ECLI:NL:GHSGR:2010:BN3099

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.041.448/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Nievelt
  • A. van de Poll
  • P. Punselie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige vaststelling van contactregeling tussen ouders na scheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de voorlopige vaststelling van een contactregeling tussen de vader en de minderjarige, geboren in 2006. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de rechtbank Rotterdam aangevochten, waarin een voorlopige toedeling van zorg- en opvoedingstaken was vastgesteld. De vader, verweerder in hoger beroep, had een incidenteel appel ingediend tegen deze beschikking. Het hof heeft vastgesteld dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn incidentele beroep, omdat dit zich richtte tegen een tussenbeschikking. De moeder had op 4 november 2009 een verweerschrift ingediend en er waren aanvullende stukken ingekomen van beide partijen. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 juni 2010 hebben partijen overeenstemming bereikt over de voorlopige contactregeling. Het hof heeft de bestreden beschikking deels vernietigd en een voorlopige regeling vastgesteld, waarbij de minderjarige om de veertien dagen van zaterdag tot maandag bij de vader verblijft, en daarnaast op woensdag van 12.00 tot 18.00 uur. In de zomervakantie zal de minderjarige tien aaneengesloten dagen bij de vader verblijven. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het verzoek van de vader om een gewijzigde contactregeling afgewezen. De uitspraak is gedaan door mrs. van Nievelt, van de Poll en Punselie, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 7 juli 2010
Zaaknummer : 200.041.448/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 08-697
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep, tevens verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat voorheen mr. L.A.E. Timmer te Rotterdam, thans mr. J.P. Vandervoodt te Rotterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep, tevens verzoeker in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A. Krim te Haarlem.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Rotterdam-Rijnmond,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 21 augustus 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 24 juni 2009 van de rechtbank Rotterdam (hierna: de bestreden beschikking).
De vader heeft op 14 oktober 2009 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De moeder heeft op 4 november 2009 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 30 oktober 2009, 10 november 2009 en 22 januari 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 13 november 2009 aanvullende stukken ingekomen.
De raad heeft het hof bij brief van 23 april 2010 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Op 11 juni 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en de vader, bijgestaan door zijn advocaat. Partijen en hun raadslieden hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank onder meer, uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: de contactregeling), voorlopig als volgt bepaald:
de na te noemen minderjarige verblijft telkens de ene week van zaterdag 10.00 uur tot maandag 17.00 uur bij de vader en de andere week op zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur. De minderjarige verblijft twee aaneengesloten weken in de zomervakantie bij de vader, waarbij de vader de moeder op de hoogte houdt omtrent eventueel (gezondheids)problemen betreffende de minderjarige. De minderjarige wordt telkens gehaald en gebracht door de vader.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de voorlopige toedeling van de zorg- en opvoedingstaken van de vader, meer specifiek de vaststelling van de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan het contact tussen de vader en de minderjarige:
[minderjarige], geboren [in] 2006 te [geboorteplaats], hierna verder: de minderjarige.
2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat er een voorlopige contactregeling zal worden vastgesteld inhoudende dat de minderjarige eens in de veertien dagen van zondagochtend tot dinsdagochtend zal verblijven bij de vader alsmede één aaneengesloten week in de zomervakantie.
3. De vader voert verweer tegen het beroep van de moeder en verzoekt het hof het verzoek van de moeder om een gewijzigde contactregeling op te leggen af te wijzen. Daarnaast verzoekt de vader het hof in incidenteel appel, uitvoerbaar bij voorraad, een contactregeling tussen de vader en de minderjarige vast te stellen alsmede de vakantie en feestdagen bij helfte te verdelen.
4. De moeder verzet zich tegen het incidenteel hoger beroep van de vader.
5. Het hof zal alvorens het principaal hoger beroep te behandelen, eerst een overweging wijden aan het incidenteel hoger beroep van de vader.
Definitieve contactregeling
6. Het hof begrijpt het incidenteel hoger beroep van de vader aldus dat hij in zijn incidenteel hoger beroep heeft bedoeld te verzoeken om vaststelling van een definitieve contactregeling. In de bestreden beschikking heeft de rechtbank ten aanzien van de definitieve contactregeling (waaronder het contact tijdens feestdagen) bepaald dat de behandeling van de zaak te dien aanzien wordt aangehouden. Over de uiteindelijke, definitieve, contactregeling is in de bestreden beschikking derhalve geen eindoordeel gegeven. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat te dien aanzien sprake is van een tussenbeschikking. Nu van een tussenbeschikking slechts tegelijk met dat van de eindbeschikking hoger beroep kan worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald, waarvan in casu geen sprake is, zal het hof de vader niet-ontvankelijk verklaren in zijn incidenteel hoger beroep tegen de bestreden beschikking.
Voorlopige contactregeling
7. Partijen hebben ter terechtzitting overeenstemming bereikt. Partijen zijn, ten aanzien van de vaststelling van een voorlopige contactregeling, overeengekomen dat de minderjarige bij de vader zal verblijven:
- eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot maandag 17.00 uur, waarbij de vader de minderjarige bij de moeder ophaalt en terugbrengt;
- iedere woensdag van 12.00 uur tot 18.00 uur (na het eten), waarbij de vader de minderjarige ofwel bij de moeder ofwel - vanaf het moment dat de minderjarige de peuterspeelzaal zal bezoeken - bij de peuterspeelzaal ophaalt, en de minderjarige aan het einde van de middag weer bij de moeder terugbrengt; en
- in de zomervakantie tien aaneengesloten dagen, waarbij de vader zorg zal dragen voor een telefonisch contact om de dag tussen de minderjarige en de moeder.
8. Nu partijen overeenstemming hebben bereikt, zal het hof overeenkomstig hun afspraak beslissen. Dit brengt mee dat de bestreden beschikking deels zal worden vernietigd.
9. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET PRINCIPAAL EN HET INCIDENTEEL HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn incidentele hoger beroep;
vernietigt de bestreden beschikking voor zover die een voorlopige toedeling van de zorg- en opvoedingstaken van de vader, meer specifiek de vaststelling van de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan het contact tussen de vader en de minderjarige, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt in het kader van een voorlopige toedeling van de zorg- en opvoedingstaken, te weten totdat door de rechtbank Rotterdam zal zijn beslist op het aanhangig zijnde verzoek tot een definitieve verdeling van de zorg en opvoedingstaken, de volgende regeling vast:
bepaalt dat de minderjarige bij de vader zal verblijven:
- eenmaal per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot maandag 17.00 uur, waarbij de vader de minderjarige bij de moeder ophaalt en terugbrengt;
- iedere woensdag van 12.00 uur tot 18.00 uur (na het eten), waarbij de vader de minderjarige ofwel bij de moeder ofwel - vanaf het moment dat de minderjarige de peuterspeelzaal zal bezoeken - bij de peuterspeelzaal ophaalt en de minderjarige aan het einde van de middag weer bij de moeder terugbrengt;
- in de zomervakantie tien aaneengesloten dagen, waarbij de vader zorg zal dragen voor een telefonisch contact om de dag tussen de minderjarige en de moeder;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, van de Poll en Punselie, bijgestaan door mr. Wittich-de Ridder als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2010.