld als volgt:
- ieder der partijen behoudt de inboedelgoederen die hij/zij thans in bezit heeft;
- ieder der partijen is gerechtigd tot de helft van het spaarsaldo bij de ABN AMRO ten name van de man;
- ieder der partijen is gehouden tot de helft van de schulden bij de ABN AMRO voor zijn/haar rekening te nemen
en opnieuw beschikkende te bepalen dat:
- de vrouw veroordeeld wordt tot betaling van een bedrag van € 25.000,- (zegge: vijfentwintig duizend euro en nul eurocent) aan de man, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van inschrijving echtscheidingsbeschikking althans een door het hof in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening;
- de tussen partijen bestaande gemeenschap zal worden verdeeld als volgt:
- ieder der partijen behoudt de inboedelgoederen die hij/zij thans in bezit heeft;
- ieder der partijen is gerechtigd tot de helft van het spaarsaldo bij de ABN AMRO ten name van de man;
- ieder der partijen is gehouden tot de helft van de schulden bij de ABN AMRO voor zijn/haar rekening te nemen.
kosten rechtens.
3. De vrouw bestrijdt zijn beroep en verzoekt in principaal appel de man niet-ontvankelijk te verklaren althans het door hem in appel verzochte af te wijzen. In incidenteel appel verzoekt de vrouw de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarin is bepaald dat ieder der partijen is gehouden de helft van de schulden bij de ABN AMRO voor zijn/haar rekening te nemen en opnieuw beschikkende te bepalen dat in afwijking daarvan de man gehouden is de volledige schuld aan de ABN AMRO voor zijn rekening te nemen en de vrouw dienaangaande te vrijwaren. Tussen partijen is in oktober 2008 overeengekomen dat de man, in afwijking van hetgeen in eerste aanleg door de vrouw is verzocht, alle huwelijkse schulden op zich zou nemen en ten tijde van de schuldaflossing, door de vrouw zou worden gevrijwaard van het betalen van partner- en kinderalimentatie, aldus de vrouw. Voorts verzoekt de vrouw de man te veroordelen aan de vrouw alsnog te betalen de helft van de door hem ontvangen materiele schadevergoeding voor zover bestemd ter vervanging van arbeidsinkomen tijdens het huwelijk en voor zover nog aanwezig ten tijde van de inschrijving van de echtscheiding.
4. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep is overeengekomen uit te gaan van 21 januari 2009 als peildatum voor wat betreft de omvang en de waarde van de gemeenschap. Voorafgaand aan de comparitie heeft de vrouw, zoals door het hof verzocht, een boedelbeschrijving per peildatum in het geding gebracht. De man heeft niet, zoals gevraagd, een boedelbeschrijving overgelegd, maar in reactie op de boedelbeschrijving van de vrouw een aantal bankafschriften in het geding gebracht, die betrekking hebben op de drie door de vrouw genoemde bankrekeningen bij de ABN AMRO.
5. Voor wat betreft de inboedelgoederen zijn partijen het ter comparitie eens gebleken dat ieder de inboedelgoederen behoudt die hij of zij in bezit heeft. Het hof zal aldus beslissen.
6. Het hof overweegt omtrent de onderscheiden grieven als volgt.
7. De grief van de man komt er op neer dat de verdeling van de gemeenschap niet op de juiste wijze is geschied. De man heeft op [2005] een arbeidsongeval gehad en heeft als gevolg van dit ongeval een schadevergoeding van zijn werkgever ontvangen van € 50.000, -. Dit bedrag is op 8 augustus 2008 aan de man uitbetaald. Deze uitkering ziet op de geleden en nog te lijden schade als gevolg van verlies aan arbeidsvermogen en is derhalve aan de man verknocht op grond van artikel 1:94 lid 3 BW. Door deze verknochtheid valt de uitgekeerde schadevergoeding niet in de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap op grond waarvan de man een vergoedingsvordering heeft op de vrouw van € 25.000,-, aldus de man.
