ECLI:NL:GHSGR:2010:BN0263

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.050.738/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stille
  • A. Pannekoek-Dubois
  • B. Burgers-Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht van de vader

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin de kinderalimentatie voor zijn minderjarige kinderen is vastgesteld. De vader heeft op 7 december 2009 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 8 september 2009, waarin de rechtbank de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen heeft bepaald op nihil met ingang van 20 mei 2009. De moeder heeft op 20 januari 2010 een verweerschrift ingediend en de zaak is op 23 april 2010 mondeling behandeld. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.A.M. Perquin, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. N.D. Bauman, hebben hun standpunten toegelicht.

Het hof heeft vastgesteld dat de vader onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie en zijn draagkracht. Hij heeft geen recente financiële gegevens overgelegd en heeft niet aangetoond dat hij geen draagkracht heeft om de opgelegde kinderalimentatie te voldoen. De vader heeft aangevoerd dat hij geen inkomsten uit arbeid heeft en dat hij zijn tijd besteedt aan het onderhouden van zijn appartementen. Het hof oordeelt dat de vader niet heeft aangetoond dat hij niet in staat is om de kinderalimentatie te betalen, en dat zijn argumenten niet voldoende zijn onderbouwd.

De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen, en het in hoger beroep meer of anders verzochte af te wijzen. De uitspraak is gedaan op 2 juni 2010 door de rechters M. Stille, A. Pannekoek-Dubois en B. Burgers-Thomassen, met mr. Berkelaar als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 2 juni 2010
Zaaknummer : 200.050.738/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-1583
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P.A.M. Perquin te Zoetermeer,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. N.D. Bauman te Pijnacker-Nootdorp.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 7 december 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 8 september 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De moeder heeft op 20 januari 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 13 april 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 23 april 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.A.M. Perquin, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. N.D. Bauman. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is – met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 8 januari 2002 – uitvoerbaar bij voorraad de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [de minderjarige I], geboren op [datum in] 1995 te [geboorteplaats], bepaald op nihil met ingang van 20 mei 2009. Voorts is het verzoek van de vader tot nihilstelling van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam], geboren op [datum in] 1996 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [de minderjarige II]), afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige II] (hierna ook te noemen: de kinderalimentatie).
2. De vader heeft verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, zijn inleidend verzoek tot nihilstelling van de kinderalimentatie alsnog toe te wijzen.
3. De moeder heeft het beroep van de vader gemotiveerd weersproken. Zij heeft verzocht primair de vader in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel subsidiair het beroep van de vader te verwerpen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4. In haar verweerschrift heeft de moeder zich primair op het standpunt gesteld dat de vader niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn appel, nu uit zijn appelschrift niet duidelijk blijkt welke grieven hij tegen de bestreden beschikking heeft geformuleerd. Het hof is van oordeel dat het appelschrift van de vader, op genoegzame wijze, het verzoek en de gronden waarop het beroep berust vermeldt, zodat hij in zijn hoger beroep kan worden ontvangen.
5. Nu de door de rechtbank vastgestelde wijziging van omstandigheden niet in geschil is, neemt het hof deze als vaststaand aan. Immers, partijen hebben geen grieven gericht tegen de beoordeling van de rechtbank hieromtrent. Op grond daarvan zal het hof de behoefte van [de minderjarige II] en de draagkracht van de vader opnieuw bezien.
6. De vader heeft de behoefte van de moeder aan een bijdrage in de kosten van [de minderjarige II] niet weersproken. De behoefte staat hiermee vast.
7. De vader heeft – kort gezegd – aangevoerd dat hij geen draagkracht heeft om enige kinderalimentatie te voldoen. Hij heeft gesteld dat hij geen inkomsten uit arbeid heeft. De vader besteedt zijn tijd aan het onderhouden van zijn appartementen. Gelet op zijn leeftijd, het ontbreken van de nodige diploma’s en de huidige krappe arbeidsmarkt ziet de vader er geen heil in om te solliciteren.
8. Naar het oordeel van het hof heeft de vader onvoldoende inzicht in zijn draagkracht gegeven. De vader heeft geen recente financiële gegevens overgelegd. Het had op de weg van de vader gelegen om, nu hij zich beroept op gebrek aan zijn draagkracht, adequate bescheiden te produceren aan de hand waarvan die (actuele) draagkracht op deugdelijke wijze kan worden vastgesteld. Nu de vader heeft verzuimd deugdelijke gegevens met betrekking tot zijn financiële situatie over te leggen en noch (deugdelijke) informatie heeft verschaft over zijn lasten, noch zijn huurinkomsten inzichtelijk heeft gemaakt, is het hof van oordeel dat de vader niet heeft aangetoond dat hij geen draagkracht heeft om de bij beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage van 8 januari 2002 opgelegde kinderalimentatie voor [de minderjarige II] te blijven voldoen. Ook de stelling van de vader dat hij geen baan zou kunnen vinden, heeft hij naar het oordeel van het hof op geen enkele wijze aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt.
9. Hetgeen partijen ieder voor zich voorts nog naar voren hebben gebracht behoeft naar het oordeel van het hof geen bespreking, omdat dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
10. Mitsdien moet als volgt worden beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Pannekoek-Dubois en Burgers-Thomassen, bijgestaan door mr. Berkelaar als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juni 2010.