ECLI:NL:GHSGR:2010:BN2154

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004385-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 21 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Polen in 1985, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepplanten, wat in strijd is met de Opiumwet. De politierechter had de verdachte op 27 augustus 2009 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken, met aftrek van voorarrest, maar had hem vrijgesproken van een tweede tenlastelegging met betrekking tot het wegnemen van elektriciteit. De verdachte ging in hoger beroep tegen de veroordeling voor het telen van hennepplanten.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 mei 2010 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord en de argumenten van de verdediging overwogen. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim bij de aanhouding van de verdachte, maar het hof oordeelde dat de verdachte geen nadeel had ondervonden van dit verzuim. Het hof achtte de bewezenverklaring van de tenlastelegging gerechtvaardigd en oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en legde een taakstraf op van 80 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, die alleen bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004385-09
Parketnummer: 09-412679-09
Datum uitspraak: 21 mei 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
27 augustus 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1985,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek
op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 10 mei 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 april 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 607 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of
hij op of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 26 april 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, een hoeveelheid van 607 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van de wet;
2.
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 27 april 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Eneco energie services b.v., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 eerste en tweede cumulatief tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verweer
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering nu de politie op het moment van aanhouding van de verdachte nog niet in het bezit was van een machtiging binnentreden ter aanhouding.
Het hof overweegt hieromtrent gelet enerzijds op de feitelijke gang van zaken bij de aanhouding zoals blijkend uit het proces-verbaal van de politie en anderzijds op het feit dat de verdachte er geen nadeel van heeft ondervonden, dat kan worden volstaan met de constatering dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan.
Ten overvloede merkt het hof op dat het voorhanden zijnde bewijsmateriaal niet rechtstreeks uit het verzuim is voortgevloeid waardoor bewijsuitsluiting -afgezien van het hiervoor overwogene- niet aan de orde is.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste en tweede cumulatief tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 april 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 607 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
en
hij omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 26 april 2009 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van 607 hennepplanten, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C en B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsook op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het telen en aanwezig hebben van hennepplanten. Aldus heeft de verdachte bijgedragen aan bedreiging van de volksgezondheid.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met het feit dat hij in Nederland -blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 april 2010- niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof is -alles overwegende- van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 11.600,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, te weten tot een bedrag van € 1000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste en tweede cumulatief tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 40 (veertig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij de vordering dan ook slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde partij] in de kosten die de verdachte in verband met de verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, welke kosten tot aan deze uitspraak vooralsnog zijn begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. P.J. Wurzer, mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. G.N. Roes, in bijzijn van de griffier mr. H. Biemond.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 mei 2010.
Mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. G.N. Roes zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.