8. Door de vrouw wordt gesteld dat van de uitgekeerde schadevergoeding € 45.000, - betrekking heeft op de geleden en nog te lijden inkomensschade en dat de resterende € 5.000, - een immateriële schadevergoeding betreft. De vrouw acht de immateriële schadevergoeding verknocht aan de man, zodat deze niet in de gemeenschap valt. De materiele schadevergoeding daarentegen valt wel in de gemeenschap voor zover het dat gedeelte betreft dat bestemd is ter vervanging van het arbeidsinkomen ten tijde van het huwelijk. Gelet hierop stelt de vrouw dat zij recht heeft op de helft van de materiele schadevergoeding die betrekking heeft op de vervanging van het arbeidsinkomen ten tijde van het huwelijk. Het is aan de man om inzicht te geven welk gedeelte van de schadevergoeding dit betreft. Ten aanzien van het gedeelte van de uitkering dat ziet op inkomensderving na de echtscheiding en voor zover een gedeelte van dit bedrag is aangewend ten behoeve van de gemeenschap, kan ten hoogste gesteld worden dat de man een vergoedingsrecht op de gemeenschap heeft. Jegens de vrouw heeft hij geen vergoedingsrecht. In casu is een gedeelte van zowel de materiele als de immateriële schadevergoeding geconsumeerd waardoor de man, gelet op het consumptieve karakter van de uitkering, zijn vergoedingsrecht jegens de gemeenschap niet meer kan effectueren. Hierbij merkt de vrouw op dat partijen reeds vanaf 25 november 2006 niet meer samenleefden en dat de vrouw geen toegang had tot de rekening van de man, waardoor de door de man gedane uitgaven alle op eigen initiatief zijn geschied. De door de man betaalde schulden aan Wehkamp en Neckermann betroffen huishoudelijke schulden voortvloeiend uit het huwelijk. Tot slot merkt de vrouw op dat de man beschikt over de resterende schadevergoeding en er derhalve geen vordering op de vrouw kan rusten van € 25.000, -.
9. Het hof stelt vast dat partijen er voor wat betreft de uitkering aan de man van € 50.000,- van uit gaan dat daarvan € 45.000, - betrekking heeft op de geleden en nog te lijden inkomensschade, dat de resterende € 5.000, - een immateriële schadevergoeding betreft en dat laatstgenoemd bedrag verknocht is. De vrouw heeft ter gelegenheid van de comparitie aangegeven geen aanspraak te maken op enig deel van deze uitkering, indien de man, zoals op 16 oktober 2008 overeengekomen, de schulden aflost. De man heeft zijn standpunt gehandhaafd dat de uitkering (naar het hof begrijpt: voor genoemd bedrag van € 45.000, -) een gevolg is van verlies aan arbeidsvermogen en aan hem verknocht is. Daardoor valt de uitkering niet in de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap, op grond waarvan de man een vergoedingsvordering heeft op de vrouw van € 25.000,-, aldus de man.
10. Het hof is van oordeel dat de man in het geheel geen inzicht heeft gegeven ten aanzien van de vraag wat er met genoemd bedrag van € 50.000, - is gebeurd, afgezien van de aankoop van (na te noemen) auto door de man. De man heeft gesteld dat het gehele bedrag ten tijde van de peildatum is opgegaan aan de betaling van schulden. De vrouw heeft dit betwist. Het standpunt van de man dat hij een vergoedingsrecht heeft jegens de vrouw omdat hij schulden van de vrouw heeft betaald ziet er naar het oordeel van het hof aan voorbij dat de door de man genoemde schulden in beginsel gemeenschapsschulden zijn. Nu de man in het geheel niet duidelijk heeft gemaakt wat er met genoemde € 50.000, - is gebeurd en waarom hij ter zake van een bedrag van € 25.000, - een vergoedingsvordering op de vrouw heeft, wijst het hof de vordering van de man tot betaling van € 25.000, - als zijnde onvoldoende onderbouwd af. Gelet op hetgeen hierna in rechtsoverweging 13 wordt overwogen , zal het hof ook de vordering van de vrouw met betrekking tot de schadevergoeding afwijzen.
11. Voor wat betreft de drie bankrekeningen bij de ABN AMRO geldt dat twee van deze rekeningen, nummers [nummer] (Privé-limiet Plus € 7.500,-) en [nummer] (flexibel krediet) “en/of’” rekeningen zijn. De rekening met nummer [nummer] is een privé-rekening van de man. De advocaat van de vrouw heeft de man op 16 oktober 2008 namens de vrouw bericht dat zij van de vrouw heeft vernomen dat de man heeft toegezegd om de schulden aan de ABN AMRO voor zijn rekening te nemen onder voorwaarde dat de vrouw, zolang de man aan die schulden betaalt, afziet van het vragen van kinder-en partneralimentatie. De man heeft de door de advocaat meegestuurde verklaring terzake op 21 oktober 2008 getekend.
