GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 21 juli 2010
Zaaknummer : 200.064.187/01
Rekestnr. rechtbank : JE RK 09-947
[appellant],
wonende te [adres],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. B.A. Fijma te Zwijndrecht,
[geïntimeerde],
kantoorhoudende te [adres],
hierna te noemen: de WSS.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[geïntimeerde],
wonende te [adres],
hierna te noemen: de vader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
[belanghebbende],
kantoorhoudende te [adres],
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 13 april 2010 en 26 april 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 27 januari 2010 van de kinderrechter in de rechtbank [adres].
De WSS heeft op 9 juni 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de moeder zijn bij het hof op 28 mei 2010 en 16 juni 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 1 juli 2010 is de zaak mondeling behandeld, tezamen met de zaken bekend onder zaaknummers 200.064.180.01, 200.064.182.01, 200.064.184.01 en 200.063.188.01. Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, namens de WSS: mevrouw R.E.M. Baas (gezinsvoogd) en mevrouw K. van Hoorn (inhoudelijk manager). De vader is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd. De hierna te noemen minderjarige is in raadkamer gehoord.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - de ondertoezichtstelling ten aanzien van de minderjarige [belanghebbende], geboren [in 1994] te [adres] (hierna: de minderjarige) met ingang van 2 februari 2010 voor de duur van één jaar verlengd met behoud van de WSS om in opdracht van de Stichting Bureau Jeugdzorg de ondertoezichtstelling uit te voeren.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige tot 2 februari 2011.
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen, en, opnieuw beschikkende, de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige af te wijzen, dan wel deze beëindigd te verklaren, dan wel de beslissing te nemen die het hof noodzakelijk acht.
3. De WSS bestrijdt het beroep en verzoekt het door de moeder ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en de bestreden beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
4. De moeder betwist in haar beroepschrift dat de gronden voor de ondertoezichtstelling van de minderjarige aanwezig zouden zijn, en dat de aan de rechtbank voorgelegde bescheiden en verklaringen (voldoende) aanleiding zouden geven tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige. De thuissituatie bij de moeder is veranderd. Zij heeft een eigen woning in een kindvriendelijke en veilige omgeving, waarbij sprake is van begeleiding in de woonsituatie. Tevens heeft zij een opvoedcursus voor ouders van (puberende) kinderen gevolgd. Ook heeft zij een beter contact opgebouwd met haar kinderen. Er zijn derhalve nieuwe feiten, waardoor de ondertoezichtstelling van de minderjarige volgens de moeder niet meer geïndiceerd is. De informatie, die tot de oorspronkelijke ondertoezichtstelling leidde, is naar de mening van de moeder inmiddels achterhaald.
5. De WSS stelt dat de gronden voor de ondertoezichtstelling van de minderjarige nog onverminderd aanwezig zijn. Het ontbreekt de moeder volgens de WSS aan voldoende inzicht in de behoeften, wensen en mogelijkheden van de minderjarige. Sinds de minderjarige thuis woont, zijn er zorgen rondom school en zijn gezondheid. Zo is de minderjarige, die een VWO-advies had, mede door veelvuldig schoolverzuim inmiddels beland op een schoolniveau dat onder dat van een vmbo-t ligt. Daarnaast heeft de minderjarige last van slaapproblemen en hoofdpijn. Het feit dat de moeder inmiddels een eigen woning huurt, heeft niet als resultaat dat de zorgen rondom de ontwikkeling van de minderjarige zijn weggenomen. Om de ernstige bedreiging van de ontwikkeling bij de minderjarige te blijven afwenden, is het in zijn belang dat de ondertoezichtstelling gehandhaafd blijft. Ondanks dat de minderjarige erg zelfstandig is, verdient hij het om te worden bijgestaan en te worden begeleid, zeker in een periode van zijn leven waarin hij met belangrijke onderwerpen te maken heeft, zoals het ontwikkelen van een eigen identiteit; de moeder kan hem die bijstand niet bieden.
6. Het hof is van oordeel van de rechtbank terecht en op goede gronden heeft beslist zoals zij heeft gedaan. Op grond van de stukken in het geding en naar aanleiding van het verhandelde ter zitting overweegt het hof als volgt. De moeder heeft het hof niet ervan kunnen overtuigen dat de ernstige zorgen die de gezinsvoogd heeft over de mogelijkheden die de moeder heeft om voor de minderjarige te zorgen en hem op te voeden, feitelijk niet meer bestaan. Gebleken is dat de minderjarige een belaste voorgeschiedenis heeft in die zin dat hij veel heeft meegemaakt in zijn nog jonge leven. Zo is hij getuige geweest van mishandeling van zijn moeder en ander huiselijk geweld door de verschillende partners van de moeder en is de minderjarige zelf emotioneel verwaarloosd geweest. Uit rapportage is gebleken dat de moeder, mede door haar verstandelijke beperking, niet over de opvoedingsvaardigheden beschikt die nodig zijn om de minderjarige te kunnen ondersteunen in zijn ontwikkeling. De minderjarige is een normaal begaafde jongen die na een uithuisplaatsing in augustus 2006, op grond van en in afwachting van verder onderzoek, weer bij de moeder is gaan wonen. Hij heeft sinds zijn jonge jaren de zorg voor zichzelf en zijn zusjes op zich genomen. Zijn zelfstandigheid en zijn verstandelijke vermogens zorgen ervoor dat hij momenteel thuis kan wonen. Gebleken is evenwel dat de minderjarige, doordat hij er alleen voor staat, niet leeftijdsadequate beslissingen moet nemen en overvraagd wordt. Het hof constateert dat de minderjarige, mede als gevolg van gezondheidsproblemen door de thuissituatie, is afgestroomd van het VWO naar een AKA-opleiding (een technische praktijkopleiding). De WSS heeft in dit kader onweersproken verklaard dat de minderjarige heeft aangegeven het nodig te hebben dat iemand hem stimuleert en uitdaagt het beste uit zichzelf te halen. Bij de moeder ontbreekt daarvoor het noodzakelijke inzicht. De minderjarige heeft, zij het in mindere mate, nog steeds slaapproblemen en hoofdpijn. Het hof is in het licht van bovengenoemde omstandigheden niet gebleken dat van een bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of gezondheid van de minderjarige thans geen sprake meer is. Voor het verzoek van de moeder alsnog een onafhankelijk onderzoek naar haar opvoedmogelijkheden te doen uitvoeren, oordeelt het hof geen termen aanwezig nu een zodanig onderzoek in dezen niet mede tot beslissing van de zaak kan leiden en - gelet op het voorgaande - het belang van de minderjarige zich, naar het oordeel van het hof, daartegen verzet.
7. Uit het voorgaande volgt dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen zoals de rechtbank heeft bepaald. De bestreden beschikking dient dan ook te worden bekrachtigd.
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Haan-Boerdijk, Mos-Verstraten en Hulsebosch, bijgestaan door Lekahena als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2010.