ECLI:NL:GHSGR:2010:BM1860

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004789-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen na vrijspraak van primair tenlastegelegde

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 17 september 2009. De verdachte, geboren in 1994 en thans verblijvende in Rijksinrichting Eikenstein te Zeist, was in eerste aanleg vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar kreeg wel de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd voor het subsidiair tenlastegelegde. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zou worden opgelegd, met een advies voor plaatsing in de Heuvelrug te Eikenstein.

De tenlastelegging betrof een diefstal met geweld op 21 november 2008 te Rotterdam, waarbij de verdachte samen met anderen een tas heeft weggenomen van de benadeelde partij, met geweld en bedreiging. Dit geweld resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de benadeelde partij. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 5.645,53 toegewezen, met uitzondering van het overige deel van de vordering.

Het hof heeft de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen bevestigd, onder verwijzing naar de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte ten tijde van het delict, de aard van het misdrijf, en de noodzaak om de veiligheid van anderen te waarborgen. Het hof oordeelde dat de maatregel in het belang is van de verdere ontwikkeling van de verdachte. De beslissing van het hof is genomen na het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek in hoger beroep, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004789-09
Parketnummers: 10-691093-09 en 10-701027-08
Datum uitspraak: 9 maart 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 17 september 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
[adres],
thans verblijvende in Rijksinrichting Eikenstein te Zeist.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 februari 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat aan de verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt opgelegd, met het advies de verdachte in het kader van deze maatregel in de Heuvelrug te Eikenstein (huidige setting) te plaatsen.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], heeft de advocaat-generaal gevorderd deze vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 5.645,53 en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren, een en ander overeenkomstig het vonnis van de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 21 november 2008 te Rotterdam ter uitvoering van het voornemen om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij] van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, die [benadeelde partij] met een of meerdere mes[sen] heeft gestoken in de rug en/of onder de ribben, in elk geval in haar lichaam, terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid, welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten het beroven van die [benadeelde partij], in elk geval het plegen van een misdrijf als bedoeld in art 312 Wetboek van Strafrecht jegens die [benadeelde partij], en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 21 november 2008 te Rotterdam op of aan de openbare weg, te weten de [straatnaam], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas (met daarin onder meer twee mobiele telefoons en/of een portemonnee met inhoud), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welkebedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- die [benadeelde partij] achtervolgen en/of
- meermalen met kracht rukken en/of trekken aan (het hengsel van) de tas van die [benadeelde partij] en/of
- meermalen met kracht duwen en/of slaan en/of stompen van die [benadeelde partij] en/of
- meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, steken in het bovenlichaam van die [benadeelde partij], terwijl dit geweld zwaar lichamelijk letsel (een blijvend verminderde longcapaciteit) ten gevolge had.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en is haar ter zake van het subsidiair tenlastegelegde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd.
Omtrent de vordering van de benadeelde partij en de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf is beslist als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, met dien verstande dat het hof in het vonnis waarvan beroep de hierna te vermelden aanvulling aanbrengt.
Motivering maatregel
Het hof zal, evenals de rechtbank, aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opleggen, nu:
- er bij verdachte ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens;
- het bewezenverklaarde een misdrijf betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
- het bewezen verklaarde een misdrijf betreft, dat gericht is tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en de verdachte eerder voor een dergelijk feit werd veroordeeld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist, en
-de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Hetgeen ter zitting in hoger beroep door en namens de verdachte en door de getuige-deskundige mevrouw C.C. Holband omtrent de huidige situatie van de verdachte naar voren is gebracht, heeft het hof tot het oordeel gebracht dat de PIJ-maatregel thans in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. Een civielrechtelijke plaatsing zoals ter terechtzitting bepleit biedt daarvoor te weinig garanties noch daargelaten dat een besluit daartoe in feite een breuk zou betekenen met het strafrechtelijk regime waarin verdachte nu al verkeert.
Alles afwegend wordt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen passend en geboden geacht.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve onder aanvulling van gronden te worden bevestigd.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt met aanvulling van gronden het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein,
mr. G.J.W. van Oven en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier mr. Y.H.G. van der Hut.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 maart 2010.