ECLI:NL:GHSGR:2010:BN2723

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.053.078
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Haan-Boerdijk
  • A. Kamminga
  • J. van Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 oktober 2009, waarin de vader niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoek om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kind te wijzigen. De vader had eerder, bij beschikking van 11 december 2006, een bijdrage van € 250,- per maand vastgesteld gekregen, met ingang van 14 juni 2006. De vader verzocht het hof om deze beschikking in te trekken of te wijzigen, omdat hij meende dat de eerdere beschikking was gebaseerd op onjuiste of onvolledige gegevens en dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2010 was de vader niet verschenen, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De advocaat van de vader en de moeder waren wel aanwezig. De vader had geen verificatoire bescheiden overgelegd die zijn stellingen konden onderbouwen. Het hof oordeelde dat de vader onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de eerdere beschikking niet aan de wettelijke maatstaven voldeed of dat er sprake was van een relevante wijziging van omstandigheden.

Het hof vernietigde de beslissing van de rechtbank voor zover de vader niet-ontvankelijk was verklaard, maar wees het verzoek van de vader af. De beschikking werd tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige delen van de bestreden beschikking werden bekrachtigd. De beslissing werd genomen door mrs. De Haan-Boerdijk, Kamminga, en Van Veen, en uitgesproken op 7 juli 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 7 juli 2010
Zaaknummer : 200.053.078
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-2084
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. F.I. Piternella te Dongen,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. B.C.V.J. van Leur te Delft.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 5 januari 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 oktober 2009.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 19 januari 2010 en 2 februari 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 4 juni 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de vader en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, mr. Van Leur onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotitie.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 11 december 2006 is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de hierna te noemen minderjarige [kind] bepaald op € 250,- per maand met ingang van 14 juni 2006.
Bij de bestreden beschikking is de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek de beschikking van 11 december 2006 in te trekken dan wel te wijzigen op de grond dat deze van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Voorts is het verzoek van de vader tot wijziging dan wel intrekking van de beschikking van 11 december 2006 op de grond dat de uitspraak nadien door wijziging van omstandigheden heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook: kinderalimentatie) van de minderjarige [naam kind], geboren [in 1998] te [geboorteplaats], hierna: [kind]. [kind] is op [in 1998] door de vader erkend.
2. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking met betrekking tot de opgelegde bijdrage in de verzorging en opvoeding van de minderjarige [kind] van € 250,- per maand in te trekken dan wel te wijzigen en met ingang van de datum van de door het hof te nemen beschikking vast te stellen op nihil, althans met vaststelling van hetgeen appellant tot op die datum diende te betalen op zodanige bedragen als in feite door hem zijn betaald, althans deze bedragen zodanig vast te stellen als het hof juist acht.
3. De moeder heeft ter terechtzitting verweer gevoerd en het hof verzocht het beroep van de vader ongegrond te verklaren.
4. Ter zitting van het hof heeft de advocaat van de vader verklaard dat hij wil dat de vader de gelegenheid krijgt ter zitting te verschijnen en uitleg te geven. Voor zover de advocaat hiermee een verzoek tot aanhouding heeft gedaan, wijst het hof dit verzoek af. De vader is naar het oordeel van het hof zowel in eerste aanleg als in hoger beroep voldoende in de gelegenheid gesteld de benodigde verificatoire bescheiden in het geding te brengen. Bovendien heeft de advocaat ter zitting van het hof verklaard dat hij zijn cliënt om onderliggende stukken heeft gevraagd, doch dat de vader zegt niet over deze stukken te beschikken. Voor het niet verschijnen ter zitting van het hof is noch door de vader noch door diens advocaat enige reden opgegeven.
5. De vader grondt zijn verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie enerzijds op de stelling dat de rechtbank in de beschikking van 11 december 2006 van onjuiste en onvolledige gegevens is uitgegaan en anderzijds op de stelling dat sprake is van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan de beschikking van 11 december 2006 heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
6. Voor de beoordeling van het verzoek van de vader beschikt het hof niet over voldoende verificatoire bescheiden met betrekking tot het inkomen en de lasten van de vader in de periode vanaf juni 2006. De overgelegde inkomensverklaringen van de belastingdienst over de jaren 2006 tot en met 2008 zijn daartoe volstrekt onvoldoende. Uit deze verklaringen blijkt immers slechts dat de vader geen belastingaangifte heeft gedaan. Dat de vader, zoals namens hem ter zitting van het hof is gesteld, samen met zijn vriendin en met 9 kinderen van alleen het inkomen van die vriendin van € 800,- per maand moet rondkomen, komt het hof onaannemelijk voor, zeker gezien het feit dat, zoals eveneens namens de vader is gesteld, van dit inkomen van € 800,- per maand ook nog schulden moeten worden betaald. Met betrekking tot de lasten van de vader beschikt het hof slechts over een kredietovereenkomst, gedateerd 23 februari 2007, en een proces-verbaal van comparitie van 11 november 2008, waarin is vermeld dat de vader aan ene [X] een bedrag van in totaal € 24.000,- dient te voldoen in maandelijkse termijnen van € 500,-. Een overzicht van zijn maandelijkse lasten en een overzicht van de door hem gestelde schulden en aflossingen ontbreken. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de vader onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de beschikking van de rechtbank van 11 december 2006 van aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan noch dat deze beschikking door een rechtens relevante wijziging van omstandigheden heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Het verzoek van de vader dient derhalve te worden afgewezen.
7. Derhalve wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover de vader niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek ex artikel 1:401, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de vader ex artikel 1:401, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek af;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Haan-Boerdijk, Kamminga, en Van Veen, bijgestaan door mr. Buiting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2010.