ECLI:NL:GHSGR:2010:BN3661

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001367-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting in de prostitutie met betrekking tot kwetsbare slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en uitbuiting in de prostitutie. De verdachte was betrokken bij de uitbuiting van twee slachtoffers, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], die zich in een kwetsbare positie bevonden door hun illegale verblijf in Nederland en het ontbreken van een verblijfsvergunning. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk voordeel had getrokken uit de uitbuiting van deze slachtoffers, waarbij hij hen onder druk zette en hen dwong om hun verdiensten af te staan. De verdachte had zich bewust moeten zijn van de kwetsbare positie van de slachtoffers, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van uitbuiting in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof heeft vastgesteld dat de slachtoffers niet in staat waren om vrije keuzes te maken en dat de verdachte en zijn medeverdachte misbruik hebben gemaakt van hun kwetsbare situatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 318 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die langdurige psychische en emotionele schade zouden ondervinden door de uitbuiting. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de juridische bescherming van kwetsbare slachtoffers in de prostitutie en de verantwoordelijkheid van betrokkenen in dergelijke situaties.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001367-09
Parketnummer: 10-750027-08
Datum uitspraak: 1 juni 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 maart 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 20 april 2010 en 18 mei 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 11 maart 2008 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage en/of Delft en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting (in de prostitutie) van [slachtoffer 2] (ook bekend als "[bijnaam slachtoffer 2]") door de/een mededader(s) hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s) als volgt gehandeld:
- het brengen van die [slachtoffer 2] naar één of meer privéhui(s)zen en/of massagesalon(s) en/of plaatsen waar prostitutiewerkzaamheden worden bedreven en/of verricht en/of waar zij als prostituee moest en/of ging werken en/of
- het die [slachtoffer 2] laten afstaan van al haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden, althans een (aanzienlijk en/of groot en/of onevenredig) deel van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden en/of
- het (verbaal/woordelijk) onder druk zetten van die [slachtoffer 2] en/of
- het (tegen betaling)(laten) maken van (een) foto('s) van die [slachtoffer 2] en/of het plaatsen van die foto('s) van die [slachtoffer 2] op (een) internet/website(s) ([naam website]) en/of het bewaren van die foto's (op een harde schijf) en/of
- het (tegen betaling) beheren en/of bewerken van de/een internet/website ([naam website]) van een escortbedrijf ([naam escortbedrijf]) en/of
- het (tegen betaling) voeren van de administratie van dat escortbedrijf ([naam escortbedrijf]) en/of
- zulks terwijl die [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet en/of onvoldoende sprak/beheerste en /of terwijl die [slachtoffer 2] onbekend was in Nederland en/of bijna niemand kende in Nederland en/of
- zulks terwijlhet krachtens het bepaalde in de vreemdelingenwetgeving aan die [slachtoffer 2] niet was toegestaan in Nederland te verblijven en/of werkzaamheden te verrichten;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 11 maart 2008 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage en/of en/of Delft en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,[slachtoffer 2] (ook bekend als "[bijnaam slachtoffer 2]") door dwang en/of geweld en/of (een) feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) feitelijkhe(i)d(en) en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, die [slachtoffer 2] heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] (in de prostitutie)
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s) als volgt gehandeld:
- het brengen van die [slachtoffer 2] naar één of meer privéhui(s)zen en/of massagesalon(s) en/of plaatsen waar prostitutiewerkzaamheden worden bedreven en/of verricht en/of waar zij als prostituee moest en/of ging werken en/of
- het die [slachtoffer 2] laten afstaan van al haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden, althans een (aanzienlijk en/of groot en/of onevenredig) deel van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden en/of
