ECLI:NL:GHSGR:2010:BM0565

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.008.899-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Nievelt
  • A. Stille
  • J. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksgemeenschap en eigendom van onroerende zaak in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, gaat het om een hoger beroep in een geschil tussen een man en een vrouw over de verdeling van hun huwelijksgemeenschap na echtscheiding. De man stelt dat hij de economische eigendom van een onroerende zaak pas heeft verkregen bij de afgifte van een legaat op 2 februari 2005, terwijl de vrouw betwist dat de man de waarde van het gelegateerde in de nalatenschap heeft ingebracht. Het hof verwijst naar een eerdere tussenbeschikking van 25 november 2009, waarin de man werd opgedragen om bewijsstukken te overleggen. De man heeft op 15 december 2009 gegevens ingediend, waarop de vrouw op 15 januari 2010 heeft gereageerd. Het hof beoordeelt de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen. De man heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat hij de waarde van het legaat daadwerkelijk heeft ingebracht. Het hof concludeert dat de onroerende zaak, die de man in 1998 economisch in eigendom heeft gekregen, valt binnen de huwelijksgemeenschap. De vrouw betwist de stelling van de man dat de tegenprestatie voor de overname in 1998 lager was dan de marktwaarde. Het hof verwerpt deze stelling en stelt vast dat de man de onroerende zaak vanaf 1998 als zijn eigendom heeft beschouwd. De uiteindelijke verdeling van de gemeenschap wordt vastgesteld, waarbij de waarde van de verkrijgingen van beide partijen gelijk is. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitgesproken op 10 maart 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 10 maart 2010
Zaaknummer : 200.008.899.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 06-1049
[De man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. W.T.J. Schieman, te Middelburg,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. H.D. Jager-van den Berg, te Dordrecht.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst naar zijn tussenbeschikking van 25 november 2009, waarbij is bepaald dat de man vóór 16 december 2009 de in die beschikking in de rechtsoverwegingen 10, 12, 14 en 18 genoemde gegevens en bescheiden aan de griffier doet toekomen en de vrouw vóór 19 januari 2010 op die gegevens en bescheiden schriftelijk kan reageren.
Van de zijde van de man zijn op 15 december 2009 bescheiden en gegevens ingekomen.
Van de zijde van de vrouw is op 15 januari 2010 een antwoordakte met producties ontvangen.
VERDERE BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Verwezen wordt naar de overwegingen in de tussenbeschikking die hiervan deel uitmaken.
Vordering tot vergoeding
1. Ingevolge de tussenbeschikking van 25 november 2009 is de man in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat hij bij gelegenheid van de afgifte van het legaat de waarde van het gelegateerde ( € 747.348,39) in de nalatenschap van zijn vader heeft ingebracht. Uit de over te leggen bescheiden zal dienen te blijken wanneer en op welke wijze de man in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap aan de inbrengverplichting heeft voldaan en of deze voldoening is geschied ten laste van het privévermogen van de man of ten laste van de huwelijksgemeenschap.
2. In zijn toelichting op de overgelegde producties stelt de man dat tot een - formele - afwikkeling (verdelingsakte) van de nalatenschap van zijn vader nog niet kon worden overgegaan in verband met de ontstane onduidelijkheid. Die onduidelijkheid is volgens de man door de vrouw veroorzaakt vanwege de door haar gestelde economische eigendomsoverdracht in 1998. De man stelt dat hij het in te brengen bedrag heeft geleend van zijn moeder, die vruchtgebruikster van de nalatenschap is. Dienovereenkomstig is in zijn aangifte IB/PVV 2006 in box 3 een schuld opgenomen. Daaruit, en uit de daarop gevolgde aanslagen van de man en zijn moeder, blijkt volgens de man dat in materieel opzicht daadwerkelijk is ingebracht.
3. De vrouw betwist het door de man in zijn toelichting gestelde. De vrouw gaat ervan uit dat de constructie bedacht is na het echtscheidingsverzoek en wel bij het opmaken van de jaarstukken en/of de aangifte 2005, toen bleek dat de akte van februari 2005 tot ongewenste resultaten leidde.
4. Het hof overweegt als volgt.
De man heeft ter zitting gesteld het economisch belang bij de onroerende zaak eerst met de akte van 2 februari 2005 door afgifte legaat te hebben verkregen en de totale waarde van het legaat (inclusief de economische waarde) conform het testament in de nalatenschap te hebben ingebracht. Het hof heeft de man daarop in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat hij bij gelegenheid van de afgifte van het legaat de waarde van het gelegateerde (€ 747.348,39) in de nalatenschap van zijn vader heeft ingebracht en wel met middelen uit zijn privévermogen.
5. De door de man gestelde inbreng blijkt niet uit de overgelegde bescheiden.
Het hof gaat voorbij aan de stellingen van de man met betrekking tot de inbreng in materiële zin. De man beroept zich op een overeenkomst uit 2005 met zijn moeder, waarbij zij hem het bedrag van de inbreng leent. Met betrekking tot deze lening legt de man echter geen bescheiden over. De gestelde inbreng van de waarde kan niet uit de aangifte inkomstenbelasting worden afgeleid. De aangifte IB 2006 is in juni 2007 opgesteld, derhalve na het echtscheidingsverzoek.
