ECLI:NL:GHSGR:2010:BN7312

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.051.897/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Dusamos
  • M. Pannekoek-Dubois
  • H. Hulsebosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijdrage kosten van verzorging en opvoeding minderjarigen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage, waarin zijn verzoek om de kinderalimentatie met ingang van 27 juni 2006 op nihil te stellen, werd afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.C. Dikkers, verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.S. Clarenbeek, verzoekt om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn grieven.

De vader stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, omdat zijn WW-uitkering is geëindigd en hij nu alleen een WAO-uitkering ontvangt. Hij betoogt dat de kinderalimentatie niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven. De moeder bestrijdt dit en stelt dat de vader nog steeds werkzaam is in de horecabedrijf van zijn partner, wat zijn financiële situatie beïnvloedt. Het hof overweegt dat de vader onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn inspanningen om werk te vinden en dat hij niet heeft aangetoond dat zijn financiële situatie zodanig is veranderd dat een wijziging van de kinderalimentatie gerechtvaardigd is.

Het hof concludeert dat de door de vader gestelde omstandigheden geen wijziging van de eerder vastgestelde kinderalimentatie rechtvaardigen. De vader heeft verzuimd om relevante stukken over te leggen die zijn financiële situatie onderbouwen. Daarom bekrachtigt het hof de bestreden beschikking van de rechtbank, waarbij de kinderalimentatie is gehandhaafd. De beslissing is genomen op 7 juli 2010 door de rechters A. Dusamos, M. Pannekoek-Dubois en H. Hulsebosch, met mr. De Witte-Renkema als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 7 juli 2010
Zaaknummer : 200.051.897.01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-2809
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S.C. Dikkers te Vlaardingen,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.S. Clarenbeek te Maassluis.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 14 december 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 15 september 2009.
De moeder heeft op 7 april 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 15 januari 2010 en op 11 mei 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 12 mei 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn advocaat, mr. Th.Th.M.L. Boersema, en de moeder, bijgestaan door haar advocaat. De verschenen personen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek van de vader om, met wijziging van de beschikking van 10 oktober 2005 van de rechtbank Rotterdam (bekrachtigd bij beschikking van 25 oktober 2006 van dit hof), de door hem aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarigen:
[X], geboren te [woonplaats] op [in 1997] en
[Y], geboren te [woonplaats] op [in 2000],
hierna tezamen ook te noemen: de minderjarigen,
met ingang van 27 juni 2006 op nihil te bepalen, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is inzake de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderalimentatie), of er aan de zijde van de vader sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat wijziging van de vastgestelde kinderalimentatie gerechtvaardigd is.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de kinderalimentatie met ingang van 27 juni 2006 op nihil wordt gesteld.
3. De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt, bij arrest, (het hof begrijpt: beschikking), voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn grieven, althans zijn verzoeken in appel af te wijzen.
ONTVANKELIJKHEID
4. De vader heeft in eerste aanleg gesteld dat de kinderalimentatie met ingang van 27 juni 2006, zijnde de datum met ingang waarvan zijn WW-uitkering is geëindigd en hij alleen nog een WAO-uitkering geniet, niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven. Nu de vader in de procedure een wijziging van omstandigheden heeft gesteld, is hij ontvankelijk in zijn verzoek en zal het hof overgaan tot de beoordeling daarvan. Het verweer van de vrouw dat er geen sprake is van een wijziging van omstandigheden faalt reeds hierom omdat het de man vrijstaat deze omstandigheid in te brengen in de procedure bij het hof ’s-Gravenhage, welke heeft geleid tot de beschikking van 25 oktober 2006, dan wel met gebruikmaking van deze gewijzigde omstandigheid een nieuwe procedure te starten.
Grieven