- het (verbaal/woordelijk) onder druk zetten van die [slachtoffer 2] en/of
- het (tegen betaling)(laten) maken van (een) foto('s) van die [slachtoffer 2] en/of het plaatsen van die foto('s) van die [slachtoffer 2] op (een) internet/website(s) ([naam website]) en/of het bewaren van die foto's (op een harde schijf) en/of
- het (tegen betaling) beheren en/of bewerken van de/een internet/website ([naam website]) van een escortbedrijf ([naam escortbedrijf]) en/of
- het (tegen betaling) voeren van de administratie van dat escortbedrijf ([naam escortbedrijf]) en/of
- zulks terwijl die [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet en/of onvoldoende sprak/beheerste en /of terwijl die [slachtoffer 2] onbekend was in Nederland en/of bijna niemand kende in Nederland en/of
- zulks terwijlhet krachtens het bepaalde in de vreemdelingenwetgeving aan die [slachtoffer 2] niet was toegestaan in Nederland te verblijven en/of werkzaamheden te verrichten;
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 11 maart 2008 te 's-Gravenhage en/of Delft en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting (in de prostitutie) van [slachtoffer 3] (ook bekend als "[bijnaam slachtoffer 3]"), door een mededader(s), hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s) als volgt gehandeld:
- het tegen betaling van een bedrag van 600 euro per maand althans een bedrag onderbrengen en/of houden van die [slachtoffer 3] en/of
- het onder toezicht/controle houden en/of laten houden van die [slachtoffer 3] en/of
- het bedreigen van die [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 3] (met een auto) (laten) vervoeren en/of
- het brengen van die [slachtoffer 3] naar één of meer privéhui(s)zen en/of massagesalon(s)en/of plaatsen waar prostitutiewerkzaamheden worden bedreven en/of verricht en/of waar zij als prostituee moest en/of ging werken en/of
- het die [slachtoffer 3] laten afstaan van al haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden, althans een (aanzienlijk en/of groot en/of onevenredig) deel van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden en/of
- het (verbaal/woordelijk) onder druk zetten van die [slachtoffer 3] en/of
- het (tegen betaling) beheren en/of bewerken van de/een internet/website ([naam website]) van een escortbedrijf ([naam escortbedrijf]) en/of
- het (tegen betaling) voeren van de administratie van dat escortbedrijf ([naam escortbedrijf]) en/of
- zulks terwijl die [slachtoffer 3] de Nederlandse taal niet en/of onvoldoende sprak/beheerste en/of terwijl die [slachtoffer 3] onbekend was in Nederland en/of bijna niemand kende in Nederland en/of
- zulks terwijl het krachtens het bepaalde in de vreemdelingenwetgeving aan die [slachtoffer 3] niet was toegestaan in Nederland te verblijven en/of werkzaamheden te verrichten;
4.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 11 maart 2008 te 's-Gravenhage en/of Delft en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] (ook bekend als "[bijnaam slachtoffer 3]"), door dwang en/of geweld en/of (een) feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) feitelijkhe(i)d(en) en/of door misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie, die [slachtoffer 3] heeft/hebben geworven en/of vervoerd en/of overgebracht gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 3] (in de prostitutie)
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s) als volgt gehandeld:
- het tegen betaling van een bedrag van 600 euro (per maand) althans een bedrag onderbrengen en/of houden van die [slachtoffer 3] en/of
- het onder toezicht/controle houden en/of laten houden van die [slachtoffer 3] en/of
- het bedreigen van die [slachtoffer 3] en/of
- die [slachtoffer 3] (met een auto) te (laten) vervoeren en/of - het (laten) brengen van die [slachtoffer 3] naar één of meer privéhui(s)zen en/of massagesalon(s)en/of plaatsen waar prostitutiewerkzaamheden worden bedreven en/of verricht en/of waar zij als prostituee moest en/of ging werken en/of
- het die [slachtoffer 3] laten afstaan van al haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden, althans een (aanzienlijk en/of groot en/of onevenredig) deel van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden en/of
- het (verbaal/woordelijk) onder druk zetten van die [slachtoffer 3] en/of
- het (tegen betaling) beheren en/of bewerken van de/een internet/website ([naam website]) van een escortbedrijf ([naam escortbedrijf]) en/of
- het (tegen betaling) voeren van de administratie van dat escortbedrijf ([naam escortbedrijf]) en/of
