ECLI:NL:GHSGR:2010:BM9280

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.024.835-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Kamminga
  • A. Mink
  • H. Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over minderjarigen in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 24 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader, verzoeker in hoger beroep, had het hof verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en hem alleen met het ouderlijk gezag te belasten. De vader stelde dat de communicatie tussen hem en de moeder, verweerster in hoger beroep, ernstig verstoord was en dat dit een onaanvaardbaar risico met zich meebracht voor de minderjarigen. De moeder voerde verweer en stelde dat de communicatie verbeterd kon worden indien deze via haar advocaat verliep.

Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders al geruime tijd slecht verloopt en dat dit heeft geleid tot een ondertoezichtstelling van de minderjarigen door Jeugdzorg. Het hof oordeelde dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk gezag uit te oefenen zonder dat dit belastend is voor de kinderen. Gezien de omstandigheden en het belang van de minderjarigen heeft het hof besloten het gezamenlijk gezag te beëindigen en het gezag alleen aan de vader toe te kennen. De vader is verplicht om de moeder te informeren over belangrijke zaken met betrekking tot de minderjarigen.

De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de griffier is opgedragen om deze beslissing te communiceren aan de betrokken rechtbanken. De eerdere beschikking van de rechtbank, waarin het verzoek van de vader werd afgewezen, is vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 24 maart 2010
Zaaknummer : 200.024.835/01
Rekestnr. rechtbank : 08-5536
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.W. Kuiper te Rijswijk,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. C.J.P. Liefting te Amstelveen.
Als degene wiens verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, is aangemerkt:
Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
kantoorhoudende te Naaldwijk,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
verder: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 11 februari 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
12 november 2008 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De moeder heeft geen verweerschrift ingediend, maar heeft ter terechtzitting verweer gevoerd.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 6 juli 2009 en 31 juli 2009 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brief van 16 februari 2010 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Van de zijde van Jeugdzorg is op 16 februari 2010 een faxbericht ingekomen, waarin onder meer is meegedeeld dat zij niet ter terechtzitting zal verschijnen.
Op 18 februari 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
De hierna te noemen minderjarige [minderjarige 1] is op 5 maart 2010 in raadkamer gehoord.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek van de vader - te bepalen dat hij alleen met het ouderlijk gezag over de hierna te noemen minderjarigen zal worden belast - afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het gezag over de minderjarigen:
- [minderjarige 1], geboren in 1996 te [geboorteplaats], verder: [minderjarige 1];
- [minderjarige 2], geboren in 2000 te [geboorteplaats], verder: [minderjarige 2];
hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] is inmiddels geëindigd; [minderjarige 2] staat nog onder toezicht.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hem alleen met het ouderlijk gezag te belasten.
3. De vader stelt zich – kort samengevat - op het standpunt dat de communicatie tussen hem en de moeder zeer stroef verloopt. Hij verwacht niet dat hierin nog verbetering zal komen, nu allerlei pogingen daartoe hebben gefaald. Volgens de vader wenst de moeder niet mee te werken aan diverse belangrijke zaken omtrent de minderjarigen. De communicatieproblemen tussen de ouders brengen een onaanvaardbaar risico mee dat de minderjarigen klem raken tussen de ouders, aldus de vader. Hij vreest voor hun belangen.
4. De moeder heeft ter terechtzitting verweer gevoerd en gesteld dat de minderjarigen niet klem of verloren zullen raken tussen de ouders. Dat de communicatie tussen de ouders niet goed verloopt, wijt de moeder aan de opstelling van de vader. De communicatie kan volgens haar verbeterd worden indien deze via haar advocaat verloopt.
5. Jeugdzorg heeft in voormelde faxbrief van 18 februari 2010 naar voren gebracht dat de bezoekregeling van [minderjarige 1] aan zijn moeder op zijn verzoek is beëindigd en dat na overleg met beide ouders de bezoekregeling tussen de moeder en [minderjarige 2] is opgeschort. Jeugdzorg heeft een verzoek bij de rechtbank ingediend tot opschorting van de omgangsregeling.
6. Het hof stelt voorop dat uitgangspunt is dat ouders die tijdens het huwelijk gezamenlijk gezag hebben, dit gezamenlijk gezag behouden. Ingevolge het (gewijzigde) artikel 1:253n, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) kan de rechter het gezamenlijk gezag zoals bedoeld in artikel 1:251a, eerste lid BW beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Bepaald kan worden dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
7. Het hof is op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting gebleken dat de communicatie tussen de ouders reeds geruime tijd slecht verloopt. Mede gelet daarop zijn de minderjarigen onder toezicht van Jeugdzorg gesteld. Zelfs onder begeleiding van Jeugdzorg is het voor de ouders niet mogelijk geweest om met betrekking tot belangrijke beslispunten
- zoals de afwikkeling van de schadeletselzaak van [minderjarige 1], de verkrijging van zijn identiteitsbewijs, de schoolkeuze van [minderjarige 2] en de behandeling van haar dyslexie – in gezamenlijk overleg een beslissing te nemen en deze zaken te regelen. Van een gezamenlijke gezagsuitoefening kan geen sprake zijn, indien de daartoe nodige communicatie uitsluitend via de advocaat van de moeder dan wel tussen de advocaten van partijen zou kunnen verlopen. Het hof acht de ouders derhalve niet in staat aan het gezamenlijk gezag een invulling te geven die niet belastend zal zijn voor de kinderen en verwacht niet dat hierin binnen afzienbare tijd verandering zal komen. Onder deze omstandigheden acht het hof het niet verantwoord het gezamenlijk gezag van de ouders te laten voortduren. Het is derhalve in het belang van de minderjarigen noodzakelijk, dat het gezag over hen aan de vader alleen toekomt. Het hof gaat er van uit dat de vader aan de moeder informatie over de minderjarigen zal verschaffen.
8. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking vernietigen en het gezamenlijk gezag over de minderjarigen beëindigen en bepalen dat voortaan aan de vader alleen het gezag over de minderjarigen toekomt.
BESLISSING OP HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
beëindigt het gezamenlijk gezag over de minderjarigen en bepaalt dat voortaan aan de vader alleen het gezag over de minderjarigen toekomt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
draagt de griffier van het hof op onverwijld van deze beslissing mededeling te doen aan de griffier van de rechtbank te ’s-Gravenhage en de griffier van de rechtbank Arnhem;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Mink en Hulsebosch, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2010.