6. De man heeft in zijn appelrekest aangeboden om zijn accountant mr. [naam accountant] (werkzaam ten kantore van [naam accountantskantoor]) te horen als getuige in verband met de in 1998/1999 gewijzigde opzet van de exploitatie van de onroerende zaak - [naam onroerende zaak] – en de redenen.
7. Naar het oordeel van het hof is thans niet meer relevant welke overwegingen in 1998 tot de gewijzigde opzet van de exploitatie hebben geleid en wat daar destijds door de vader en de man mede werd beoogd.
Vaststaat dat de akte van levering door het notariskantoor is opgemaakt op basis van informatie afkomstig van het kantoor van de accountant ([naam accountantskantoor]). In de brief van 28 januari 2005 deelt het accountantskantoor aan de notaris onder meer mede dat per 1 juli 1998 de man in economisch opzicht voor 100% eigenaar van de onroerende zaak werd. Uit de door de vrouw op 13 mei 2009 overgelegde stukken, waaronder een fax van 28 januari 2006 van het accountantskantoor waarin opnieuw wordt verklaard dat de man vanaf 1 juli 1998 in economische zin eigenaar van de onroerende zaak is, blijkt dat de man de onroerende zaak vanaf 1998 economisch als zijn eigendom heeft beschouwd, waaruit niet anders kan worden afgeleid dan dat de man zich ten opzichte van zijn vader als economisch eigenaar van de onroerende zaak beschouwde.
Tegen de achtergrond van deze vaststaande feiten passeert het hof het bewijsaanbod.
8. De stelling van de man met betrekking tot vernietiging van de koop/overname in 1998 op grond van artikel 1:89 BW wordt door de vrouw gemotiveerd betwist.
9. Het hof verwerpt de stelling van de man. Uit de brief van het accountantskantoor van 28 januari 2005 blijkt dat de tegenprestatie voor de overname in 1998 in rekening-courant werd verrekend tussen de vader en de man. De inhoud van de brief geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de waarde van de tegenprestatie aan de zijde van de man lager dan de marktwaarde van zijn verkrijging was. Het hof verwerpt de stelling van de man dat de rechtbank verzuimd heeft te onderzoeken of de tegenprestatie niet lager was dan de marktwaarde. De man miskent met deze stelling dat hij ten minste het bedrag van de materiële bevoordeling dient te stellen, hetgeen hij verzuimd heeft.
Tuingrond
10. Verwezen wordt naar rechtsoverweging 11 van de tussenbeschikking.
11. De kavel tuingrond aan de [straatnaam] te [woonplaats] behoort derhalve niet tot de te verdelen huwelijksgemeenschap. Dit leidt tot een andere verdeling dan de rechtbank heeft vastgesteld.
Toegepast percentage IB-claim
12. Ingevolge de tussenbeschikking is de man in de gelegenheid gesteld om de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2005 over te leggen tezamen met een berekening van de afkoopwaarde waarin rekening is gehouden met de belastingschijven.
13. Uit de door de man overgelegde berekening volgt een belastingpercentage van 49.
De vrouw voert tegen deze berekening aan dat geen rekening is gehouden met de heffingskortingen.
Het hof is van oordeel dat met heffingskortingen geen rekening moet worden gehouden. De heffingskortingen komen immers in mindering op het uiteindelijk verschuldigde bedrag aan inkomstenbelasting en niet op het belastbaar inkomen. De man heeft ook ander inkomen waaraan de heffingskortingen toe te rekenen is. De heffingskortingen blijven bij de berekening van de afkoopwaarde van het pensioenplan en het stamrecht buiten beschouwing.
14. Uitgaande van een belastingpercentage van 49 bedraagt de afkoopwaarde van het Rabopensioenplan 51% van € 40.224,- of € 20.514,-, van de stamrechtverplichting 51% van € 115.350 of € 58.828,- en van de levensverzekering Twaalf Gewesten 51% van € 25.601 of € 13.057,-.
Waarde jachtgeweren
15. De man stemt om proces-economische redenen alsnog in met het verzoek van de vrouw om de jachtgeweren aan de man toe te delen voor een waarde van € 5.000,-.
Rekeningcourant met [B.V. 1]
16. Ingevolge de tussenbeschikking is de man in de gelegenheid gesteld om de jaarrekeningen met betrekking tot de boekjaren 2004 en 2005 van [B.V. 2] en [B.V. 1] over te leggen, tezamen met een berekening van het op de rekening-courantschuld in mindering te brengen bedrag.
17. De man verzoekt heroverweging. De man was, zo stelt hij, op de peildatum 1 juni 2005 niet in staat tot het uitkeren van dividend. De aandelen [B.V. 2] behoorden toen en behoren ook thans nog tot de nalatenschap, aldus de man.
18. De vrouw betwist de stelling van de man en wijst op de door de man overgelegde jaarrekening van [B.V. 2], waarin expliciet staat vermeld dat de aandelen op naam van de man staan.