- zulks terwijl die [slachtoffer 3] de Nederlandse taal niet en/of onvoldoende sprak/beheerste en/of terwijl die [slachtoffer 3] onbekend was in Nederland en/of bijna niemand kende in Nederland en/of
- zulks terwijl het krachtens het bepaalde in de vreemdelingenwetgeving aan die [slachtoffer 3] niet was toegestaan in Nederland te verblijven en/of werkzaamheden te verrichten;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 11 maart 2008 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage en/of Delft, in elk geval in Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) ander(en), te weten [slachtoffer 3] (ook bekend als "[bijnaam slachtoffer 3]") en/of [slachtoffer 2] (ook bekend als "[bijnaam slachtoffer 2]"), uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het verschaffen van verblijf in Nederland en/of daartoe uit winstbejag gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s) als volgt gehandeld
- die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] (met een auto) (laten) vervoer(d)(en) ter verrichting van prostitutiewerkzaamheden en/of
- voor die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] woonruimte en/of werkruimte gezocht en/of (aan)geboden aan die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- aan die [slachtoffer 3] onderdak geboden terwijl die [slachtoffer 3] prostitutiewerkzaamheden verrichtte voor hem/hen,
terwijl het die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 2] op grond van de vreemdelingenwetgeving niet was toegestaan om in Nederland werkzaamheden te verrichten.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft bij akte van 8 april 2010 het hoger beroep ter zake van het onder 5 tenlastegelegde ingetrokken. De omvang van het hoger beroep zal hierdoor, nu door of namens de verdachte geen hoger beroep is ingesteld, beperkt zijn tot het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelgde.
De door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zes weken ter zake van het onder 5 door de rechtbank bewezenverklaarde, is derhalve d.d. 8 april onherroepelijk geworden.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de verdediging als preliminair verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het ingestelde hoger beroep. In de kern komt het verweer hierop neer dat de appelmemorie van het openbaar ministerie niet binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep is ingediend, en dat evenmin sprake is geweest van een rechtens correcte indiening.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. In het dossier bevindt zich een op 15 april 2009 gedateerde appelmemorie van de officier van justitie. De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 20 april 2010 medegedeeld dat zij pas veertien dagen voor de zitting beschikte over een afschrift hiervan.
Weliswaar is niet vast te stellen wanneer en waar de officier van justitie zijn appelmemorie heeft ingediend nu een stempel ter zake van datum en locatie ontbreekt, maar het hof stelt vast dat uit de inventarislijst in het dossier blijkt dat de appelmemorie zich bij de overige stukken in het dossier bevond op het moment van inzending van het dossier door de rechtbank aan het hof op 11 november 2009, zodat het hof dit document als in ieder geval op dat ogenblik ingediend beschouwt.
Gelet op artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het niet (tijdig) indienen van een appelschriftuur tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie leiden. Hetzelfde geldt indien, zoals in casu mogelijkerwijs het geval is, de appelmemorie niet op de wettelijk voorgeschreven wijze is ingediend. Bezien moet dan worden of het belang van het appel in de onderhavige zaak, ook maatschappelijk bezien, zwaarder weegt dan de optionele (scherpe) sanctionering van de tardieve, en mogelijk ook onjuiste, indiening van de appelschriftuur.
Het hof [bijnaam 2 slachtoffer 3]ntwoordt deze vraag bevestigend, gezien de grote maatschappelijke belangen die op het spel staan en verwerpt mitsdien het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Ook overigens is er geen grond tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in het ingestelde hoger beroep.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft overeenkomstig het schriftelijke requisitoir gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 318 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is overeenkomstig de overlegde pleitaantekeningen bepleit dat er geen sprake is van mensenhandel zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde.
