ECLI:NL:GHSGR:2010:BN2724

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.045.039/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en bewijsvoering van gewijzigde omstandigheden

In deze zaak gaat het om de wijziging van de door de vader te betalen kinderalimentatie voor zijn minderjarige kinderen. De vader, die in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, voert aan dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een verlaging van de alimentatie rechtvaardigen. Hij stelt dat hij door een medische ingreep invalide is geraakt en dat zijn inkomen drastisch is afgenomen door de concurrentie en de opkomst van illegaal downloaden in de markt van Bollywood cd's en dvd's.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de vader niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. Er zijn geen financiële stukken overgelegd die de claim van invaliditeit en de gevolgen daarvan voor zijn verdiencapaciteit onderbouwen. Het hof heeft vastgesteld dat de vader geen bewijs heeft geleverd van de medische ingreep of de impact daarvan op zijn inkomen. Bovendien zijn de overgelegde financiële stukken onvoldoende om de draagkracht van de vader in de jaren 2003 tot en met heden vast te stellen.

De vader heeft belastingaanslagen en jaarstukken overgelegd, maar deze zijn niet in overeenstemming met de mededelingen van de belastingdienst. Het hof concludeert dat er geen wijziging van omstandigheden is aangetoond die een aanpassing van de kinderalimentatie rechtvaardigt. De bestreden beschikking van de rechtbank wordt dan ook bekrachtigd, waarbij het hof de gronden aanvult. De uitspraak is gedaan op 7 juli 2010 door het Gerechtshof 's-Gravenhage.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 7 juli 2010
Zaaknummer : 200.045.039/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 09-48
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.N.R. Nasrullah te Rotterdam,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat eerste aanleg mr. J.J. Verbeke te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 28 september 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 29 juni 2009 van de rechtbank Rotterdam.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 18 januari 2010 en op 19 februari 2010 aanvullende stukken ingekomen. Bij brief van 7 april 2010 heeft mr. Nasrullah nogmaals de processtukken eerste aanleg aan het hof toegezonden.
Bij faxbericht van 7 april 2010 heeft mr. Verbeke het hof meegedeeld dat zij niet ter zitting zal verschijnen, nu het haar niet is gelukt met haar cliënte in contact te komen.
Op 9 april 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door mr. A.G.A. Halfers, kantoorgenoot van zijn advocaat. De moeder en haar advocaat zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek van de vader tot wijziging van de door de rechtbank Rotterdam bij beschikking van 6 mei 2003 bepaalde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de hierna te noemen minderjarigen van € 125,- per maand per kind, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderalimentatie) van de minderjarigen:
- [naam kind 1], geboren te [geboorteplaats] [in 1995], hierna: [kind 1],
- [naam kind 2], geboren te [geboorteplaats] [in 1997], hierna: [kind 2],
gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
2. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking, voor zover nodig met aanvulling of verbetering van de rechtsgronden, te vernietigen en (naar het hof begrijpt:) opnieuw beschikkende, zijn verzoeken alsnog toe te wijzen dan wel in goede justitie een nader oordeel ter zake daarop te geven.
3. Het hof merkt allereerst op dat de behoefte van de kinderen aan een door de vader aan de moeder te betalen bijdrage van € 125,- per maand per kind als niet bestreden vast staat.
4. Ter zitting van het hof is aan mr. Halfers de vraag voorgelegd of het appelschrift van de vader zodanig geïnterpreteerd moet worden dat door de vader wordt aangevoerd dat bij het wijzen van de beschikking van 6 mei 2003 van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Mr. Halfers heeft deze vraag niet kunnen beantwoorden. Het hof gaat bij de beoordeling van de zaak derhalve uit van de grondslag zoals deze is vermeld in het appelschrift, te weten dat sprake is van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan de bij beschikking van 6 mei 2003 bepaalde kinderalimentatie niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet.
5. Uit het appelschrift en het verzoekschrift van de vader in eerste aanleg blijkt dat de vader een tweetal wijzigingen van omstandigheden aanvoert. Zo stelt hij dat hij in 2003 een medische ingreep heeft ondergaan als gevolg waarvan hij verlamd is geraakt en hij niet in staat was zijn onderneming te drijven. Hij heeft lange tijd therapie moeten volgen en kan zich nu weer redelijk bewegen, maar hij wordt nog wel beperkt in zijn bedrijfsvoering als ondernemer. Voorts voert de vader als wijziging van omstandigheden aan dat hij een aanzienlijke terugval in inkomen heeft gehad. De sterke en steeds groeiende concurrentie en de opkomst van illegaal downloaden heeft grote gevolgen voor zijn onderneming in Bollywood cd’s en dvd’s.
6. Het hof is van oordeel dat de vader op geen enkele wijze heeft aangetoond dat hij door een medische ingreep invalide is geraakt, noch wat de invloed hiervan op zijn verdiencapaciteit is (geweest). Van de medische ingreep, de invaliditeit en de gevolgen hiervan is geen enkel (financieel) stuk aan het hof overgelegd.
7. Ook heeft de vader naar het oordeel van het hof zijn stelling dat zijn inkomen sinds 2003 drastisch is afgenomen, niet (voldoende) onderbouwd. Uit de beschikking van 6 mei 2003 is niet vast te stellen van welke gegevens de rechtbank destijds is uitgegaan bij het vaststellen van de kinderalimentatie. De rechtbank heeft immers geoordeeld dat de financiële situatie van de vader op basis van de zich in het dossier bevindende stukken onvoldoende kon worden vastgesteld. Het hof beschikt ook niet over gegevens waaruit de draagkracht van de vader in 2003 kan worden vastgesteld, noch over gegevens waaruit de door hem gestelde verminderde draagkracht in de jaren daarna kan worden vastgesteld. De door de vader overgelegde financiële stukken zijn hiertoe onvoldoende. De vader heeft belastingaanslagen IB/Pv over de jaren 2003 tot en met 2005 overgelegd om een inkomen onder bestaansminimum aan te tonen. Echter, hiermee is voor het hof niet te rijmen de mededeling omzetbelasting van de belastingdienst betreffende het jaar 2004, gedateerd 31 maart 2007, waaruit blijkt van een bedrag van de aanslag van € 14.096,- en het exploot van de belastingdienst, gedateerd 10 februari 2009, waaruit blijkt van een invorderbaar bedrag van in totaal € 16.376,-, welk bedrag volgens de aantekeningen op dit exploot betreft een naheffing jaar 2004. Verder heeft de vader jaarstukken en aangiften IB/Pv over de jaren 2006 tot en met 2008 overgelegd, maar niet de daarbij behorende aanslagen van de belastingdienst. Over het jaar 2009 en de eerste maanden van 2010 zijn helemaal geen stukken overgelegd. Voorts heeft de vader nagelaten een draagkrachtberekening met onderliggende stukken over de van belang zijnde jaren in het geding te brengen. In het licht van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de overgelegde stukken onvoldoende inzicht geven in het inkomen van de vader in de jaren 2003 tot en met heden.
8. Gelet op het vorenstaande kan het hof niet vaststellen dat sprake is van een wijziging van omstandigheden in de draagkracht van de vader waardoor de bij beschikking van 6 mei 2003 bepaalde kinderalimentatie dient te worden gewijzigd, zodat het verzoek van de vader moet worden afgewezen. Het hof zal de bestreden beschikking, onder aanvulling van gronden, derhalve bekrachtigen.
9. Derhalve wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Van Dijk en Engel, bijgestaan door mr. Buiting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2010.