ECLI:NL:GHSGR:2010:BN4676

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.031.668/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Mos-Verstraten
  • J. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van spoedeisend belang in hoger beroep inzake aandelenwaardering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 april 2010 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding. De appellanten, waaronder [appellante 1] en [appellante 2], hebben hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, dat op 12 maart 2009 was gewezen. De kern van het geschil betreft de vraag of er nog een spoedeisend belang bestaat bij de vordering van de appellanten, die betrekking heeft op de medewerking van de geïntimeerden aan een aandelenwaardering door een benoemde deskundige. De deskundige, drs. J. Vis MBA CMC RV, had eerder aangegeven dat hij niet over de benodigde gegevens beschikte om de waardering uit te voeren, wat leidde tot de vordering van de appellanten om de geïntimeerden te verplichten deze gegevens te verstrekken.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de deskundige inmiddels een conceptrapport had uitgebracht, wat de noodzaak voor de gevraagde spoedeisende voorziening ondermijnt. De appellanten hebben in hun grieven onder andere gesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, maar het hof oordeelt dat dit belang niet meer aanwezig is, gezien de voortgang van de deskundigenrapportage. Het hof heeft de vordering van de appellanten afgewezen en hen in de proceskosten veroordeeld, aangezien zij in het ongelijk zijn gesteld. De beslissing van het hof bevestigt het eerdere vonnis van de rechtbank, waarbij de appellanten niet in hun vordering zijn ontvangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector familie
Zaaknummer : 200.031.668
Rolnummer rechtbank : 323108/KG ZA 09-59
arrest van de familiekamer d.d. 27 april 2010
inzake
1. [appellante 1],
wonende te Hoogstraten, België,
2. [appellante 2], wonende te Bleiswijk, in de hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [junior], wonende te Zoetermeer,
3. [appellant 3],
wonende te Papendrecht,
4. [appellant 4],
wonende te `s-Gravenhage,
5. [appellant 5],
wonende te Rotterdam,
appellanten,
advocaat: mr. M.C. van Putten te Voorburg.
tegen
1. [geïntimeerde 1],
wonende te Rotterdam,
2. [geïntimeerde 2],
wonende te Rotterdam,
geïntimeerden,
advocaat: Mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh en mr. I.J.A. Tax, te Rotterdam.
Het geding
Bij exploot van 8 april 2009 zijn appellanten in hoger beroep gekomen van het vonnis van 12 maart 2009 door de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam, tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de voorzieningenrechter daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
Bij memorie van grieven hebben appellanten 4 grieven geformuleerd.
Bij memorie van antwoord hebben geïntimeerden de grieven bestreden.
Appellanten hebben genomen een akte uitlaten producties en precisering bewijsaanbod.
Ten slotte hebben partijen hun procesdossiers overgelegd en arrest gevraagd.
Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
1. Appellanten vorderen, dat het hof zal vernietigen het vonnis door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam met de zaak/rolnummer: 323108/KG ZA 09-59 tussen appellanten als eisers en geïntimeerden als gedaagden gewezen op 12 maart 2009 en opnieuw rechtdoende, bij arrest en uitvoerbaar bij voorraad alsnog toe te wijzen de vordering van appellanten om geïntimeerden te gelasten om binnen tweemaal acht en veertig uur na betekening van het door uw hof te wijzen arrest aan de door de kantonrechter benoemde onafhankelijke deskundige bij beschikking van 18 augustus 2008 de stukken te verstrekken, zonder enige voorwaarde en of beperking ten aanzien van wie dan ook, als opgevraagd in de e-mails van 17 en 20 oktober 2008, zulks ten aanzien van [B.V. 1], [B.V. 2], [B.V. 3], [B.V. 4], alsmede alle medewerking te verlenen aan de uitvoering van de opdracht van de door de kantonrechter benoemde onafhankelijke deskundige, zulks op straffe van een onmiddellijke opeisbare dwangsom van € 10.000 ,-per dag, dat geïntimeerden daarmee in gebreke blijven, dan wel een zodanig bedrag en onder zodanige voorwaarde als het hof juist voorkomt, met veroordeling voorts van geïntimeerden in de kosten van het geding in beide instanties, het salaris advocaat daaronder begrepen.
Spoedeisend belang
2. De rechtsvraag die voorligt is of appellanten nog een “spoedeisend” belang bij hun vordering hebben.
3. Bij beschikking van 18 augustus 2008 van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, is tot deskundige benoemd drs. J. Vis MBA CMC RV. Deze deskundige dient de waarde vast te stellen van de certificaten van aandelen in het kapitaal van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B.V. 1] te waarderen per sterfdatum van [senior] overleden [in] 2005.
