ECLI:NL:GHSGR:2010:BM8187

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.049.848.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Husson
  • Stille
  • Pannekoek-Dubois
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie op basis van gewijzigde omstandigheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de kinderalimentatie. De vader, zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft op 25 november 2009 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 28 augustus 2009. In deze beschikking was bepaald dat de vader een bijdrage van € 250,- per maand per kind moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kinderen, geboren in 1993 en 1997. De moeder heeft op 12 januari 2010 een verweerschrift ingediend en beide partijen hebben aanvullende stukken ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 31 maart 2010, waarbij de vader en de moeder, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De minderjarige [minderjarige sub 1] heeft haar mening over de kinderalimentatie niet kenbaar gemaakt.

Het hof heeft de feiten van de rechtbank overgenomen, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen te verlagen. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof overweegt dat de vader onvoldoende heeft aangetoond dat hij geen draagkracht heeft om kinderalimentatie te betalen. Het hof concludeert dat de vader per 1 november 2010 in staat is om een bijdrage van € 150,- per maand per kind te betalen, en dat er per die datum sprake is van gewijzigde omstandigheden.

De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking wordt vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen. De bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding wordt vastgesteld op € 150,- per maand per kind, met ingang van 1 november 2010, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 12 mei 2010
Zaaknummer : 200.049.848.01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 09-1511
[appellant],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. D. Vermaat te Barendrecht,
tegen
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C.E. van der Starre te Brielle.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 25 november 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
28 augustus 2009 van de rechtbank Rotterdam.
De moeder heeft op 12 januari 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 17 maart 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 16 maart 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 31 maart 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door advocaat, mr. A.J.C. Nuijten, waarnemend voor de advocaat van de vader, en de moeder bijgestaan door haar advocaat. De aanwezigen hebben het woord gevoerd. De hierna te noemen minderjarige [minderjarige sub 1] heeft ondanks uitnodiging daartoe van het hof haar mening ten aanzien van de kinderalimentatie niet kenbaar gemaakt.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is bepaald dat de vader aan de moeder met ingang van 9 maart 2009, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de nader te noemen minderjarigen, voor wat betreft de na 28 augustus 2009 te verschijnen termijnen telkens bij vooruitbetaling zal uitkeren € 250,- per maand per kind. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (kinderalimentatie) van de minderjarigen:
- [minderjarige sub 1] geboren [in] 1993 te [geboorteplaats], en
- [minderjarige sub 2] geboren [in] 1997 te [geboorteplaats], hierna gezamenlijk ook: de minderjarigen.
2. De vader verzoekt het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de moeder af te wijzen, althans de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen vast te stellen op een zodanig bedrag en met ingang van zodanige datum als het hof juist acht.
3. De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, althans een zodanige door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen en een zodanige ingangsdatum vast te stellen als het hof juist acht.
4. De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte de behoefte van de minderjarigen heeft vastgesteld op € 250,- per maand. Volgens de vader bedraagt de behoefte van de minderjarigen gelet op het inkomen van partijen ten tijde van het huwelijk € 167,78 per kind per maand. Daarnaast stelt de vader zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij voldoende draagkracht heeft om enige kinderalimentatie te voldoen. De vader betoogt dat hij als trainer slechts een inkomen van € 535,- per maand genoot en sedert 30 juni 2009 over geen enkel inkomen beschikt. Verder is de vader van mening dat de ingangsdatum van de te betalen kinderalimentatie de datum van het verzoekschrift dient te zijn.
5. De moeder stelt zich op het standpunt dat zij bij de bepaling van de behoefte van de kinderen – bij gebrek aan wetenschap omtrent het inkomen ten tijde van het huwelijk, en de lasten en de draagkracht van de vader – heeft getracht op basis van een schatting aan te sluiten bij de wettelijke maatstaven. Daarnaast stelt de moeder dat de vader onvoldoende heeft aangetoond dat hij geen draagkracht heeft om enige kinderalimentatie te voldoen. De moeder stelt voorts dat de ingangsdatum dient te worden vastgesteld op 9 maart 2009, zijnde de datum van de door haar aan de vader toegezonden brief.
6. Het hof overweegt als volgt.
7. Bij beschikking van 31 januari 2007 heeft dit hof het verzoek van de moeder een kinderalimentatie te bepalen afgewezen, op grond van een gebrek aan draagkracht van de vader. Thans heeft de moeder gesteld dat de vader inmiddels een (hoger) inkomen heeft. Het hof zal hierna bezien of en per wanneer sprake is van gewijzigde omstandigheden.
Behoefte
8. Het hof is van oordeel dat de door de moeder in het verzoekschrift in eerste aanleg gestelde behoefte van de minderjarigen van € 250,- per maand per kind, welke door de rechtbank is overgenomen in de bestreden beschikking, door de vader niet voldoende onderbouwd is betwist. Het hof zal dan ook, evenals de rechtbank, uitgaan van deze behoefte van de minderjarigen.
Draagkracht
9. Nu de vader in hoger beroep is gekomen stellende dat hij geen draagkracht heeft om de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie te betalen, had het op de weg van de vader gelegen om zijn stellingen deugdelijk, met relevante en recente financiële stukken, te onderbouwen. De vader heeft dit nagelaten. Evenwel is het hof van oordeel dat, gelet op de woon- en werksituatie van de vader, de vader thans over onvoldoende inkomen beschikt om enige kinderalimentatie te voldoen. Voorts is gebleken dat de vader – tot nu toe vergeefs – heeft geprobeerd als voetbaltrainer een (voldoende) betaalde baan te krijgen, en geen pogingen heeft gedaan op andere wijze (verdere) inkomsten te genereren. Gezien de hoge prioriteit van de kinderalimentatie mag dat laatste wel van hem verwacht worden. Het hof gaat er van uit dat de vader in ieder geval per 1 november 2010 in staat is een zodanig inkomen te genereren dat hij tenminste een alimentatie van € 150,- per kind per maand kan betalen. Per genoemde datum zal er dan ook sprake zijn van gewijzigde omstandigheden.
Ingangsdatum
10. Nu het hof in rechtsoverweging 9 heeft overwogen dat de vader in de periode tot 1 november 2010 geen draagkracht heeft enige alimentatie te voldoen, gaat het hof voorbij aan de grief van de vader een kinderalimentatie vast te stellen met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift in eerste aanleg.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt, met wijziging in zoverre van de beschikking van het hof ’s-Gravenhage van 31 januari 2007, de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding voor de periode met ingang van 1 november 2010 op € 150,- per maand per kind, bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Stille en Pannekoek-Dubois bijgestaan door mr. Pol als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2010.