GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector familie
Zaaknummer : 200.027.934
Rolnummer rechtbank : 316491
arrest van de familiekamer d.d. 23 maart 2010
[appellant]
wonende te [woonplaats]
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.M. Hoogsteen,
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats]
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. H. Koning.
Bij exploot van 16 december 2008, is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van 19 november 2008, door de rechtbank te 's-Gravenhage tussen partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
Bij memorie van grieven heeft de man twee grieven aangevoerd.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grieven bestreden.
Partijen hebben hun procesdossiers aan het hof overgelegd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Tegen de feiten zoals door de rechtbank vastgesteld onder “2. De feiten” in het bestreden vonnis is niet opgekomen, zodat het hof in dit hoger beroep van die feiten uitgaat.
2. De man heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en heeft gevorderd om alsnog de vorderingen van de vrouw als eiser in oppositie af te wijzen met bekrachtiging van het verstekvonnis van 28 mei 2008 en met veroordeling van de vrouw in de proceskosten in beide instanties.
3. De vrouw heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering in appel en heeft gevorderd de bestreden beslissing te bekrachtigen met veroordeling van appellant in de kosten in beide instanties.
4. In zijn eerste grief stelt de man dat de vrouw in gebreke was gebleven met het tijdig aan hem overleggen van financiële gegevens op grond van het verstekvonnis van 28 mei 2008. De bij dat vonnis opgelegde dwangsom was op 24 augustus 2008 in zijn geheel verbeurd en de vrouw was dientengevolge aan de man € 10.000,- verschuldigd. De man heeft van dit bedrag, ondanks gelegd loonbeslag, slechts € 200,- ontvangen. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat het verstekvonnis dient te worden vernietigd omdat de man geen belang meer had. Door die vernietiging is evenwel de grondslag voor het vorderen dan wel innen van de dwangsom komen te vervallen, aldus de man.
5. In zijn tweede grief stelt de man dat de rechtbank ten onrechte de vrouw niet in de proceskosten heeft veroordeeld met de overweging dat de vrouw onevenredig zou worden benadeeld door een proceskostenveroordeling nu de volledige dwangsom was verbeurd.
6. Het hof overweegt als volgt.
Het verzet is een rechtsmiddel voor de gedaagde die niet verschenen is en dus niet gehoord is om alsnog voor de rechter te verschijnen en zijn verweer naar voren te brengen. Door de rechtbank is vastgesteld, dat de vrouw in verzuim was met het tijdig overleggen aan de man van bewijsstukken, waartoe zij op grond van het tussen partijen geldend convenant was gehouden.
7. Nu de vrouw in de verzetprocedure alsnog de verzochte gegevens heeft overgelegd heeft de man echter geen belang meer bij zijn vordering anders dan voor wat betreft de proceskostenveroordeling. Nu de vrouw het nodeloos op een procedure heeft laten aankomen zal het hof de vrouw in de proceskosten veroordelen van de eerste aanleg. Het hof neemt daarbij in aanmerking, dat de man in eerste aanleg op basis van een (aanvraag tot een) toevoeging heeft geprocedeerd. Er is onvoldoende grond om de vrouw ook in hoger beroep in de proceskosten te veroordelen; deze zullen worden gecompenseerd.
vernietigt het bestreden vonnis uitsluitend voor wat betreft de daarbij uitgesproken compensatie van de proceskosten en in zoverre opnieuw rechtdoende
veroordeelt de vrouw in de proceskosten in eerste aanleg begroot op € 1.061,44, waarvan € 85,44 dagvaardingskosten, € 208,- griffierecht en € 768,- voor salaris van de advocaat, te betalen aan de griffier, die hiermee zal handelen overeenkomstig artikel 243 Rv;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, Husson en Kamminga en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 maart 2010 in aanwezigheid van de griffier.
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector familie
Rolnummer rechtbank : 316491
arrest van de familiekamer d.d. 7 juli 2010
[appellant]
wonende te [woonplaats]
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.M. Hoogsteen,
[geïntimeerde]
Wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. H. Koning.
1. Het hof heeft in deze zaak op 23 maart 2010 een arrest uitgesproken. De advocaat van de man heeft bij brief van 29 maart 2010 verzocht het arrest te verbeteren wat betreft de kostenveroordeling. De vrouw heeft bij brief van haar advocaat van 31 mei 2010 bericht dat er volgens haar geen sprake is van een kennelijke omschrijving (bedoeld zal zijn kennelijke fout) zoals omschreven in de wet en dat zij zich voor het overige refereert aan het door het hof in te nemen standpunt.
2. Als gevolg van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent, is in het arrest in rechtsoverweging 7 overwogen, dat de man in eerste aanleg op basis van een (aanvraag tot een) toevoeging heeft geprocedeerd en is in het dictum bepaald, dat de vrouw de proceskosten in eerste aanleg dient te betalen aan de griffier, die hiermee zal handelen overeenkomstig artikel 243 Rv. De man procedeerde echter in eerste aanleg niet op basis van een (aanvraag tot een) toevoeging.
3. Het hof zal deze misslag herstellen. Uit rechtsoverweging 7 wordt derhalve geschrapt de zin: “Het hof neemt daarbij in aanmerking, dat de man in eerste aanleg op basis van een (aanvraag tot een) toevoeging heeft geprocedeerd.” Voorts dient het dictum wat betreft de kostenveroordeling als volgt te worden gelezen:
veroordeelt de vrouw in de proceskosten in eerste aanleg, aan de zijde van de man begroot op € 1.061,44, waarvan € 85,44 dagvaardingskosten, € 208,- griffierecht en € 768,- voor salaris van de advocaat;”
verbetert bovenvermelde fout in het op 23 maart 2010 in deze zaak uitgesproken arrest;
stelt deze verbetering op de minuut van dat arrest.
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, Husson en Kamminga en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2010 in aanwezigheid van de griffier.