Vrijspraak feiten 3 en 4
Het hof stelt vast dat de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten alleen betrekking hebben op de periode gelegen in of omstreeks 1 oktober 2007 tot en met 1 januari 2008 en niet op de periode daarvoor. Aangezien de verdachte in de desbetreffende periode niet meer betrokken was bij de activiteiten van het bedrijf noch anderszins als medepleger betrokken was bij de desbetreffende misdrijven, dient hij te worden vrijgesproken van het onder 3 en 4 ten laste gelegde.
Beslissing omtrent het bewijs van het onder 1 en 2 tenlastegelegde1
Omstreeks februari 20062 is de medeverdachte [medeverdachte] samen met de verdachte een escortbedrijf gestart. De naam van het escortbedrijf was [naam escortbedrijf].3
Rolverdeling binnen het bedrijf
De medeverdachte [medeverdachte] gaf leiding aan het escortbedrijf tot het moment van zijn arrestatie op 15 januari 2008.4 Incidenteel trad [medeverdachte] ook op als chauffeur.5 De verdachte functioneerde als chauffeur, maakte excelbestanden voor de kasboeken en maakte profielen voor de website.6 [slachtoffer 3] (ook bekend als “[bijnaam slachtoffer 3]”), die als prostituee bij het escortbedrijf werkzaam was, heeft verklaard dat de verdachte alles regelde wanneer [medeverdachte] er niet was en dat zij dacht dat de verdachte ook een soort baas, een soort zakenpartner van [medeverdachte] was.7 De verdachte verving8 [medeverdachte] bij afwezigheid, hij nam dan de zaken waar en [bijnaam 2 slachtoffer 3]ntwoordde de telefoon.9
Bij- en werknamen
Binnen het bedrijf werden veel bij- of werknamen gebruikt. Zo werd de medeverdachte [medeverdachte] door anderen wel “[bijnaam medeverdachte]” of “[bijnaam 2 medeverdachte]” genoemd en werd de verdachte wel “[bijnaam verdachte]” genoemd. Ook de vrouwen die in het escortbedrijf werkten hadden diverse namen. [persoon 1] werd bijvoorbeeld (onder meer) “[bijnaam persoon 1]” of “[bijnaam 2 persoon 1]” genoemd, [slachtoffer 2] werd ook wel “[bijnaam slachtoffer 2]” of “[bijnaam 2 slachtoffer 2]” genoemd en [slachtoffer 3] had als werknamen “[bijnaam slachtoffer 3]” of “[bijnaam 2 slachtoffer 3]”.10
Perioden
De verdachte is naar eigen zeggen bij het escortbedrijf begonnen rond februari 2006 en heeft daar gewerkt tot halverwege 2007.11 [slachtoffer 2] ([bijnaam slachtoffer 2]) heeft vanaf februari 200612 tot eind 200613 bij het bedrijf van [medeverdachte] gewerkt.
Illegaliteit
[slachtoffer 2] kwam uit Thailand. Zij verbleef illegaal in Nederland en/of had geen vergunning om in Nederland arbeid te verrichten.14 Voor de vraag of het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] hierop was gericht, acht het hof de volgende feiten en omstandigheden van belang.
