GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 3 februari 2010
Zaaknummer : 200.020.710.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 08-7602
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. F.M.O van Leeuwen, te Rotterdam,
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster in hoger beroep
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.G. Hoogerwerf, te Dordrecht.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 29 oktober 2008 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 20 augustus 2008 van de rechtbank Dordrecht.
De moeder heeft op 9 februari 2009 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De vader heeft op 23 maart 2009 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 27 november 2009 en 1 december 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 2 december 2009 aanvullende stukken ingekomen.
De raad voor de kinderbescherming, regio Zuid-Holland Zuid & Zeeland, locatie Dordrecht, heeft het hof bij brief van 16 februari 2009 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 10 december 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Partijen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de moeder onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank de vader het recht op omgang met de nader te noemen minderjarige ontzegd voor een termijn van twee jaar. Tevens heeft de rechtbank een informatieregeling bepaald waarbij de moeder de vader eenmaal per twee maanden schriftelijk dient te informeren over de minderjarige met betrekking tot zijn schoolprestaties, zijn gezondheid en zijn persoonlijke ontwikkeling. Tenslotte heeft de rechtbank een consultatieregeling bepaald, inhoudende dat de moeder de vader dient te consulteren betreffende belangrijke aangelegenheden omtrent de minderjarige zoals de schoolkeuze en gewichtige beslissingen inzake de gezondheid van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de omgang tussen de vader en de minderjarige [naam kind], geboren te [geboorteplaats] [in 2004], hierna: [kind]. Voorts is in geschil de informatie- en consultatieregeling. De vader heeft [kind] erkend. [kind] verblijft thans bij de moeder.
2. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover hem daarin het recht op omgang met [kind] voor een termijn van twee jaar is ontzegd en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair: te bepalen dat de vader omgang zal hebben met [kind] gedurende de eerste drie maanden na de in deze te geven beschikking: gedurende een zondagmiddag per weekend, vervolgens: gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 18:00 uur tot zondag 19:00 uur, waarbij de vader [kind] zal halen en brengen op het adres van de moeder, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen, een en ander in onderling overleg vast te stellen;
subsidiair: te bepalen dat, voorafgaand aan de vaststelling van een definitieve omgangsregeling, omgang zal plaatsvinden onder begeleiding van de Rotterdamse Omgangsbegeleiding te Hoogvliet, dan wel enige andere door het hof te bepalen instantie;
meer subsidiair: een omgangsregeling vast te stellen op een wijze die het hof vermeent te behoren.
Voorts verzoekt de vader de bestreden beschikking met betrekking tot de informatie- en consultatieregeling te bekrachtigen, evenwel met oplegging van een dwangsom van € 200,- als sanctie voor elke gelegenheid dat de moeder de vastgestelde regeling niet nakomt, althans een zodanige sanctie vast te stellen als het hof redelijk acht.
3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn appel, althans het appel af te wijzen. In incidenteel appel verzoekt de moeder de bestreden beschikking te vernietigen voor zover de ontzegging van de omgang is gebonden aan een tijdsbepaling van twee jaar en voor zover een informatieregeling en een consultatieregeling zijn opgelegd.
4. De vader verzet zich tegen het incidenteel appel van de moeder en verzoekt de moeder in haar incidenteel appel niet-ontvankelijk te verklaren, althans het appel af te wijzen.
5. De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte omgang tussen hem en [kind] in strijd met zwaarwegende belangen van [kind] acht en hem de omgang met [kind] voor een periode van twee jaar heeft ontzegd. Hij betwist dat er sprake is van omstandigheden die van dien aard zijn dat hem het recht op omgang met [kind] mag worden ontzegd. De rechtbank gaat naar zijn mening ten onrechte voorbij aan de rol en de verantwoordelijkheid van de moeder. De vader stelt dat de problematiek van de moeder en haar houding ten opzichte van hem geen reden mogen zijn om hem de omgang met [kind] te ontzeggen. De vader betwist de door de moeder geuite beschuldiging van misbruik van haar oudste dochter. Voorts stelt de vader dat de rechtbank ten onrechte een informatie- en consultatieverplichting heeft opgelegd zonder hieraan een sanctie te verbinden bij niet nakoming van deze verplichting, daar de moeder deze regeling volgens hem niet na zou komen.
6. De moeder betwist al hetgeen de vader gesteld heeft. Zij stelt aanvankelijk getracht te hebben omgang tussen de vader en zijn zoon mogelijk te maken, maar dat zij naar aanleiding van het gedrag van de vader haar standpunt hierin heeft gewijzigd. De moeder stelt bang te zijn voor de vader en voortdurend op haar hoede te zijn voor hem. Naar haar mening zal omgang tussen de vader en [kind] ernstig nadeel opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [kind] en is er geen reden om aan te nemen dat in die situatie na twee jaar een wijziging ten goede zal zijn opgetreden. Dit vormt voor haar reden om het hof te verzoeken de vader het recht op omgang met [kind] te ontzeggen zonder dat daaraan een beperkende tijdsbepaling wordt gekoppeld.
7. Het hof stelt voorop dat op 1 maart 2009 in werking is getreden de Wet van 27 november 2008 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding; Stb. 2008, 500). Nu daarin overgangsrechtelijke bepalingen ontbreken, heeft de wet onmiddellijke werking. Uit het bij voorgenoemde wet gewijzigde artikel 1: 377a, eerste lid, BW volgt dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders en dat de niet met het gezag belaste ouder recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind heeft. Het recht op omgang kan slechts worden ontzegd indien zich een van de in het derde lid van voornoemd artikel genoemde ontzeggingsgronden voordoet.
