ECLI:NL:GHSGR:2010:BM8379

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.045.508.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mos-Verstraten
  • A. van Leuven
  • H. Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verleende vervangende toestemming voor schoolkeuze van minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schoolkeuze van een minderjarige, waarbij de vader verzocht om vervangende toestemming om zijn dochter in te schrijven voor een andere school dan de moeder had gekozen. De vader, bijgestaan door advocaat dr. mr. M.S. van Gaalen, was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, die de verzoeken van de vader had afgewezen en toestemming had verleend aan de moeder om de minderjarige in te schrijven op de [school I]. De moeder, vertegenwoordigd door mr. I.J. Pieters, betwistte de stellingen van de vader en voerde aan dat het in het belang van de minderjarige was om op de [school I] te blijven, waar zij zich veilig en geborgen voelde. Het hof heeft de argumenten van de vader, die onder andere stelde dat de opleiding aan de [school II] betere kansen bood voor de toekomst van de minderjarige, gezamenlijk beoordeeld. Het hof oordeelde dat de wens van de minderjarige om op de huidige school te blijven zwaarwegend was, vooral gezien haar kwetsbare situatie en de ondersteuning die zij daar ontving. Het hof heeft de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek ten aanzien van de schoolkosten en de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond. De beslissing benadrukt de rol van de ouders in de schoolkeuze en de impact van dergelijke beslissingen op de ontwikkeling van kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 9 juni 2010
Zaaknummer : 200.045.508/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-2892
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat dr. mr. M.S. van Gaalen te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. I.J. Pieters te Leiden.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 30 september 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 30 juni 2009 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
De moeder heeft op 1 december 2009 een verweerschrift ingediend.
De raad heeft het hof bij brief van 22 oktober 2009 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
De vader heeft op 16 april 2010 zijn verzoek schriftelijk gewijzigd.
Op 28 april 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door mr. J. Bouwhuis, vervangende mr. Pieters. De aanwezigen hebben het woord gevoerd. De hierna te noemen minderjarige is in raadkamer gehoord. Ter terechtzitting heeft de vader zijn verzoek vermeerderd in die zin dat hij zijn eerder gedane eisvermindering ongedaan wenst te maken en zijn verzoek te bepalen dat de moeder de schoolkosten van de [naam school I] volledig dient te voldoen, indien het hof zijn verzoek tot vervangende toestemming de minderjarige voor het schooljaar 2010 / 2011 in te schrijven voor het tweetalig (Engels/Nederlands) onderwijs van het [naam school II] te Wassenaar, afwijst, te doen herleven.
Na afloop van de mondelinge behandeling hebben partijen – buiten deze procedure – nog een gesprek gehad met een orthopedagoge. Per fax van 26 mei 2010 heeft de advocaat van de vader het hof bericht dat het gesprek er niet toe heeft geleid dat kan worden afgezien van een beslissing.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking zijn de verzoeken van de vader, om de nader te noemen minderjarige voor het schooljaar 2009-2010 aan te melden voor de internationale afdeling van het [naam school II] te Oegstgeest, althans voor een andere door de rechtbank te bepalen school en voor het schooljaar 2010-2011 voor het tweetalig (Engels-Nederlands) onderwijs van het [naam school II] te Oegstgeest, althans een andere door de rechtbank te bepalen school, afgewezen en is - uitvoerbaar bij voorraad - toestemming verleend aan de moeder, welke toestemming die van de vader vervangt om de minderjarige in te schrijven op de [naam school I] (hierna: [school I]) te ’s-Gravenhage.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verleende vervangende toestemming aan de moeder voor de schoolkeuze voor de minderjarige [naam], geboren op [geboortedatum in] 1998 te [geboorteplaats] (hierna: [de minderjarige]). De vader en de moeder hebben gezamenlijk het gezag over [de minderjarige].
2. De vader verzoekt thans de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de verleende toestemming aan de moeder om [de minderjarige] in te schrijven op de middelbare school van de [school I] te ’s-Gravenhage voor het schooljaar 2010-2011 en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat aan de vader vervangende toestemming zal worden verleend om [de minderjarige] voor het schooljaar 2010-2011 in te schrijven voor het tweetalig (Engels-Nederlands) onderwijs van het [naam school II] te Wassenaar, althans een ander door het hof te bepalen school en, indien het hof zijn verzoek afwijst, te bepalen dat de moeder de schoolkosten van de [school I] volledig dient te voldoen.
3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt de vader in zijn appel niet-ontvankelijk te verklaren, althans af te wijzen.
4. De vader stelt dat de rechtbank zijn verzoek om hem vervangende toestemming te geven om [de minderjarige] in te schrijven voor het tweetalig (Engels/Nederlands) onderwijs van het [naam school II], ten onrechte heeft afgewezen. Hij onderbouwt zijn stelling met zes grieven die – kort samengevat – inhouden dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet is gebleken dat [de minderjarige] enige binding heeft met de internationale school van het [naam school II], dat deze school beter of makkelijker bereikbaar is dan de [school I], dat [de minderjarige] het niveau van het onderwijs op die school aan zal kunnen en het aldaar heersende sociale en pedagogische klimaat beter past bij de fysieke en sociale eigenschappen van [de minderjarige]. De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte veronderstelt dat de opleiding en het heersende sociale en pedagogische klimaat van de [school I] beter, althans in meerder mate, past bij [de minderjarige]. Hij stelt daarbij dat [de minderjarige] formeel niet voldoet aan de inschrijfvoorwaarden van de [school I]. Voorts heeft de rechtbank volgens de vader ten onrechte overwogen dat onvoldoende is gebleken dat opleiding aan het [naam school II] zal leiden tot een betere integratie in de Nederlandse samenleving en meer perspectief zal bieden voor een succesvolle afronding van een vervolgstudie. Ten slotte stelt de vader dat de rechtbank ten onrechte de door de vader aangedragen alternatieve verzoeken heeft afgewezen omdat deze onvoldoende geconcretiseerd zouden zijn. Ten aanzien van zijn verzoek betreffende de schoolkosten stelt de vader dat hij door de economische recessie zijn baan heeft verloren, waardoor de schoolkosten verbonden aan de [school I] problematisch zouden kunnen worden indien hij niet vanaf 1 oktober 2010 een nieuwe baan heeft gevonden.