De verdachte heeft verklaard dat hij rond februari/maart 2007 van [medeverdachte] heeft gehoord dat de vrouwen die voor het bedrijf werkzaam waren illegaal in Nederland verbleven.15 De verdachte heeft nooit naar hun paspoort gevraagd.16
Voordat [slachtoffer 2] ging werken voor het escortbedrijf van [medeverdachte] woonde en werkte zij als prostituee in Rotterdam. De arrestatie van een collega van haar – [persoon 1] ([bijnaam persoon 1]) – door de vreemdelingenpolitie was voor haar aanleiding om uit Rotterdam te vertrekken.17 Zowel de verdachte18 als de medeverdachte [medeverdachte]19 was ervan op de hoogte dat [persoon 1] door de vreemdelingenpolitie was opgepakt. Uit verklaringen van [getuige 1] en [medeverdachte 2] blijkt dat deze arrestatie – die volgens [getuige 1] op 4 oktober 2006 plaatsvond - voor veel onrust zorgde. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de hele Thaise gemeenschap zenuwachtig werd toen [persoon 1] was opgepakt. Men sprak over meisjes die hier aan het werk waren zonder vergunning. Ook zou er een meisje zijn dat helemaal geen geldige papieren meer had. Veel Thaise illegalen werden opgepakt. Volgens [getuige 1] zou [medeverdachte] vanaf dat moment niet meer hebben gewild dat er nog Thaise vrouwen voor hem werkten. Wat hier ook van zij, nadat [slachtoffer 2] uit Rotterdam was vertrokken werd zij door [medeverdachte] in de [straat] in Den Haag ondergebracht.20 Toen zij had gehoord dat [persoon 1] was aangehouden had [slachtoffer 2] tegen [medeverdachte] gezegd dat zij bang was ook opgepakt te worden.21
Zij heeft voorts verklaard dat [medeverdachte] haar nooit heeft gevraagd naar haar verblijfsstatus of paspoort.22
Uit de voorgaande feiten en omstandigheden leidt het hof af dat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte], zo zij al niet de wetenschap hadden, dan toch in ieder geval welbewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat [slachtoffer 2] illegaal in Nederland verbleef en/of dat het haar niet was toegestaan in Nederland te werken.
Kwetsbare positie
Omdat [slachtoffer 2] illegaal in Nederland verbleef, was zij bang voor de politie.23
De medeverdachte [medeverdachte] wist dat [slachtoffer 2] veel geld moest betalen aan degene(n) die haar naar Nederland had(den) gehaald.24 Zij heeft [medeverdachte] verteld dat zij een grote schuld had bij iemand die had geregeld dat zij naar Nederland kon komen.25 Ook de verdachte was er naar eigen zeggen van op de hoogte dat de Thaise prostituees die hij heeft rondgereden een behoorlijk bedrag moesten betalen of terugverdienen om naar Nederland te komen.26
Taalbarrière
Uit verschillende verklaringen blijkt dat [slachtoffer 2] de Nederlandse taal niet of nauwelijks beheerste. Zo heeft [medeverdachte 2], die als chauffeur voor het escortbedrijf reed, verklaard dat [slachtoffer 2] het Nederlands nauwelijks beheerste. Haar “communicatieskills” waren volgens [medeverdachte 2] te summier om ander werk dan escortwerk in Nederland te doen.27 Zelf verklaarde [slachtoffer 2] een beetje Engels en geen Nederlands te spreken.28
Werkonthouding bij wijze van straf
Als een van de vrouwen bij het escortbedrijf een klant weigerde of telefonisch niet te bereiken was voor het aannemen van opdrachten, riskeerde zij dat zij een aantal dagen geen klanten kreeg, oftewel “op de zijlijn werd gezet”, in de woorden van de verdachte.29 Deze sanctie werd ook tegen [slachtoffer 2] toegepast. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij bij weigering van een klant vaak een week lang geen klanten kreeg van [medeverdachte]. Hierdoor voelde zij zich onder druk gezet; het leidde tot problemen met het betalen van de huur en het aflossen van haar schuld. Hiervan was [medeverdachte] volgens haar op de hoogte.30 Volgens medeverdachte [medeverdachte] is het voorgekomen dat [slachtoffer 2] voor straf “op de zijlijn werd gezet” omdat ze onder de douche stond en hierdoor niet bereikbaar was voor de verdachte.31
De verdachte was van deze praktijk op de hoogte, en realiseerde zich de gevolgen ervan voor – met name - illegale prostituees.32
Onder druk zetten
