Rolnummer: 22-005875-09
Parketnummer: 09-610525-09
Datum uitspraak: 12 juli 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
10 november 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] (Soedan),
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 juni 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 december 2008 te Leiden als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straatnaam], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 02 december 2008 te Leiden als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straatnaam], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander te weten [slachtoffer] letsel en/of schade was toegebracht.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Gelet op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat het slachtoffer, indien zij niet was gevallen de auto van de verdachte zou hebben geraakt, kan in het midden blijven of de verdachte rechtstreeks betrokken is geweest bij het onderhavige verkeersongeval, in die zin dat hij als bestuurder van een motorrijtuig in botsing is gekomen met [slachtoffer] toen zij daar op haar snorfiets reed, dan wel of het slachtoffer in een poging om een botsing met de auto van de verdachte te vermijden met haar snorfiets is gevallen. Naar 's hofs oordeel kan op basis van de in het dossier vervatte en gebezigde bewijsmiddelen genoegzaam worden vastgesteld dat de verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten en aldus niet behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit. Aldus heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van een verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 juni 2010, waaruit blijkt dat hij weliswaar eenmaal eerder in aanraking is gekomen met justitie wegens het plegen van een strafbaar feit, maar niet ter zake van een verkeersdelict en bovendien reeds geruime tijd geleden.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat in de concrete omstandigheden oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen
7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Beveelt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. S. van Dissel, mr. G.P.A. Aler en mr. C.M. le Clercq-Meijer, in bijzijn van de griffier mr. L.E.G. van der Hut.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 juli 2010.
Mr. S. van Dissel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.