ECLI:NL:GHSGR:2010:BN8157

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.056.838-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Dijk
  • A. Labohm
  • H. Husson
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en redelijke woonlasten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige werd vastgesteld op € 213,50 per maand. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. Buijs-van Bemmel, verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de kinderalimentatie met terugwerkende kracht op nihil te stellen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Zantman, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om bevestiging van de eerdere beschikking.

Het hof heeft de draagkracht van de vader opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de door de rechtbank gehanteerde bedragen voor de hypotheeklasten en andere financiële verplichtingen niet correct waren. De vader heeft aangetoond dat hij geen draagkracht heeft om alimentatie te betalen, wat leidt tot de conclusie dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd. De moeder is in beginsel gehouden om de ontvangen alimentatie terug te betalen, maar gezien haar financiële situatie heeft het hof besloten dat zij dit niet hoeft te doen. De gemeente Nederlek, die ook in het geding werd genoemd, is geen partij in deze procedure.

De uitspraak van het hof is gedaan op 1 september 2010, waarbij de bestreden beschikking is vernietigd en het verzoek van de moeder tot bepaling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding is afgewezen. De moeder hoeft de ontvangen kinderalimentatie niet terug te betalen aan de vader, en andere verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 1 september 2010
Zaaknummer : 200.056.838/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-2066
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. E.M. Buijs-van Bemmel te Krimpen aan den IJssel,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R. Zantman te Krimpen aan den IJssel.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 8 februari 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 10 november 2009.
De moeder heeft op 1 april 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 23 maart 2010 en 18 juni 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 12 augustus 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn partijen, bijgestaan door hun advocaten. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de door de vader met ingang van 10 maart 2009 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige bepaald op € 213,50 per maand, vanaf 10 november 2009 telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderalimentatie) ten behoeve van de minderjarige [X], geboren [in 1997] te [woonplaats].
2. De vader verzoekt het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de door de vader te bepalen kinderalimentatie met ingang van 10 maart 2009 op nihil wordt gesteld, met bepaling voorts dat al hetgeen de vader in verband met de bij de bestreden beschikking aan hem opgelegde bijdrage reeds aan de moeder en/of de gemeente Nederlek heeft voldaan, aan hem wordt gerestitueerd.
3. De moeder bestrijdt het beroep van de vader en verzoekt het hof, desnoods onder aanvulling of verbetering van de gronden, de bestreden beschikking te bevestigen.
Behoefte van de minderjarige
4. De behoefte van de minderjarige is niet in geschil.
Draagkracht van de vader
5. De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank bij de bepaling van zijn draagkracht ten onrechte rekening heeft gehouden met een jaarlijks bruto bedrag van [Z] van € 1.748,-. De vader stelt dat dit slechts een eenmalige uitkering betrof, zijnde een afkoop van de pensioenrechten, en niet mag worden opgeteld bij het inkomen.
6. Het hof overweegt als volgt. Uit de brief van [Z] van 25 april 2008 en uit de brief van Administratiekantoor Vogelaar van 7 december 2009, blijkt genoegzaam dat de bruto uitkering van € 1.748,10 van [Z] een éénmalige uitkering betrof en derhalve niet een jaarlijks terugkerende. De moeder heeft dit als zodanig ook erkend. Het hof zal hiermee dan ook bij de berekening van de draagkracht van de vader geen rekening houden.
7. De vader stelt dat hij geen draagkracht heeft en voert aan, dat de rechtbank bij de bepaling van de draagkracht ten onrechte slechts rekening heeft gehouden met een jaarlijks fiscaal aftrekbare hypotheekrente van € 3.010,-, in plaats van met een bedrag groot € 7.980,-. Hij verwijst naar een brief van de gemeente Nederlek van 30 juni 2009, waarin wordt vermeld dat besloten is geen verhaalsbijdrage op te leggen voor een periode van 24 maanden, omdat er onvoldoende draagkracht is.
8. Het hof zal bij de berekening van de draagkracht van de vader uitgaan van dezelfde gegevens als de rechtbank, voor zover die niet in geschil zijn en aan de inkomenszijde rekening houden met een fiscaal aftrekbare som van rente en kosten hypotheek van € 6.582,- per jaar, nu de vader, naar het oordeel van het hof, genoegzaam heeft aangetoond dat hij thans een dergelijk bedrag in aftrek kan brengen. Dit is als zodanig ook niet door de moeder weersproken.
Voorts zal het hof aan de lastenzijde rekening houden met een maandelijkse hypotheekrente van € 665,-, waarvan € 116,51 als netto last in aanmerking wordt genomen, nu dit bedrag niet fiscaal aftrekbaar is. Ook dit is door de moeder als zodanig niet weersproken.
Het hof zal beoordelen of deze woonlasten redelijk zijn. Het plafond voor een redelijke woonlast ligt gewoonlijk rond een derde van het netto besteedbaar inkomen. De woonlasten van de vader overstijgen – gelet op het inkomen van de vader – de redelijke woonlast. Het hof zal dan ook een korting toepassen in verband met een onredelijke woonlast van € 225,-.
9. Het hof heeft met inachtneming van het voorgaande de draagkracht van de vader opnieuw berekend. Uit deze berekening volgt dat de vader geen draagkracht heeft enige alimentatie te betalen. In zoverre zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en het inleidende verzoek van de moeder afwijzen.
Terugbetalingsverplichting van de moeder
10. Nu de vader geen draagkracht heeft enige alimentatie te betalen, is de moeder in beginsel gehouden de door haar ontvangen kinderalimentatie terug te betalen. De moeder heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel moeten leiden. Echter, gelet op de financiële situatie van de moeder, zal het hof bepalen dat de moeder de door haar ontvangen alimentatie niet aan de vader behoeft terug te betalen. Voor zover de vader vraagt om hetgeen hij aan de gemeente Nederlek heeft voldaan terug te ontvangen, zal afwijzing volgen nu de gemeente geen partij in dit geschil is.
11. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de moeder tot bepaling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding alsnog af;
bepaalt dat de moeder de door haar ontvangen kinderalimentatie niet aan de vader behoeft terug te betalen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Dijk, Labohm en Husson, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 september 2010.