Volgens [medeverdachte 2] kon de medeverdachte [medeverdachte] behoorlijk schelden en met grove taal strooien als een meisje niet wilde werken of plotseling later beschikbaar was dan afgesproken.33 [medeverdachte] zegt van zichzelf ook dat hij heel stug en keihard kan overkomen.34 De verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] behoorlijk kon schelden, met de meest grove scheldwoorden die er zijn.35
Gewelddadige klanten
Het feit dat het [slachtoffer 2] moeilijk werd gemaakt een klant te weigeren wreekte zich vooral indien het klanten betrof die zich eerder gewelddadig jegens haar hadden gedragen. Zo verklaarde zij dat zij te maken heeft gehad met klanten die haar beten, ruw met haar omgingen, dronken waren, zonder condoom seks met haar wilden hebben, of haar anaal wilden penetreren. Als zij zo’n klant een volgende keer weigerde werd een ander meisje naar hem toe gestuurd en kreeg zijzelf “straf”. Pas als ook veel andere meisjes over een dergelijke klant hadden geklaagd hoefde niemand meer naar hem toe.36
Uitbuiting
De hoofdvraag in onderhavige zaak is of er sprake is geweest van uitbuiting in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. Het antwoord op deze vraag is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bezien moet worden of de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] bij het vervoeren van aangeefster [slachtoffer 2] het oogmerk hadden haar uit te buiten èn of zij daarbij gebruik hebben gemaakt van (een van de) middelen als bedoeld in lid 1 onder 1 van het genoemde wetsartikel, zoals het misbruik maken van de kwetsbare positie van de aangeefster. Volgens het tweede lid van de genoemde bepaling valt onder “uitbuiting” in ieder geval “uitbuiting in de prostitutie”. Deze vorm van uitbuiting wordt als ernstig beschouwd, vanwege het feit dat daarbij de lichamelijke integriteit van de betrokkenen in het geding is.
Op grond van wetsgeschiedenis en jurisprudentie kan worden aangenomen dat van een uitbuitingssituatie sprake is indien de betrokkene in een situatie verkeert die niet gelijk is aan die waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Hierbij kan worden gedacht aan het ontbreken van een verblijfsvergunning, al dan niet in combinatie met het bestaan van schulden, aangegaan om de reis naar Nederland te betalen. Van een “kwetsbare positie” als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht is sprake indien de keuzemogelijkheden van de betrokkene ontbreken of verminderd zijn, bijvoorbeeld om al dan niet de relatie met haar werkgever voort te zetten. Voor het bewijs van “misbruik maken” van een kwetsbare positie is voldoende dat de dader zich bewust is geweest van de relevante feitelijke omstandigheden van het slachtoffer waaruit de kwetsbare positie voortvloeit, in die zin dat bij hem tenminste voorwaardelijk opzet ten aanzien van die omstandigheden aanwezig moet zijn geweest. Niet vereist is dat het de dader is geweest die het slachtoffer in de situatie heeft gebracht die de gelegenheid tot uitbuiting schiep.
Wanneer dit beoordelingskader wordt toegepast op het onderhavige geval levert dat het volgende beeld op.
Naar het oordeel van het hof bevond aangeefster [slachtoffer 2] zich in een uitbuitingssituatie. Zoals hiervoor overwogen had zij geen vergunning om in Nederland te verblijven en/of te werken, was zij schulden aangegaan om naar Nederland te kunnen komen en beheerste zij het Nederlands niet of slecht.
Bij de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] was op zijn minst voorwaardelijk opzet aanwezig ten aanzien van deze omstandigheden. Van de kwetsbare positie van de aangeefster - en de daarmee samenhangende beperkte keuzevrijheid - hebben de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk misbruik gemaakt. Hierbij doelt het hof op hetgeen hiervoor is overwogen over het bij wijze van straf “op de zijlijn zetten” van aangeefster, over de beperkte mogelijkheid bepaalde (bijvoorbeeld gewelddadige) klanten te weigeren en over het uitoefenen van druk.
Anders dan de verdediging is het hof voorts van oordeel dat het deel van de verdiensten dat [slachtoffer 2] moest afgeven aan de chauffeur en het bedrijf – door de bank genomen betrof dit de helft van het bedrag dat zij van de klant ontving – onevenredig groot is. Zij was het immers die de (zware) werkzaamheden verrichtte, de risico’s liep en van tijd tot tijd te maken had met lastige, dronken of gewelddadige klanten.
