Rolnummer: 22-004849-09
Parketnummer: 09-925808-09
Datum uitspraak: 19 maart 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
23 september 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
5 maart 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 september 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) een baksteen, althans een hard voorwerp, richting het hoofd en/of het lichaam van die, in zijn nabijheid bevindende, [slachtoffer] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2009 te 's-Gravenhage
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (meerdere) bakste(e)n(en) in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die, in zijn nabijheid bevindende, [slachtoffer] gegooid en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je hoofd kapot met deze steen" en/of "Kanker Turken, kom vechten dan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 september 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen een (bak)steen richting het hoofd en/of het lichaam van die, zich in zijn nabijheid bevindende, [slachtoffer] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat - kort gezegd - de door de aangever [slachtoffer] en de door de getuige [getuige] bij de politie en bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen zoveel tegenstrijdigheden bevatten dat deze verklaringen onvoldoende betrouwbaar zijn om tot bewijs van het tenlastegelegde te kunnen worden gebezigd.
Het hof onderschrijft dit standpunt niet. Uit het onder nummer PL1513/2009/47752-1 opgemaakte proces-verbaal (dossierpagina's 27 e.v.) blijkt dat de politie op 15 september 2009 omstreeks 20.10 uur - vrijwel onmiddellijk na het gebeuren - ter plaatse is gearriveerd, waarna de aangever met de politie naar het politiebureau is gereden en aldaar, nadat tegen hem de verdenking was gerezen dat ook hij zich aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt, om 20.35 uur is aangehouden. De aangever is blijkens het daarop betrekking hebbende bevel onder nummer PL1513/2009/47752-13 (dossierpagina's 33 e.v.) op 16 september 2009 te 10.30 uur in verzekering gesteld en, aldus het proces-verbaal onder nummer PL1513/2009/47752-19 (dossierpagina's 5 e.v.), die dag om 16.19 uur wederom in vrijheid gesteld.
De aangever heeft onder meer op 15 september 2009 te 21.24 uur een verklaring afgelegd (proces-verbaal PL1513/2009/47752-4, dossierpagina's 50 e.v.). Voornoemde getuige is op 16 september 2009 tweemaal gehoord, te weten om 11.48 uur en om 14.59 uur (processen-verbaal PL1513/2009/47752-15 en PL1513/2009/47752-17, dossierpagina's 44 e.v. respectievelijk 47 e.v.). Deze door de aangever en de getuige onafhankelijk van elkaar
- immers gedurende de periode dat de aangever van zijn vrijheid was beroofd - afgelegde verklaringen stemmen in essentie overeen, terwijl naar het oordeel van het hof noch in die verklaringen, noch in de verklaringen die op 17 september 2009 door de aangever bij de politie respectievelijk op 19 januari 2010 door hem en de getuige bij de rechter-commissaris zijn afgelegd op zodanig wezenlijke punten verschillen vallen te constateren dat daarmee afbreuk wordt gedaan aan de betrouwbaarheid van hun voor het bewijs gebezigde verklaringen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op: Poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 weken, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft tot tweemaal toe van korte afstand een (bak)steen in de richting van de aangever [slachtoffer] gegooid en daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze dientengevolge zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 februari 2010 is de verdachte meermalen voor het plegen van strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten, veroordeeld, onder meer nog op 27 juli 2009, slechts zeven weken vóór het thans bewezen verklaarde feit. Noch de bij arrest van die datum opgelegde werkstraf, noch de eerdere veroordelingen hebben hem er kennelijk van kunnen weerhouden zich op
15 september 2009 aan de bewezen verklaarde poging tot zware mishandeling schuldig te maken. Het hof is dan ook, het vorenoverwogene in aanmerking genomen, van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 maart 2010.