ECLI:NL:GHSGR:2010:BN5181

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.069.770-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Leuven
  • A. Dusamos
  • J. Linsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot benoeming van een bijzondere curator en beloning voor reeds uitgevoerde werkzaamheden

In deze zaak heeft de moeder op 19 maart 2010 een verzoekschrift ingediend bij het Gerechtshof 's-Gravenhage tot benoeming van een bijzondere curator over haar kinderen. De vader heeft op 2 april 2010 een verweerschrift ingediend, waarin hij betoogt dat er geen noodzaak is voor de benoeming van een bijzondere curator. De Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland heeft op 6 april 2010 schriftelijk gereageerd en ondersteunt het verzoek van de moeder. De kinderen, geboren in 1995, 1997, en 1999, hebben de wens geuit om in rechte vertegenwoordigd te worden door een bijzondere curator in verband met een lopende procedure over de omgangsregeling met hun vader. De moeder heeft mr. M.J.E. de Boorder-Gilsing voorgesteld als bijzondere curator, terwijl de vader van mening is dat er geen wezenlijk conflict is dat een dergelijke benoeming rechtvaardigt.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat mr. M.J.E. de Boorder-Gilsing al werkzaamheden als bijzondere curator had verricht, ondanks dat haar benoeming nog niet was goedgekeurd. Het hof heeft overwogen dat, gezien de omstandigheden en het stadium van de procedure, er geen meerwaarde is in de benoeming van een bijzondere curator. Echter, het hof heeft wel geoordeeld dat de werkzaamheden van de Boorder-Gilsing moeten worden beloond, en heeft deze kosten vastgesteld op € 500,- inclusief BTW, te beschouwen als buitengerechtelijke kosten.

De beslissing van het hof houdt in dat het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator wordt afgewezen, maar dat de Boorder-Gilsing een vergoeding ontvangt voor haar reeds verrichte werkzaamheden. De kosten worden ten laste van het Rijk gebracht, en de griffier is gelast tot uitbetaling van het bedrag aan de Boorder-Gilsing. Deze beschikking is gegeven door de rechters M. van Leuven, A. Dusamos en J. Linsen, en is uitgesproken op 21 juli 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 21 juli 2010
Zaaknummer. : 200.069.770/01
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.R.M. van Kempen te Amsterdam.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. [de vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.H. van Haga te ’s-Gravenhage,
2. de minderjarigen:
- [minderjarige1],
geboren [in] 1995 te [geboorteplaats],
- [minderjarige2],
geboren [in] 1997 te [geboorteplaats],
- [minderjarige3],
gebore[in] 1999 te [geboorteplaats], en
- [minderjarige4],
geboren [in] 1999 te [geboorteplaats];
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
3. de Stichting Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland,
kantoorhoudende te Leiden,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
PROCESVERLOOP
De moeder heeft bij het hof op 19 maart 2010 een verzoekschrift tot benoeming van een bijzondere curator over de kinderen ingediend.
De vader heeft op 2 april 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van Jeugdzorg is op 6 april 2010 een schriftelijke reactie ingekomen.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
1. De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, mr. M.J.E. de Boorder-Gilsing te benoemen tot bijzondere curator over de kinderen.
2. De moeder onderbouwt haar verzoek als volgt. De kinderen hebben de wens in rechte te worden vertegenwoordigd door een bijzondere curator in de bij het hof aanhangige procedure aangaande de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen en de opschorting van de omgangsregeling (zaaknummers 105.012.380/01 en 200.020.045/01). Zij zijn van mening dat er door de ouders en diverse instanties onvoldoende rekening wordt gehouden met hun belangen en voelen zich niet gehoord. Mr. M.J.E. de Boorder-Gilsing, kantoorhoudende te ’s-Gravenhage heeft zich bereid getoond de taak op zich te nemen.
3. De vader is van mening dat er geen noodzaak bestaat tot benoeming van een bijzondere curator, nu uit het verzoekschrift niet blijkt van een concreet, wezenlijk conflict tussen de kinderen en de ouders. Het feit dat de kinderen vragen hebben over lopende procedures en bijstand willen in contacten met derden, rechtvaardigt de benoeming van een bijzondere curator niet.
4. Jeugdzorg ondersteunt het verzoek van de moeder. Het is in het belang van de kinderen dat zij in de onderhavige complexe juridische procedures een duidelijke stem krijgen die hun wensen en meningen kenbaar kan maken. De bijzonder curator heeft als woordvoerder van de kinderen een toegevoegde waarde en voorkomt dat de kinderen ondergesneeuwd raken in de strijd tussen de ouders. Het is daarbij wel van belang dat een duidelijke taakopdracht geformuleerd wordt, teneinde de rol van Jeugdzorg en die van de bijzondere curator goed van elkaar te onderscheiden.
5. Het hof overweegt als volgt. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ter zake de zaaknummers 105.012.380/01 en 200.020.045/01 is het hof gebleken dat mevrouw mr. M.J.E. de Boorder-Gilsing door misverstanden op voorhand haar werkzaamheden als bijzondere curator reeds had aangevangen. Tevens is het hof gebleken dat zij met in ieder geval één van de ouders in contact is geweest. Gelet op deze omstandigheden en het stadium waarin de procedure zich thans bevindt, ziet het hof geen meerwaarde in de benoeming van een bijzondere curator.
6. Het hof acht het evenwel redelijk dat de door mevrouw mr. M.J.E. de Boorder-Gilsing verrichte werkzaamheden worden beloond. Het hof merkt deze kosten aan als buitengerechtelijke kosten en stelt de kosten in redelijkheid vast op € 500,- inclusief BTW.
7. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING
Het hof:
wijst af het verzoek tot benoeming van een bijzonder curator;
kent aan mevr mr. M.J.E.de Boorder-Gilsing een vergoeding toe voor de door haar verrichte werkzaamheden tot een bedrag van € 500,-;
bepaalt dat deze vergoeding als buitengerechtelijke kosten ten laste van het Rijk komen en gelast de griffier tot uitbetaling van dat bedrag aan Mevr mr. de Boorder-Gilsing over te gaan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Dusamos en Linsen, bijgestaan door mr. Willems als griffier en uitgesproken ter terechtzitting van 21 juli 2010 .