Aangezien de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] opzettelijk misbruik hebben gemaakt van de kwetsbare positie waarin [slachtoffer 2] als illegaal in Nederland verblijvende vrouw verkeerde, met het uiteindelijk doel om aldus handelend daaruit voordeel te trekken, acht het hof bewezen dat het een en ander is geschied met het oogmerk van uitbuiting.
De door de verdediging gevoerde bewijsverweren betreffende het ontbreken van een uitbuitingssituatie worden op grond van het voorgaande verworpen.
Medeplegen feiten 1 en 2.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep namens de verdachte aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen hetgeen tot gevolg heeft dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde.
Uit de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat voor medeplegen een nauwe en bewuste samenwerking is vereist. Niet vereist is dat de medeplegers alle uitvoeringshandelingen mede verrichten.
Uit de verschillende verklaringen, onder andere van verdachte zelf, blijkt dat hij niet alleen fungeerde als chauffeur, doch dat hij zich ook bezighield met de administratie en de website van het bedrijf. Voorts nam de verdachte, bij afwezigheid van medeverdachte [medeverdachte], de zaken waar. Hij beantwoordde dan de telefoon en regelde dat de vrouwen bij klanten kwamen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij meer betaald kreeg dan andere chauffeurs omdat hij meer werkzaamheden verrichtte.
Gelet op de samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is het hof van oordeel dat er sprake is van medeplegen van mensenhandel.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 januari 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting in de prostitutie van [slachtoffer 2] (ook bekend als "[bijnaam slachtoffer 2]") door de mededader hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader als volgt gehandeld:
- het brengen van die [slachtoffer 2] naar plaatsen waar zij als prostituee ging werken en/of
- het die [slachtoffer 2] laten afstaan van een onevenredig deel van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden en/of
- het onder druk zetten van die [slachtoffer 2]
- zulks terwijl die [slachtoffer 2] de Nederlandse taal onvoldoende beheerste en
- zulks terwijl het krachtens het bepaalde in de vreemdelingenwetgeving aan die [slachtoffer 2] niet was toegestaan in Nederland te verblijven en/of werkzaamheden te verrichten;
2.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 januari 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 2] (ook bekend als "[bijnaam slachtoffer 2]") door misbruik van een kwetsbare positie, die [slachtoffer 2] heeft vervoerd, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2] in de prostitutie
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader als volgt gehandeld:
- het brengen van die [slachtoffer 2] naar plaatsen waar zij als prostituee ging werken en
- het die [slachtoffer 2] laten afstaan van een onevenredig deel van haar verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden en/of
- het onder druk zetten van die [slachtoffer 2]
- zulks terwijl die [slachtoffer 2] de Nederlandse taal onvoldoende beheerste en
- zulks terwijl het krachtens het bepaalde in de vreemdelingenwetgeving aan die [slachtoffer 2] niet was toegestaan in Nederland te verblijven en/of werkzaamheden te verrichten.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde:
De voortgezette handeling van het medeplegen van opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting in de prostitutie van een persoon en het medeplegen van door misbruik van een kwetsbare positie vervoeren van een persoon met het oogmerk van uitbuiting in de prostitutie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft samen met een ander het slachtoffer, dat illegaal in Nederland verbleef en zich mede daardoor in een bijzonder kwetsbare positie bevond, laten werken voor een escortbedrijf, een en ander op de wijze zoals bewezen is verklaard. Door haar illegale verblijfsstatus bevond het slachtoffer zich in een kwetsbare positie, waarvan de verdachte en de mededader misbruik hebben gemaakt.
Het slachtoffer verrichtte prostitutiewerkzaamheden waarbij ze soms te maken had met lastige klanten. Het slachtoffer had geen inspraak; er werd voor haar bepaald of en wanneer zij al dan niet een klant toegewezen kreeg.