8. Het hof is van oordeel dat de rechtbank de vader op goede gronden het recht op omgang heeft ontzegd en overweegt daartoe als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat partijen ieder een zeer verschillende beleving van het huidige contact tussen hen beiden hebben. De vader heeft desgevraagd gesteld zich in staat te achten tot communicatie met de moeder op een manier die niet belastend is voor [kind] en dit thans reeds te doen. De moeder stelt daartegenover dat zij zich bedreigd voelt door de door de vader gehanteerde manier van communiceren en dat zij in verband met de veroordelingen van de vader wegens het bezit van kinderporno vreest dat hij, indien hij daartoe de kans krijgt, pornografische beelden van [kind] zal maken en verspreiden. Onweersproken is gebleven dat de vader de moeder heeft gestalkt en dat door hem via sms-berichten en recente e-mailberichten bedreigende taal jegens de moeder is gebezigd. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden een omgangsregeling tussen [kind] en de vader veel spanningen zal teweegbrengen bij de moeder en in het gezin van de moeder waar [kind] verblijft, hetgeen gelet op de leeftijd van [kind], een nadelige weerslag zal hebben op hem en op zijn ontwikkeling. Het voorgaande brengt met zich dat omgang tussen de vader en [kind] in strijd is met zwaarwegende belangen van [kind]. De rechtbank heeft het recht op omgang derhalve terecht aan de vader ontzegd. Het hof zal de bestreden beschikking echter vernietigen voor wat betreft de daarin vastgestelde termijn van de ontzegging. Een beoordeling van zowel de omstandigheden ten tijde van de behandeling van de zaak in eerste aanleg als die ten tijde van het hoger beroep leidt ertoe dat de voornoemde ontzeggingsgrond zowel toen als nu aanwezig was en is. Het hof acht het, gelet op de inspanningsverplichting die op beide ouders rust, om hun eigen situatie zodanig te verbeteren dat er ruimte ontstaat om omgang tussen [kind] en de vader mogelijk te maken, geïndiceerd de ontzegging voor onbepaalde tijd uit te spreken. Indien zich ontwikkelingen voordoen die ruimte creëren staat het de ouder die het aangaat vrij de rechter zonodig opnieuw te benaderen. Hiermede is ook de eerste incidentele grief van de moeder, die in weerwil van haar strekking gedeeltelijk slaagt, behandeld.
Informatie- en consultatieregeling
9. Het hof is van oordeel dat een informatieregeling, zoals door de rechtbank vastgesteld, de belangen van [kind] niet schaadt, doch uitsluitend voor zover de moeder gewaarborgd is tegen enige vorm van confrontatie met de vader. Het hof acht deze waarborg gelegen in een regeling in het kader waarvan de vader zich dient te onthouden van iedere contactopname met de moeder. Voor zover een mededeling omtrent een eventuele adreswijziging aan de moeder noodzakelijk is om haar in staat te stellen haar informatieverplichting ingevolge deze regeling te vervullen, acht het hof de aan alle zijden betrokken belangen genoegzaam gediend met de ter terechtzitting door de advocaat van de moeder uitgesproken bereidheid om nog gedurende een jaar namens de moeder een adreswijziging van de vader in ontvangst te nemen. Het hof gaat ervan uit dat partijen na ommekomst van dit jaar de noodzakelijke vooruitgang in hun verhouding zullen hebben kunnen boeken die nodig is om communicatie met het oog op eventuele adreswijzigingen van de vader zonder tussenkomst van deze advocaat te realiseren.
In het licht van het voorgaande bezien, acht het hof een consultatieregeling vooralsnog niet in het belang van [kind], aangezien de moeder bij een dergelijke regeling noodzakelijkerwijs geconfronteerd zal worden met de vader. Om deze reden zal het hof de bestreden beschikking in zoverre daarbij een consultatieregeling is vastgesteld, vernietigen. Gelet op de tijdens de terechtzitting door de moeder getoonde bereidheid zich aan een informatieregeling te zullen houden indien een dergelijke regeling zal worden opgelegd, ziet het hof geen aanleiding het verzoek van de vader tot het vaststellen van een dwangsom ten aanzien van de informatieregeling toe te wijzen.
10. Het hof beslist daarom als volgt.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking ten aanzien van de ontzegging van het recht op omgang van de vader met [naam kind], geboren [in 2004] te [geboorteplaats], en opnieuw beschikkende:
ontzegt de vader het recht op omgang met [naam kind], geboren [in 2004] te [geboorteplaats] voor onbepaalde tijd;
vernietigt de bestreden beschikking ten aanzien van de vastgestelde consultatieregeling, en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek tot vaststelling van een consultatieregeling met betrekking tot [kind] af;
vernietigt de bestreden beschikking ten aanzien van de vastgestelde informatieregeling, en opnieuw beschikkende:
bepaalt een informatieregeling ten behoeve van de vader met betrekking tot [kind] inhoudende: de moeder zal de vader eenmaal per drie maanden schriftelijk informeren over [kind] met betrekking tot zijn schoolprestaties, zijn gezondheid en persoonlijke ontwikkeling, waarbij de vader zich ervan zal onthouden contact op te nemen met de moeder en van een eventuele adreswijziging zijnerzijds, gedurende één jaar na de datum waarop deze beschikking wordt uitgesproken, mededeling zal doen aan de advocaat van de moeder;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in principaal en incidenteel hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Bouritius, Van Leuven en Bos, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2010.