5. De vader stelt in zijn eerste grief dat de rechtbank er ten onrechte van uitgaat dat de kinderalimentatie moet worden vastgesteld aan de hand van zijn verdiencapaciteit, omdat de vader zich onvoldoende zou hebben ingespannen om ter aanvulling van zijn WAO-uitkering werk te vinden. Volgens de vader spant hij zich - ondersteund door instanties - wel degelijk in om aanvullende werkzaamheden te vinden.
6. De moeder weerspreekt het door de vader gestelde. Volgens de moeder is de vader nog steeds werkzaam als kok in de bar/bistro van zijn partner. Indien hij hiervoor geen salaris ontvangt, dient dat voor zijn rekening te blijven.
7. De vader stelt in zijn tweede grief - kort gezegd - dat de rechtbank ten onrechte concludeert dat de vader ondanks zijn beperkte WAO-inkomen niet beneden het niveau van 90% van de op hem toepasselijke bijstandsnorm zal komen vanwege het inkomen van zijn partner. De vader wijst op diverse kosten die hij met zijn inkomen moet voldoen. Ter terechtzitting heeft de vader verklaard nog diverse schulden te moeten voldoen. Voorts heeft hij gesteld dat de inkomsten uit het horecabedrijf van zijn partner dramatisch laag zijn.
8. De moeder stelt dat de rechtbank juist heeft overwogen zoals zij heeft gedaan. Nu de vader de inkomenssituatie van zijn partner wederom niet heeft onderbouwd, moet het ervoor gehouden worden dat de vader nog steeds door die partner wordt onderhouden en niet beneden de vigerende norm leeft.
9. In zijn derde en laatste grief klaagt de vader dat de rechtbank er ten onrechte van uitgaat dat hij met zijn fictieve verdiencapaciteit in staat zou zijn een kinderalimentatie van € 140,70 per kind per maand te voldoen. Volgens de vader heeft hij, ook indien met verdiencapaciteit rekening wordt gehouden, geen draagkracht, zoals zal blijken uit de nog over te leggen draagkrachtberekening.
10. De moeder stelt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat er geen sprake is van een voldoende zwaarwegende wijziging van omstandigheden, zodat herbeoordeling van de draagkracht van de vader niet aan de orde is.
11. Het hof overweegt als volgt. Naar het oordeel van het hof heeft de vader in hoger beroep niet dan wel onvoldoende aangetoond dat hij zich heeft ingespannen om een inkomen ter hoogte van zijn met ingang van 27 juni 2006 geëindigde WW-uitkering te genereren. De vader heeft geen enkele sollicitatiebrief overgelegd en de overgelegde voortgangsrapportage inzake de proefplaatsing van de vader bij de horecagelegenheid van zijn partner dateert van november 2008, terwijl het vervolg van deze plaatsing onduidelijk blijft. Niet is gebleken dat de vader niet in staat is te werken. Integendeel, de vader heeft ter terechtzitting verklaard nog steeds werkzaamheden in de keuken van de bar/bistro van zijn partner te verrichten en uitzicht te hebben op een baan als magazijnmedewerker. De vader moet derhalve in staat worden geacht een inkomen te genereren gelijk aan dat ten tijde van de beschikking van 10 oktober 2005 van de rechtbank Rotterdam. Het hof is voorts van oordeel dat de vader niet heeft aangetoond dat hij kosten voldoet, schulden aflost en dat de inkomsten uit de horecaonderneming van zijn partner zeer gering zijn. Nu de vader heeft verzuimd stukken betreffende de gestelde kosten en schulden, alsmede de inkomensgegevens van zijn nieuwe partner over te leggen, moet het ervoor gehouden worden dat de vader in staat is aan zijn onderhoudsverplichting te voldoen zonder op een onaanvaardbaar bestaansniveau te geraken.
12. Uit het voorgaande volgt dat de door de vader gestelde omstandigheden geen wijziging van de bij beschikking van 10 oktober 2005 van de rechtbank Rotterdam (bekrachtigd bij beschikking van 25 oktober 2006 van dit hof) vastgestelde kinderalimentatie rechtvaardigen. De draagkracht van de vader behoeft dan ook geen hernieuwde beoordeling, zoals de moeder terecht stelt. Overigens is de door de vader in zijn hoger beroepschrift aangekondigde draagkrachtberekening niet bij het hof ingekomen.
13. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient de bestreden beschikking te worden bekrachtigd.
14. Het hof gaat voorbij aan het algemene bewijsaanbod van de moeder nu zij hierbij geen belang meer heeft. Het voorwaardelijke verzoek van de moeder een eventuele vermindering van de kinderalimentatie niet met terugwerkende kracht te laten ingaan, behoeft - gelet op de na te melden beslissing van het hof - geen nadere bespreking.
15. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Pannekoek-Dubois en Hulsebosch, bijgestaan door mr. De Witte-Renkema als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2010.