Aldus hebben verdachte en de mededader misbruik gemaakt van de kwetsbare, geïsoleerde en afhankelijke positie waarin dit slachtoffer in Nederland verkeerde. Mede hierdoor werd het voor het slachtoffer ten aanzien van het uitoefenen van de prostitutie en de wijze waarop, onmogelijk gemaakt vrije keuzes te maken en zelfstandig beslissingen te nemen zoals mondige Nederlandse prostituees dat kunnen.
Daarnaast heeft de verdachte zich met zijn mededader schuldig gemaakt aan het opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van het slachtoffer. Het slachtoffer moest een onevenredig groot deel van de door haar ontvangen geldbedragen afstaan aan de verdachte en/of zijn mededader.
De verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten waarbij hij, met miskenning van de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en met miskenning ook van haar zelfbeschikkingsrecht, zijn eigen financieel gewin op de voorgrond heeft gesteld. Het slachtoffer zal hiervan naar de ervaring leert nog gedurende lange tijd de psychische en emotionele schade ondervinden. Wel tekent het hof hierbij aan dat het in deze zaak zeker niet ging om de meest grove vorm van seksuele uitbuiting.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 56, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
318 (driehonderdachttien) dagen.
Bepaalt, dat een op 100 (honderd) dagen bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.L.J. van Strien, mr. G.J.W. van Oven en mr. M.C.R. Derkx, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Koers.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 juni 2010.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het doorgenummerde proces-verbaal van onderzoek [naam onderzoek], met bijlagen. Geschriften zijn in samenhang met andere bewijsmiddelen gebruikt.
2 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 maart 2008, p. 734.
3 Proces-verbaal verhoor medeverdachte [medeverdachte] d.d. 15 januari 2008, p. 291; proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 maart 2008, p. 841.
4 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 23 januari 2008, p. 930-931. Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 12 november 2008.
5 Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] d.d. 15 januari 2008, p. 296.
6 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 maart 2008, p. 734 en p. 743; proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 maart 2008, p. 816.
7 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] d.d. 12 maart 2008, p. 1186.
8 Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 12 november 2008.
9 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 maart 2008, p. 785 en 786 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 april 2008, p. 869.
10 Proces-verbaal van bevindingen, p. 34–39.
11 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 maart 2008, p. 734 en 735.
12 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 april 2008, p. 869.
13 Proces-verbaal van bevindingen, p. 1621.
14 Proces-verbaal zaaksdossier 3, p. 210 en 211.
15 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.18 maart 2008, p. 816 en 817.
16 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 maart 2008, p. 763 en 764.
17 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 6 september 2007, voorgeleidingsproces-verbaal van de medeverdachte [medeverdachte] p. 47 en 48.
18 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 maart 2008, p. 762.
19 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 19 december 2006, voorgeleidingsproces-verbaal van de medeverdachte [medeverdachte], p. 58 en 59; processen-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 29 januari 2008, p. 560 en d.d. 27 maart 2008, p. 602.
20 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 19 decmber 2006, voorgeleidingsproces-verbaal van de medeverdachte [medeverdachte], p. 58 en 59; processen-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 29 januari 2008, p. 560 en d.d. 27 maart 2008, p. 602.
21 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 6 september 2007, p. 3302.
22 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 31 december 2007, p. 1079.
23 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 6 september 2007, p. 3302.
24 Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 12 november 2008.
25 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 21 december 2007, p. 86 van het voorgeleidingsdossier van medeverdachte [medeverdachte].
26 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 maart 2008, p. 825.
27 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] d.d. 29 januari 2008, p. 560.
28 Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris d.d. 13 november 2008.
29 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 april 2008, p. 873.
30 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 21 december 2007, p. 1084.
31 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 april 2008, p. 873.
32 Processen-verbaal van verhoor verdachte d.d 12 maart 2008, p. 756, en d.d. 20 maart 2008, p. 846.
33 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] d.d. 29 januari 2008, p. 556.
34 Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] bij de rechter-commissaris d.d. 12 november 2008.
35 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 11 maart 2008, p. 744.
36 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] d.d. 21 december 2007, p. 1084 en 1085.