5. De moeder betwist de stellingen van de vader. Zij stelt dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zij op de [school I] blijft, in de eerste plaats omdat [de minderjarige] dit zelf uitdrukkelijk wenst, zij op haar plaats is op de [school I] en daarnaast omdat er binnen het gezin reeds binding is met de [school I]. De broers en zus van [de minderjarige] zijn ook naar de [school I] gegaan en hebben geen problemen ervaren met betrekking tot een vervolgopleiding en de integratie in de Nederlandse samenleving.
In haar verweer op het verzoek van de vader betreffende de schoolkosten wijst de moeder op artikel 362 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) waarin is bepaald dat een zelfstandig verzoek niet voor het eerst in hoger beroep kan worden gedaan. De uitzondering hierop, gelegen in artikel 827 Rv, geldt volgens de moeder niet, om welke reden het verzoek van de vader dient te worden afgewezen, dan wel de vader niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek, aangezien het niet binnen het bestek van de regeling van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) valt. Tevens wijst de moeder op het bepaalde in de derde alinea van artikel 1.5 van het echtscheidingsconvenant waarin is opgenomen dat de vader de kosten voor de school van [de minderjarige] volledig voor zijn rekening zal nemen.
Schoolkosten
6. Het hof beschouwt het verzoek van de vader ten aanzien van de schoolkosten als een vermeerdering van eis. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen deze vermeerdering van eis op grond dat zij in haar verdediging is geschaad, hetgeen in strijd is met de goede procesorde. De vader heeft dit verzoek bij brief van 16 april 2010, onder erkenning van de juistheid van de stelling van de moeder, dat hij niet in hoger beroep voor het eerst een zelfstandig verzoek kan doen, ingetrokken en eerst ter terechtzitting wederom in het geschil gebracht. Het hof staat de vermeerdering van eis in dit stadium en op deze wijze niet toe wegens strijd met de goede procesorde, en zal de vader derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek ten aanzien van de schoolkosten.
Vervangende toestemming inschrijving middelbare school
7. Het hof overweegt voorts als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat het gezin, gedurende het huwelijk van partijen, meerdere malen in het buitenland heeft gewoond, dat partijen er destijds voor gekozen hebben om het Engels als ‘gezinstaal’ te voeren en dat de broers en de zus van [de minderjarige] hun middelbare schoolopleiding in Nederland deels op de [school I] hebben genoten. Toen [de minderjarige] leerplichtig werd, hebben partijen er kennelijk gezamenlijk voor gekozen haar ook Engelstalig onderwijs op de [naam school] te laten volgen, hetgeen bevestigd is in het tussen partijen gesloten echtscheidingsconvenant. [de minderjarige] volgt thans het daarop aansluitende middelbaar onderwijs op de [school I].
8. Het hof zal de grieven van de vader gezamenlijk behandelen. Het hof stelt voorop dat [de minderjarige] na de echtscheiding van de vader en de moeder, een kwetsbaar kind lijkt te zijn (geworden). Dit wordt bevestigd door de omstandigheid dat zij thans ondersteuning krijgt van de ‘schoolcounselor’ van de [school I] wegens persoonlijke problemen die niet met de school samenhangen. Het is in dit verband dan ook van belang dat gewicht wordt toegekend aan haar wens om te blijven op de school waar zij thans zit en waar zij zich veilig en geborgen voelt. Het hof neemt in aanmerking dat [de minderjarige] bij de moeder woont en van de moeder afhankelijk is voor haar dagelijkse zorg en ondersteuning. Gelet op het voorgaande acht het hof de door de vader voorgestane wijziging van middelbare school voor [de minderjarige] een ingrijpende verandering, te meer daar de moeder haar daar niet in lijkt te kunnen ondersteunen. Het hof gaat ervan uit dat [de minderjarige] is aangenomen op de [school I], wat er van de inschrijfvoorwaarden voor de [school I] ook zij. Ten aanzien van de stelling van de vader dat de opleiding aan het [naam school II] [de minderjarige] betere kansen biedt met betrekking tot een vervolgstudie en de integratie in de Nederlandse maatschappij is het hof van oordeel dat dit onzekere factoren in de toekomst betreft, die niet zonder meer kunnen leiden tot de door de vader gewenste beslissing. Gelet op het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is dat zij haar middelbare schoolopleiding voor het schooljaar 2010-2011 op de [school I] continueert en zal de bestreden beschikking derhalve worden bekrachtigd. Hetgeen de vader voorts heeft opgemerkt ten aanzien van de bereikbaarheid van de scholen en de door hem aangedragen alternatieve verzoeken, brengt het hof niet tot een ander oordeel.
9. Het hof beslist mitsdien als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek ten aanzien van de schoolkosten;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mos-Verstraten, Van Leuven en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juni 2010.