2.3. [appellant] heeft in incidenteel appel geantwoord.
4.1.3. [geïntimeerden] zijn eigenaar van het pand [adres] te [plaats]. Tussen hun perceel en dat van [appellant] bevinden zich nog twee andere percelen, de nrs 51 en 49. [geïntimeerden] hebben in 2006 met de eigenaren van nr. 49 een stukje grond geruild, zodanig dat zij thans eigenaren zijn van het stukje grond, op bovenstaande tekening aangeduid met "X". Thans grenst het perceel van [geïntimeerden] - bij perceel X - aan het perceel van [appellant], ter plaatse van het bouwwerk.
4.1.4. Tussen de huisnummers 51 en 49 bevindt zich een brandgang, welke uitkomt op de [weg]. Deze brandgang kan ook worden gebruikt door [appellant]. In de lengterichting van het perceel van nr. 49, en tussen de nummers 43 en 49, bevond zich een pad. De eigenaren van enkele achterliggende percelen, waaronder het perceel met nr. [nummer], hadden een erfdienstbaarheid van weg om over dit pad te komen en te gaan. In 2006 hebben deze eigenaren afstand gedaan van genoemde erfdienstbaarheid. Zij kunnen via de op de tekening deels zichtbare - gearceerde - weg, welke loopt over het grondgebied van de Stichting Leger des Heils Dienstverlening, vanaf hun percelen bij de openbare weg (de [straat]) komen.
4.1.5. [geïntimeerden] hebben na de verkrijging van perceel X hun perceel ter plaatse omheind met schuttingen, voorzien van poorten. Het is thans voor [appellant] niet meer mogelijk om met zijn oldtimer - zonder dat (enkele van) deze poorten door [geïntimeerden] worden geopend - vrijelijk zijn perceel aan de achterzijde te verlaten en hetzij via het pad tussen huisnummers 43 en 49 naar de [weg], hetzij via de gearceerde weg naar de [straat] te gaan. Te voet kan [appellant] via de brandgang de [weg] bereiken.
4.1.6. Op 14 maart 2007 heeft de Stichting Leger des Heils Dienstverlening aan [appellant] een erfdienstbaarheid van weg verleend om te komen en te gaan over de op de tekening gearceerd aangegeven weg (langs perceel [nummer]) naar de [straat]. [appellant] kan hiervan thans geen gebruik maken, omdat hij perceel X vanwege de door [geïntimeerden] geplaatste schuttingen niet kan passeren.
4.1.7. Stellende dat perceel X moet worden aangemerkt als een buurweg, subsidiair een noodweg, meer subsidiair dat [geïntimeerden] jegens hem onrechtmatig handelen door het hem onmogelijk te maken zijn eigendom op normale wijze te exploiteren, heeft [appellant] [geïntimeerden] in rechte betrokken en gevorderd, kort gezegd, een verklaring voor recht dat perceel X als een buurweg of een noodweg wordt aangemerkt dan wel dat [geïntimeerden] onrechtmatig handelen jegens [appellant] door de plaatsing van de schuttingen en de poorten, met veroordeling van [geïntimeerden] tot (gehele of gedeeltelijke) verwijdering van de schutting(en) en de poort(en) met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten.
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Wel was zij van oordeel dat [appellant] eenmalig zijn oldtimer van zijn perceel af moest kunnen rijden. Zij veroordeelde [geïntimeerden] om op eerste verzoek van [appellant] de poorten en schuttingen eenmalig te verwijderen zodanig dat de auto zonder schade op te lopen naar een andere plaats kan worden gebracht, met compensatie van de proceskosten.