De man verklaart daarin dat hij de schulden aan de ABN AMRO die ten name staan van de vrouw en/of de man, die bestaan op de datum van ondertekening van deze verklaring voor zijn rekening zal nemen en dat hij de vrouw terzake zal vrijwaren, dat hij zal zorgdragen voor aflossing van voornoemde schulden door betaling van de met de ABN AMRO overeengekomen bedragen en nakoming van alle verplichtingen die uit de met de ABN AMRO afgesloten overeenkomsten voortvloeien en dat hij de vrouw dienaangaande vrijwaart.
12. Nu de vrouw zich ter comparitie onweersproken op het standpunt heeft gesteld dat deze overeenkomst betrekking heeft op genoemde twee en/of-rekeningen en een eventueel oplopen van de schuld tussen oktober 2008 en de peildatum voor rekening en risico van de man is, zal het hof gezien het overeengekomene bepalen dat op de man de verplichting rust om voor eigen rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen de en/of-schulden bij de ABN AMRO.
13. De door de man ten tijde van het huwelijk gekochte auto zal het hof, gezien het standpunt van de vrouw ter comparitie dat zij kan leven met de uitkomst dat er over en weer niets meer te vorderen is, mits de man de ABN AMRO schulden betaalt, welke situatie gezien hetgeen hierboven is overwogen aan de orde is, toescheiden aan de man zonder verdere verrekening.
14. Voor wat betreft de privé-rekening van de man geldt dat tussen partijen niet in geschil is dat het saldo per peildatum aan de man kan worden toegescheiden. Hetzelfde geldt naar het oordeel van het hof voor het saldo op de privérekening van de vrouw bij de Rabobank.
15. Voor wat betreft de door de vrouw genoemde levensverzekeringspolis met polisnummer [nummer] bij ABN AMRO, genaamd toekomstplan/studieplan, geldt dat de man stelt dat hij dit plan voor de peildatum heeft beëindigd en het vrijkomende bedrag heeft gebruikt om schulden af te lossen. De vrouw heeft dit betwist. Bij gebreke van enige verdere informatie ter zake zal het hof bepalen dat de in genoemde polis ondergebrachte gelden, voor zover ten tijde van de peildatum nog aanwezig, per peildatum tussen partijen bij helfte moeten worden gedeeld.
16. Voor wat betreft de door de vrouw genoemde schuld bij Energiedirect zal het hof, in lijn met het standpunt van de vrouw ter comparitie als in rechtsoverweging 13 weergegeven, bepalen dat de vrouw deze schuld per peildatum voor haar rekening neemt zonder verdere verrekening.
17. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
vernietigt de bestreden beschikking, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor wat betreft de verdeling;
bepaalt dat de tussen partijen bestaande gemeenschap per peildatum wordt verdeeld als volgt:
- ieder der partijen behoudt de inboedelgoederen die hij of zij in bezit heeft;
- ieder der partijen is gerechtigd tot de helft van het saldo van de levensverzekeringspolis met polisnummer [nummer] bij ABN AMRO Bank, genaamd toekomstplan/studie-plan, ten name van de man voor zover op de peildatum nog aanwezig;
- bepaalt dat de man is gerechtigd tot de Lancia, partijen genoegzaam bekend;
- de man is gerechtigd tot het saldo op ABN AMRO rekening nummer [nummer],
- de vrouw is gerechtigd tot het saldo op haar privé-rekening bij de Rabobank,
- op de vrouw de verplichting rust om voor eigen rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen de door haar genoemde schuld bij Energiedirect,
- op de man rust de verplichting om voor eigen rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen de en/of-schulden bij de ABN AMRO Bank met nummers [nummer] (Privé-limiet plus € 7.500,-) en [nummer] (flexibel krediet);
- en dit alles zonder enige verdere verrekening over en weer;
bepaalt deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, Kamminga en de Haan-Boerdijk, bijgestaan door mr. Braat als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2010.