ECLI:NL:GHSGR:2010:BN6703

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000619-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • S. van Dissel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed van alcohol met ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 augustus 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol op 29 juli 2008 te Wassenaar. Tijdens een ademanalyse bleek het alcoholgehalte van de verdachte 770 microgram per liter uitgeademde lucht te zijn, wat ver boven de wettelijk toegestane hoeveelheid ligt. Daarnaast was het rijbewijs van de verdachte ongeldig verklaard, en hij had geen ander rijbewijs voor de betrokken categorie motorrijtuigen.

Het hof oordeelde dat het ambtsedig proces-verbaal van de verbalisant betrouwbaar was en dat de verdachte die nacht had gereden onder invloed van alcohol. De verdachte had aanvankelijk ontkend de bestuurder te zijn geweest, maar kwam later op zijn verklaring terug. Het hof achtte de bewijsvoering voldoende en verwierp het verweer van de verdachte. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 850,00, met de mogelijkheid van 17 dagen hechtenis bij gebreke van betaling, en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 7 maanden.

De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder al meerdere keren onherroepelijk voor soortgelijke feiten een veroordeling gekregen, wat meegewogen werd in de strafmaat. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen, waaronder de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 09-612225-08
Datum uitspraak: 26 augustus 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
enkelvoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 2 februari 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 9 september 2009, 19 januari 2010 en 12 augustus 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
"hij op of omstreeks 29 juli 2008 te Wassenaar als bestuurder van een voertuig, (auto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 770 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn";
2.
"hij op of omstreeks 29 juli 2008 te Wassenaar terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de [straatnaam], als bestuurder een motorrijtuig, (auto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd";
subsidiair:
"hij op of omstreeks 29 juli 2008 te Wassenaar als bestuurder van een motorrijtuig (auto) heeft gereden op de weg, de [straatnaam], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde".
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van € 850,--, subsidiair 17 dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 7 maanden.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg onder feit 2 primair en subsidiair gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
"hij op 29 juli 2008 te Wassenaar als bestuurder van een voertuig, auto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 770 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn".
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsverweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd -zakelijk weergegeven- dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, nu hetgeen verdachte wordt verweten alleen berust op een proces-verbaal, waarin de opsporingsambtenaar [persoon 1] relateert dat de verdachte tegenover hem heeft bekend dat hij de bestuurder was van de zwarte Porsche op 29 juli 2008, terwijl de verdachte de juistheid daarvan betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Vooropgesteld wordt dat door de verdachte niet wordt betwist dat hij op de vroege morgen van 29 juli 2008, rond 08:30 uur, heeft meegewerkt aan een ademanalyse op verdenking van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Uit het dossier blijkt dat die analyse bij de verdachte een resultaat gaf van 770 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.
Voorts blijkt uit het dossier -en wordt niet betwist- dat de aanhouding van de verdachte heeft plaatsgevonden die ochtend rond 07:40 uur, naar aanleiding van een ongeval, die ochtend rond 06:30 uur op de [straatnaam] in Wassenaar, waarbij een Porsche met kenteken [kenteken] betrokken was.
De verdachte heeft zelf ter terechtzitting in hoger beroep verklaard -samengevat- dat de Porsche van een vriend van hem was maar dat hij, verdachte de Porsche sinds enkele dagen in gebruik had en daarin op de avond van de 28e juli ook nog heeft gereden. Hij betwist echter met de Porsche het bewuste ongeval te hebben gehad en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde rijden onder invloed van alcohol.
Voor zover thans van belang vermeldt een ambtsedig proces-verbaal van de opsporingsambtenaren [persoon 2] en [persoon 1], dat verbalisant [persoon 1] de verdachte kort na het ongeval met de Porsche heeft bevraagd: de verdachte verklaarde tegenover [persoon 1] dat hij niet de bestuurder van de Porsche was. Vervolgens vermeldt [persoon 1] in het proces-verbaal dat de verdachte terug kwam op zijn eerdere verklaring en dat hij wel de bestuurder was, maar dat het voertuig niet van hem was en dat hij niets van een aanrijding had gemerkt.
In hoger beroep heeft de verdachte erkend met een opsporingsambtenaar te hebben gesproken maar betwist op enige verklaring te zijn teruggekomen en heeft hij volhard bij zijn ontkenning die vroege morgen in de Porsche te hebben gereden.
Ter terechtzitting van 19 januari 2010 is daarop de opsporingsambtenaar [persoon 1] onder ede gehoord. De verdachte, noch zijn raadsman zijn daarbij aanwezig geweest, hoewel zij van de zitting en van de oproeping van de getuige op de hoogte waren. De getuige heeft toen -kort gezegd- verklaard zeker te weten dat de verdachte toentertijd aanvankelijk tegenover hem had ontkend te hebben gereden, maar kort daarop te hebben erkend de bestuurder te zijn geweest.
Het hof acht, mede gelet op de desgevraagde bevestiging door de verbalisant, het ambtsedig proces-verbaal van [persoon 1] zodanig betrouwbaar, dat op grond daarvan bewezen is dat de verdachte die nacht heeft gereden, terwijl hij onder invloed verkeerde van de gemeten hoeveelheid alcohol, die ver boven de wettelijk toegestane hoeveelheid ligt.
Het hof merkt op dat het dossier, noch het onderzoek ter terechtzitting in twee instanties, ook maar enige aanwijzing heeft opgeleverd dat aan de juistheid van het ambtsedig proces-verbaal zou moeten worden getwijfeld, afgezien van de betwisting door de verdachte. Het dossier bevat ook geen enkel aanknopingspunt voor de veronderstelling dat een ander dan de verdachte die nacht de bestuurder van de Porsche is geweest, terwijl het op de weg van de verdachte, als gebruiker van de Porsche, had gelegen om die aanknopingpunten te geven; de verdachte heeft evenwel hetzij wisselende verklaringen gegeven, hetzij -en voornamelijk- zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Alles afwegende verwerpt het hof het gevoerde verweer.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 850,--, subsidiair 17 dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 7 maanden.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 juli 2010, is de verdachte vele malen onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder voor overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is dan ook van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte gecombineerd met na te melden onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen een passende reactie vormen.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een geldboete van EUR 850,00 (achthonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 17 (zeventien) dagen.
Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 7 (zeven) maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. S. van Dissel, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 augustus 2010.