19. Het oordeel van het hof is als volgt. In de door de man overgelegde jaarrekening [B.V. 2] over 2005 is vermeld: De aandelen staan ten name van de heer [naam] te [woonplaats]. De stelling van de man over het ontbreken van beschikkingsmacht over de uitkeerbare reserves wordt mitsdien verworpen.
20. Uit de overgelegde berekening van de zijde van de man, die door de vrouw niet wordt weersproken, volgt dat € 55.827,- op de rekening courantschuld in mindering komt. De door de man te dragen schuld bedraagt dan € 178.021,- -/- € 55.827,-, ofwel € 122.194,-.
21. Resumerend komt het hof tot de volgende opsomming van de boedel:
Bezittingen
- woonhuis [adres] te [woonplaats] € 563.000,-
- kavel tuingrond aan de [straatnaam] te [woonplaats] € 124.000,-
- stamrechtverplichting € 58.828,-
- Rabo Pensioenplan [nummer] € 20.514,-
- levensverzekering Twaalf Gewesten [nummer] € 13.057,-
- Volvo V70 Cross Country € 23.000,-
- Trike € 300,-
- strandhokje € 800,-
- Internetbonusspaarrekening [nummer] € 150.000,-
- jachtrechten geen te verrekenen waarde
- jachtgeweren € 5.000,-
- Golf [kenteken] € 750,-
- Toyota RAV Jeep € 4.395,-
- betaalrekening Rabobank [nummer] € 20.328,-
- inboedel [adres] te [woonplaats] € 4.475,-
- inboedel [adres] te [woonplaats] € 725,-
- de helft van de sieraden van productie JJ met kopje “Lijst
met sieraden in eigendom van [de vrouw],
deeluitmakend van de huwelijksgemeenschap met [de man] geen te verrekenen waarde
- slaapkamerameublement, groene bloempot en incompleet
oud eetservies geen te verrekenen waarde
- paardendeken “Buchas” geen te verrekenen waarde
- sieraden uit de nalatenschap geen te verrekenen waarde
totaal van de bezittingen € 989.172,-
Schulden
- hypothecaire geldlening [nummer] € 65.000,-
- lening [B.V. 1] € 31.196,-
- belastingschulden € 3.878,-
- rekening-courant [B.V. 1] € 122.194,-
totaal van de schulden: € 222.268,-.
de waarde van de gemeenschap bedraagt derhalve € 766.904,-
waarvan aan elk van partijen de helft toekomt, of €383.452,-.
22. Aan de man wordt toegedeeld:
Bezittingen
- woonhuis [adres] te [woonplaats] € 563.000,-
- stamrechtverplichting € 58.828,-
- Rabo Pensioenplan [nummer] € 20.514,-
- levensverzekering Twaalf Gewesten [nummer] € 13.057,-
- Volvo V70 Cross Country € 23.000,-
- Trike € 300,-
- strandhokje € 800,-
- Internetbonusspaarrekening [nummer] € 150.000,-
- jachtrechten geen te verrekenen waarde
- jachtgeweren € 5.000,-
- Golf [kenteken] € 750,-
- betaaalrekening Rabobank [nummer] € 20.328,-
- inboedel [adres] te [woonplaats] € 4.475,-
- de helft van de sieraden van productie JJ met kopje in
eigendom van [de vrouw], deel uitmakend van
de huwelijksgemeenschap met [de man] geen te verrekenen waarde
totaal € 860.052,-,
onder de verplichting om voor zijn rekening te nemen en als
eigen schuld te voldoen:
- lening [B.V. 1] € 31.196,-
- belastingschulden € 3.878,-
- rekening-courant [B.V. 1] € 122.194,-
- een schuld aan de vrouw wegens overbedeling, groot € 319.332,-
totaal der schulden derhalve € 476.600,-,
zodat de waarde van zijn verkrijging bedraagt € 383.452,-.
zijnde juist hetgeen waar hij recht op heeft.
23. Aan de vrouw wordt toegedeeld:
Bezittingen
- kavel tuingrond aan de [straatnaam] te [woonplaats] € 124.000,-
- [auto] € 4.395,-
- slaapkamerameublement, groene bloempot en
incompleet oud eetservies geen te verrekenen waarde
- paardendeken ”Buchas” geen te verrekenen waarde - sieraden uit nalatenschap geen te verrekenen waarde
- inboedel [adres] te [woonplaats] € 725,-,
- een vordering van de vrouw op de man wegens overbedeling
ter waarde van € 319.332,-
totaal der bezittingen € 448.452,-,
onder de verplichting om voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen:
- hypothecaire lening [nummer] € 65.000,-
zodat de waarde van haar verkrijging bedraagt: € 383.452,-.
zijnde juist hetgeen waar zij recht op heeft.
24. De kosten van de procedure in hoger beroep worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN OP HET INCIDENTEEL HOGER BEROEP
Het hof :
vernietigt de bestreden beschikkingen en, opnieuw rechtdoende:
- stelt de verdeling vast zoals is weergegeven in rechtsoverwegingen 22 en 23;
- verklaart de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, Stille en Van Dijk, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2010