Rolnummer: 22-000321-09
Parketnummer: 10-613153-07
Datum uitspraak: 10 juni 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 13 januari 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboortestad] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 mei 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het hem onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 12 mei 2007 te Schiedam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2 Politiewet, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [verbalisant 1], zijnde adspirant werkzaam bij de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond en/of [verbalisant 2], zijnde brigadier werkzaam bij de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd de Schiedamseweg te verlaten, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
2. hij op of omstreeks 12 mei 2007 te Schiedam toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1], zijnde adspirant werkzaam bij de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond en/of [verbalisant 2], zijnde brigadier werkzaam bij de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 184 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten politiebureau Vlaardingen, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden;
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van
€ 200,-, subsidiair vier dagen hechtenis alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Blijkens het proces-verbaal van aanhouding van 12 mei 2007 (pv nr: 2007163411-3) hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een aantal jongeren, waaronder de verdachte, die zich op 12 mei 2007 omstreeks 00.40 uur op het plein op de [straat] bevond, op grond van artikel 2 van de Politiewet gevorderd het plein te verlaten. Toen de verdachte hier niet aan voldeed hebben de verbalisanten hem aangehouden.
De verbalisanten hebben in bovenvermeld proces-verbaal voorts gerelateerd dat de verdachte zich tijdens de aanhouding schuldig maakte aan wederspannigheid.
De verdachte heeft tegenover de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep ontkend zich tegen de aanhouding te hebben verzet.
Het hof overweegt, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2008 (LJN: BB 4108), het volgende.
Voor een bevel of vordering "krachtens wettelijk voorschrift" gedaan als bedoeld in artikel 184, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat het betreffende voorschrift uitdrukkelijk inhoudt dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het geven van een bevel of het doen van een vordering. Artikel 2 van de Politiewet 1993 bevat een algemene taakomschrijving voor de politie en kan niet worden aangemerkt als een wettelijk voorschrift op basis waarvan vorderingen of bevelen kunnen worden gegeven waaraan op straffe van overtreding van artikel 184, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht moet worden voldaan. Derhalve dient de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Uit het hiervoor overwogene volgt dat een wettelijke grondslag voor de aanhouding van de verdachte, ter zake van verdenking van overtreding van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, ontbrak. Derhalve dient de verdachte van de hem onder 2 tenlastegelegde overtreding van artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht eveneens te worden vrijgesproken.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. S. van Dissel, mr. G.P.A. Aler en mr. T.E. van der Spoel, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Zuidweg. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 juni 2010.