ECLI:NL:GHSGR:2010:BN5598

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.039.788-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Pannekoek-Dubois
  • A. Dusamos
  • H. Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag en vervanging van bewindvoerder in hoger beroep

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vrouw die is ontslagen als bewindvoerder over de goederen van haar dochter, de rechthebbende. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.C. Blok, heeft in hoger beroep de beslissing van de kantonrechter aangevochten, die op 11 november 2008 had besloten om de vrouw te ontslaan en de Stichting Financieel Beheer en Bewindvoering (SFBB) als nieuwe bewindvoerder aan te stellen. De vrouw heeft aangevoerd dat haar ontslag onterecht was, en dat de SFBB ten onrechte was benoemd. Ze stelde dat haar falen in het betalen van rekeningen te wijten was aan slechte communicatie met Stichting Mee en dat dit als overmacht moest worden beschouwd.

Tijdens de zitting op 12 mei 2010 heeft de advocaat van de vrouw verklaard dat zij haar dochter gedurende twee jaar niet had gezien en dat er geen contact was tussen hen, wat het beheer van de onder bewindgestelde goederen bemoeilijkte. De SFBB heeft aangegeven dat de bewindvoering goed verloopt en dat de rechthebbende tevreden is met de wijze waarop haar financiële zaken worden geregeld. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter terecht tot het ontslag van de vrouw is overgegaan, gezien de wensen van de rechthebbende en het feit dat overleg over het beheer onmogelijk was. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van de vrouw afgewezen.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van de wensen van de rechthebbende in bewindvoeringzaken en bevestigt dat een bewindvoerder moet voldoen aan de eisen die in de wet zijn gesteld. De beslissing is genomen op basis van artikel 1:448 van het Burgerlijk Wetboek, dat de voorwaarden voor ontslag van een bewindvoerder regelt. De uitspraak is gedaan door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 7 juli 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 7 juli 2010
Zaaknummer : 200.039.788/01
Zaaknummer rechtbank : 800369 EJ VERZ 08-84219
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. L.C. Blok te Leiden.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. [de rechthebbende],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de rechthebbende,
2. de Stichting Financieel Beheer en Bewindvoering,
gevestigd te Nootdorp,
hierna te noemen: de SFBB.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 10 februari 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 11 november 2008 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie ’s-Gravenhage.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 19 augustus 2009 en 21 augustus 2009 aanvullende stukken ingekomen.
Op 12 mei 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de advocaat van de vrouw, en namens de SFBB: mevrouw A. Zuidam en mevrouw T.M. Jansen. Van de zijde van de SFBB is een brief overgelegd, gedateerd 6 mei 2010, van de heer M. Tissen, locatiemanager van GVT de Groene Haven, Stichting Ipse de Bruggen waarin onder meer wordt bericht dat de rechthebbende niet ter terechtzitting zal verschijnen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij en met ingang van de datum van die beschikking heeft de kantonrechter ambtshalve de vrouw ontslagen als bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende en is de SFBB als zodanig benoemd.
Het hof gaat uit van de door de kantonrechter vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is het ontslag van de vrouw als bewindvoerder en de benoeming van de SFFB tot bewindvoerder. De vrouw is de moeder van de rechthebbende.
2. De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen
3. Ter toelichting op het hoger beroep stelt de vrouw zich – kort samengevat – op het standpunt dat zij ten onrechte is ontslagen als bewindvoerder en de SFBB ten onrechte is benoemd tot bewindvoerder. Zij voert daartoe aan dat zij inderdaad een aantal (inmiddels betaalde) rekeningen gericht aan de rechthebbende niet heeft betaald, maar dat dit te wijten was aan de slechte communicatie tussen de vrouw en Stichting Mee. Volgens de vrouw was dan ook sprake van overmacht.
4. Ter terechtzitting heeft de SFBB gesteld dat de bewindvoering goed verloopt.
5. Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 1:448, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW), het ontslag van de bewindvoerder wordt verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat een bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden.
6. De vraag die in de onderhavige zaak ter beantwoording aan het hof voorligt is of de kantonrechter terecht tot het ontslag van de vrouw is overgegaan.
7. Het hof overweegt als volgt. Uit voormelde brief van de heer M. Tissen blijkt dat het niet de wens is van de rechthebbende dat de vrouw opnieuw tot bewindvoerder wordt benoemd. Bovendien blijkt uit deze brief dat de rechthebbende geen contact wenst met haar moeder (de vrouw). Door de advocaat van de vrouw is ter terechtzitting verklaard dat de vrouw de rechthebbende gedurende twee jaren niet heeft gezien. Voorts is door de advocaat van de vrouw erkend dat er diverse aan de rechthebbende gerichte rekeningen niet door haar zijn betaald.
Het hof is in het licht van de bovengenoemde omstandigheden - waarbij in het midden kan worden gelaten in hoeverre de vrouw kan worden verweten dat zij de financiële belangen van de rechthebbende niet, althans onvoldoende, heeft behartigd - de kantonrechter terecht het ontslag van de vrouw heeft verleend. Immers, de rechthebbende wil geen contact met de vrouw, waardoor overleg over het beheer van de onder bewindgestelde goederen onmogelijk is. Indien de bestreden beschikking zou worden vernietigd, zou de vrouw zich als bewindvoerder niet kunnen richten naar de wensen van de rechthebbende, hetgeen naar het oordeel van het hof juist tot taak van de bewindvoerder dient te worden gerekend.
8. Voorts is noch gesteld, noch gebleken dat de SFBB op onjuiste wijze het beheer voert over de onder bewindgestelde goederen van de rechthebbende. Bovendien is de rechthebbende, zo blijkt uit voornoemde brief van de heer M. Tissen, tevreden met de wijze waarop SFBB haar financiële zaken regelt.
9. Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen en het verzoek van de vrouw afwijzen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pannekoek-Dubois, Dusamos en Hulsebosch, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2010.