ECLI:NL:GHSGR:2010:BM7707

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004655-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van opzettelijk handelen in strijd met de Werkloosheidswet

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte werd ten laste gelegd dat hij opzettelijk had nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV Gak), in strijd met de informatieplicht zoals vermeld in artikel 25 van de Werkloosheidswet. De feiten zouden zich hebben voorgedaan in de periode van 15 maart 2004 tot en met 6 november 2005, waarbij de verdachte in verschillende plaatsen in Nederland werkzaam was en inkomsten genoot zonder dit te melden aan het UWV.

Tijdens de zitting heeft het hof het onderzoek herzien en de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf voorstelde. Echter, na het horen van de argumenten van de verdachte en het onderzoek ter terechtzitting, kwam het hof tot de conclusie dat er geen wettig bewijs was voor het opzettelijk handelen van de verdachte. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte opzettelijk had nagelaten de benodigde informatie te verstrekken, en sprak hem vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte vrijsprak van de beschuldigingen. Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak voor de aanklager om voldoende bewijs te leveren voor opzettelijk handelen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004655-08
Parketnummer: 10-771298-06
Datum uitspraak: 12 mei 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van
1 september 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 29 april 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op één (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 15 maart 2004 tot en met 6 november 2005, te Nieuwe Tonge, gemeente Middelharnis, en/of Breda en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de informatieplicht vermeld in (artikel 25 van) de Werkloosheidswet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV Gak), terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze gegevens van belang waren voor de vaststelling van zijn eigen of eens anders recht op (de hoogte of de duur van) een verstrekking of tegemoetkoming krachtens de Werkloosheidswet, immers heeft hij, verdachte, (telkens) opzettelijk niet (onverwijld) aan dat bestuursorgaan medegedeeld, dat door hem, verdachte, werkzaamheden werden verricht voor
- [bedrijfsnaam 1] (verdachtes eigen bedrijf) en/of
- [bedrijfsnaam 2] te 's-Gravenhage
en/of daaruit inkomsten heeft genoten, zulks terwijl dit/deze feit(en) kon(den) strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken van enig opzettelijk handelen van de verdachte, ook niet in voorwaardelijke zin. Nu niet wettig is bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, behoort de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.M. Horstink, mr. N. Zandbergen en mr. N. Schaar, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 mei 2010.