GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 26 mei 2010
Zaaknummer : 200.050.173/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 09-1552
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. L.A.E. Timmer te Rotterdam,
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.J.M. van Daalhuizen te Rotterdam, in eerste aanleg: mr. M.D. Winter te ’s-Gravenhage.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 1 december 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 11 september 2009 van de rechtbank Rotterdam.
De moeder heeft op 9 februari 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 21 december 2009 en 24 december 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op 16 april 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is, uitvoerbaar bij voorraad, de door de vader aan de moeder met ingang van 1 mei 2009 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de nader te noemen minderjarigen vastgesteld op € 500,- per maand per kind, voor wat betreft de na de datum van de beschikking te verschijnen termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht. Er zijn twee kinderen geboren in de huidige relatie van de vader.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook kinderalimentatie) van de minderjarigen:
- [naam kind 1], geboren [in 1997] te [geboorteplaats] en
- [naam kind 2], geboren [in 1998] te [geboorteplaats] (hierna: gezamenlijk te noemen: de kinderen).
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van de minderjarigen op nihil zal worden vastgesteld.
3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt de vader in zijn appel niet te ontvangen dan wel dit af te wijzen.
4. De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte de door hem te betalen kinderalimentatie met ingang van 1 mei 2009 op € 500,- per kind per maand heeft vastgesteld. De vader erkent enige behoefte aan kinderalimentatie maar betwist dat de behoefte € 500,- per kind per maand bedraagt. Hij stelt voorts dat de vastgestelde kinderalimentatie zijn draagkracht overstijgt. Hij heeft een partner die hij moet onderhouden en hij heeft veel schulden. Hij lost af op zijn schulden, onder meer uit het loonbeslag dat op zijn inkomen is gelegd. Hij heeft inmiddels een schuldsaneringsregeling aangevraagd.
5. De moeder stelt dat de vader ter betwisting van de behoefte van de kinderen slechts aangeeft dat het gezinsinkomen ten tijde van het samenleven van partijen nimmer dusdanig is geweest dat de behoefte van de kinderen € 500,- per kind per maand is, maar dit niet onderbouwt. De moeder betwist deze stelling van de vader en voert aan dat hij op dit punt in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dat zijn beroep dient te worden afgewezen. Zij stelt tevens dat, mede gezien de leeftijden van de kinderen, niet uitsluitend kan worden teruggegrepen naar een periode uit het verleden en naar het toenmalige gezinsinkomen, maar dat dient te worden gekeken naar de draagkrachtruimte van de vader.
6. Het hof overweegt als volgt. De omstandigheid dat de vader zijn primaire stelling niet nader zou hebben onderbouwd leidt nog niet tot het oordeel dat hij niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Tussen partijen is niet in geschil dat de moeder behoefte heeft aan kinderalimentatie. Partijen zijn al 13 jaar uit elkaar en kunnen geen gegevens over het gezamenlijke gezinsinkomen van destijds overleggen. Het hof zal bij gebrek aan gegevens omtrent het gezinsinkomen van tijde van de samenleving, en in aanmerking nemende dat er behoefte aan kinderalimentatie bestaat en dat de vader niet onwillig is om voor zover zijn draagkracht dat toelaat kinderalimentatie te betalen, aan de hand van de draagkracht van de vader de kinderalimentatie bepalen.
7. Het hof houdt rekening met een jaarinkomen van de vader van € 31.564,-, zoals blijkt uit de overgelegde jaaropgave 2009.
8. Het hof houdt slechts rekening met een (kale) huur van € 186,- per maand, zijnde de helft van de door de vader opgegeven huurlasten. De vader heeft onvoldoende onderbouwd dat zijn huidige partner niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien zodat ervan uit wordt gegaan dat de partner de helft van de huurlasten moet voldoen. Om dezelfde reden houdt het hof rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande, en met een ziektekostenpremie van € 92,- per maand, verminderd met de gemiddelde nominale premie en een eigen risico van € 14,- per maand.
9. Het hof houdt geen rekening met een bedrag van € 10,- aan kosten ten aanzien van de omgangsregeling daar deze kosten door de moeder zijn betwist en onvoldoende zijn onderbouwd.
10. Het hof zal rekening houden met de in de draagkrachtberekening van de vader opgevoerde schulden met een aflossingsverplichting van € 375,- per maand, gelet op de daarop betrekking hebbende bescheiden die de vader heeft overgelegd.
11. Geen rekening wordt gehouden met de premie begrafenisverzekering van € 5,- per maand aangezien die geen voorrang verdient boven de onderhoudsverplichting.
12. De beschikbare draagkrachtruimte wordt verdeeld over de vier kinderen van de vader, zodat daaruit volgt dat de draagkracht van de vader een alimentatie toelaat van € 100,- per maand per kind. Gelet op het voorgaande zal de bestreden beschikking worden vernietigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de vader met ingang van 1 mei 2009 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, voor wat betreft de na heden te verschijnen termijnen telkens bij vooruitbetaling zal voldoen € 100,- per maand per kind;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van de Poll, Van Dijk en Ydema, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2010.