ECLI:NL:GHSGR:2010:BN0805

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.048.541
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van de Poll
  • M. Mos-Verstraten
  • H. Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van kinderalimentatie in hoger beroep met betrekking tot de minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 28 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vaststelling van kinderalimentatie. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.C. Dikkers, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 17 juli 2009, waarin de kinderalimentatie voor de minderjarige [naam kind], geboren in 2002, was vastgesteld op € 321,- per maand. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M.F. Prickartz, heeft in incidenteel appel verzocht om de kinderalimentatie te verhogen en heeft daarbij een verzoek ingediend voor de periode van 5 oktober 2006 tot en met 31 december 2008.

De moeder heeft primair verzocht het hoger beroep van de vader te verwerpen en subsidiair de kinderalimentatie vast te stellen op verschillende bedragen voor de genoemde periodes. Het hof heeft vastgesteld dat de vader voldoende draagkracht heeft om de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie te voldoen. De vader heeft echter verzocht om de kinderalimentatie te verlagen naar € 150,- per maand, wat door het hof is afgewezen.

Het hof heeft de verzoeken van de moeder in incidenteel appel toegewezen en de kinderalimentatie voor de periode van 5 oktober 2006 tot en met 31 juli 2007 vastgesteld op € 455,- per maand, € 293,- per maand voor de periode van 1 augustus 2007 tot en met 31 december 2007, en € 257,- per maand voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de bestreden beschikking is voor het overige bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 28 april 2010
Zaaknummer : 200.048.541
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 05-3024 & FI RK 06-2642
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S.C. Dikkers te Vlaardingen,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.M.F. Prickartz te Schiedam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 16 oktober 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 17 juli 2009 van de rechtbank Rotterdam.
De moeder heeft op 12 januari 2010 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De vader heeft op 2 maart 2010 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 27 november 2009 en 8 en 17 maart 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 19 maart 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderalimentatie) van de hierna te noemen minderjarige, met ingang van 1 januari 2009 vastgesteld op € 321,- per maand, voor wat betreft de na de datum van de beschikking te verschijnen termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen. Voorts is verstaan dat de genoemde bijdrage jaarlijks, met ingang van 1 januari van het nieuwe jaar wordt gewijzigd ingevolge de wettelijk vastgestelde indexering. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil zijn, ten aanzien van de kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarige [naam kind], geboren [in 2002] te [geboorteplaats] (hierna: [kind]), de draagkracht van de vader en de ingangsdatum.
2. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen dat hij met ingang van de datum van de afgifte van de in deze te wijzen beschikking dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] met een bedrag van € 150,- per maand.
3. De moeder bestrijdt het beroep en verzoekt primair het hoger beroep van de vader te verwerpen (het hof begrijpt: het verzoek van de vader af te wijzen) en subsidiair de kinderalimentatie vast te stellen op een bedrag als het hof vermeent te behoren, doch in dat geval wel te bepalen dat de reeds door de vader aan haar betaalde kinderalimentatie niet teruggevorderd mag worden, zulks in verband met het consumptief karakter van de kinderalimentatie. De moeder verzoekt thans in - ter terechtzitting gewijzigd - incidenteel appel bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen, voor zover die betrekking heeft op de vaststelling van de kinderalimentatie over de periode van 5 oktober 2006 tot en met 31 december 2008, en in zoverre opnieuw beschikkende, te bepalen dat de door de vader aan haar te betalen kinderalimentatie als volgt zal worden vastgesteld:
-in de periode van 5 oktober 2006 tot en met 31 juli 2007 op € 455,- per maand,
-in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 31 december 2007 op € 293,- per maand,
-in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 op € 257,- per maand.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat het eigen aandeel van de ouders in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind], € 455,- bedraagt, zodat het hof daarvan zal uitgaan.
Principaal appel
5. De vader heeft gesteld dat de moeder samen met haar broer één huis bewoont en haar woonlasten derhalve kan delen; de moeder kan daardoor een groter aandeel in de kosten van [kind] voor haar rekening nemen. De vader heeft, ter onderbouwing van zijn stelling, een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie van de gemeente [woonplaats] overgelegd. Het hof overweegt als volgt. Uit voormeld uittreksel volgt dat de moeder, haar broer en [kind] staan ingeschreven op hetzelfde adres. De moeder heeft evenwel voldoende aannemelijk gemaakt dat zij, samen met [kind], feitelijk de woning alleen bewoont en maandelijks de volle huurlast draagt terwijl haar broer bij zijn vriendin woont. Het hof passeert dan ook deze stelling van de vader.
6. Aangaande de draagkracht van de vader overweegt het hof als volgt. Bij gebreke van een jaaropgave over 2009 bepaalt het hof het bruto jaarinkomen van de vader aan de hand van zijn salarisspecificatie van december 2009 op - afgerond - € 41.000,- , te weten het daarop vermelde cumulatieve loon van € 45.821,57 verminderd met de bijtelling van het privé gebruik van de auto van de werkgever van € 4.817,52. Het hof is van oordeel dat, gelet op dat inkomen, de vader in staat is de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie van € 321,- te voldoen zelfs indien rekening wordt gehouden met álle door de vader opgevoerde en door de moeder betwiste lasten. Er is mitsdien geen grond het door de vader verzochte toe te wijzen. Hetgeen de vader voor het overige stelt ten aanzien van zijn draagkracht behoeft, gelet op het vorenstaande, geen bespreking meer. Het hof zal de bestreden beschikking, met betrekking tot de vastgestelde kinderalimentatie vanaf 1 januari 2009, bekrachtigen.
Incidenteel appel
7. Tussen partijen is in geschil de vraag of de vader gehouden is in de periode van 5 oktober 2006 tot 1 januari 2009 kinderalimentatie te voldoen. De moeder heeft haar verzoek in incidenteel appel ter terechtzitting gewijzigd, in die zin dat zij, voor de periode van 5 oktober 2006 tot en met 31 juli 2007 thans verzoekt te bepalen dat de door de vader aan haar te betalen kinderalimentatie wordt vastgesteld op € 455,- per maand. Het hof is op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat het verzoek van de moeder in incidenteel appel moet worden toegewezen. De moeder heeft bij inleidend verzoekschrift van 30 november 2005 een bijdrage ten behoeve van [kind] verzocht, met ingang van de datum dat de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, zodat de vader vanaf dat moment rekening heeft kunnen houden met de mogelijke vaststelling van een door hem te betalen kinderalimentatie. Dat de behandeling van de zaak, en daarmee de eindbeslissing, een aantal keer is aangehouden doet daaraan, anders dan de vader betoogt, niet af. De moeder heeft, naar het oordeel van het hof, door in te stemmen met de aanhouding van de behandeling van de zaak, haar rechten op een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind] niet opgegeven. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de vader geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de door de moeder verzochte bedragen over de periode van 5 oktober 2006 tot en met 31 december 2008, noch tegen de daaraan ten grondslag gelegde berekeningen die als bijlage bij de brief van 25 juni 2009 van de zijde van de moeder zijn ingebracht. Het hof zal derhalve het incidenteel appel van de moeder toewijzen.
8. Het hof beslist mitsdien als volgt.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het verzoek van de tot het vaststellen van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam kind], geboren [in 2002] te [geboorteplaats], is afgewezen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam kind], geboren [in 2002] te [geboorteplaats], op:
€ 455,- per maand in de periode van 5 oktober 2006 tot en met 31 juli 2007,
€ 293,- per maand in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 31 december 2007,
€ 257,- per maand in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van de Poll, Mos-Verstraten en Hulsebosch, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 april 2010.