4. Door een medewerker van de deskundige zijn in het kader van de uitvoering van de opdracht onder meer bij brief van 17 oktober 2008 gegevens opgevraagd bij partijen.
5. Bij brief van 5 december 2008 heeft de deskundige aan de advocaat van appellanten medegedeeld dat hij niet de beschikking kon krijgen over de gegevens die hij voor een waardering van de aandelen nodig had.
6. Uit productie 4, behorende bij de memorie van grieven, volgt dat de deskundige inmiddels een concept deskundigenrapport inzake waardebepaling [BV1] heeft opgesteld.
7. Uit productie 2, behorende bij de memorie van grieven, volgt dat appellanten op 26 juni 2009 een uitvoerig commentaar op het deskundigenbericht hebben gegeven.
8. Uit een e-mail bericht van 30 juli 2009 van de deskundige volgt dat hij in het kader van het afronden van zijn rapport nog een overleg wenste met de bestuursleden en de leden van de raad van commissarissen van [B.V. 1]
9. Bij brief van 4 augustus 2009 van de advocaat van appellanten betoogt hij namens appellanten:
"Dat betekent dat u zonder deze gegevens geen waardering kunt uitvoeren naar gangbare maatstaven en normen, zoals aan u, is opgedragen bij vonnis door de kantonrechter, Rechtbank te Rotterdam, d.d. 18 augustus 2008."
10. Geïntimeerden stellen in punt VIII van hun memorie van antwoord dat de ingestelde vordering tot medewerking aan de deskundigenwaardering volstrekt nodeloos is, nu er al een conceptrapport van de deskundige is verschenen en de deskundige reeds schriftelijk heeft aangekondigd tot een afronding van het rapport te kunnen komen nadat hij met de raad van commissarissen en het bestuur van de holding heeft gesproken.
11. Appellanten hebben in hun grieven onder meer gesteld dat:
• Er sprake is van een spoedeisend belang;
• De deskundige bij het herberekenen van de waardering en het herschrijven van het conceptrapport dringend de jaarrekeningen over 2006 en 2007 nodig heeft, alsmede de gegevens over de locatie [adres]
12. Het hof overweegt als volgt. Het is in beginsel ter beoordeling van de deskundige hoe hij zijn onderzoek inricht en welke informatie hij nodig heeft om tot zijn deskundigenbericht te komen. Uit de processtukken volgt dat de deskundige op 12 juni 2009 al een concept deskundigenbericht gereed had en voorts volgt uit een e-mail bericht van de deskundige van 30 juli 2009 dat hij zijn rapport aan het afronden was.
13. Gezien deze feiten en omstandigheden hebben appellanten geen spoedeisend belang bij hun vordering. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen behoeft hetgeen partijen hebben gesteld geen verdere bespreking aangezien zulks niet relevant is voor het onderhavige oordeel.
Proceskosten
14. Geïntimeerden hebben verzocht om appellanten te veroordelen in de werkelijk proceskosten van het onderhavige geding. Appellanten hebben hun werkelijke proceskosten begroot op een bedrag van € 20.000,-.
15. Het hof overweegt als volgt. Als een partij volstrekt nodeloos procedeert, kan er aanleiding zijn om die partij te veroordelen in de werkelijk gemaakte proceskosten van de andere partij.
16. Het handelen van appellanten in deze procedure is nog niet zodanig dat er voor het hof aanleiding is om appellanten te veroordelen in de werkelijk door geïntimeerde gemaakte proceskosten. Gezien de wijze waarop partijen met elkaar omgaan inzake de afwikkeling van de boedel, acht het hof het niet uitgesloten dat de procedure is ingegeven door wantrouwen bij die afwikkeling.
17. Wel zal het hof appellanten in de kosten van het hoger beroep veroordelen nu zij in het ongelijk worden gesteld.
Bekrachtiging
18. Het bovenstaande brengt mee dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
Beslissing
bekrachtigt het bestreden vonnis van 12 maart 2009 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam tussen de partijen gewezen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt appellanten in de kosten van het geding, aan de zijde appellanten tot deze uitspraak begroot op € 1.156,-, gespecificeerd als volgt:
- vastrecht, € 262,-,
- salaris advocaat € 894,-.
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, Mos-Verstraten en van Dijk en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 april 2010 in aanwezigheid van de griffier.