ECLI:NL:GHSGR:2010:BN8307

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.057.190-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Labohm
  • H. Husson
  • M. Zwagemaker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van partneralimentatie na wijziging van omstandigheden

In deze zaak gaat het om de terugbetaling van partneralimentatie door de vrouw aan de man. De vrouw had in hoger beroep de bestreden beschikking van de rechtbank Dordrecht aangevochten, waarin was bepaald dat de man met ingang van 1 juni 2009 geen alimentatie meer aan de vrouw hoefde te betalen. De rechtbank had eerder, bij beschikking van 26 november 2008, de man verplicht om € 550,- per maand aan de vrouw te betalen. Echter, met de wijziging van omstandigheden, waaronder de ontvangst van AOW en pensioen door de vrouw, was de rechtbank van mening dat de alimentatie op nihil moest worden gesteld. De vrouw was van mening dat zij niet in staat was om de ontvangen alimentatie terug te betalen, omdat zij op bijstandsniveau leefde en niet op de hoogte was van de wijziging van omstandigheden. Het hof oordeelde echter dat de vrouw, gezien haar juridische bijstand, had moeten weten dat haar financiële situatie zou veranderen. Het hof vond het redelijk dat de vrouw de teveel ontvangen alimentatie terugbetaalde, aangezien zij met haar AOW en pensioen een aanzienlijk inkomen had. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank en veroordeelde de vrouw in de proceskosten, omdat zij ten onrechte aanspraak had gemaakt op alimentatie terwijl zij al andere inkomsten ontving. De uitspraak werd gedaan op 1 september 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 1 september 2010
Zaaknummer : 200.057.190/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-9205
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J. van der Stel te Dordrecht,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.J.A. van der Burg te Ridderkerk.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vrouw is op 16 februari 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 10 februari 2010 van de rechtbank Dordrecht.
De man heeft op 30 maart 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 9 juli 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 23 juli 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man, bijgestaan door zijn advocaat. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadslieden van partijen onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de beschikking van 26 november 2008 van de rechtbank Dordrecht.
Bij de beschikking van 26 november 2008 heeft de rechtbank de scheiding van tafel en bed tussen partijen uitgesproken en, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de man met ingang van de dag waarop de beschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand ten behoeve van de vrouw een alimentatie zal betalen van € 550,-- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de beschikking van 26 november 2008 gewijzigd en de door de man ten behoeve van de vrouw te betalen alimentatie met terugwerkende kracht tot 1 juni 2009 op nihil gesteld. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw de bijdrage aan partneralimentatie die zij over de maanden juni 2009 en daarop volgend van de man heeft ontvangen, zijnde een bedrag van € 1.650,- tot en met augustus binnen tien dagen na de datum van de beschikking dient terug te betalen aan de man.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de man te betalen uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw (hierna ook: partneralimentatie).
2. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair: de man niet-ontvankelijk te verklaren, althans zijn verzoeken af te wijzen;
Subsidiair: het verzoek van de man tot terugbetaling van partneralimentatie over de periode juni 2009 en de maanden daaropvolgend, zijnde een bedrag van € 1.650,- tot en met augustus 2009 af te wijzen (meer subsidiair het bedrag te matigen); en
meer subsidiair: een zodanige beslissing te nemen zoals het hof zal vermenen te behoren met inachtneming van de standpunten van de vrouw.
3. De man bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de verzoeken van de vrouw af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, nu sprake is van een wijziging van omstandigheden waardoor de bij beschikking van 26 november 2008 vastgestelde bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw ten laste van de man ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Voorts verzoekt de man het hof de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep.
Omvang rechtsstrijd
4. Het hof stelt vast dat partijen de rechtsstrijd hebben beperkt tot de vraag of de vrouw gehouden is tot terugbetaling van de – als gevolg van de bij de bestreden beschikking bepaalde – nihilstelling van de partneralimentatie met terugwerkende kracht per 1 juni 2009. Immers, ter terechtzitting heeft de vrouw haar primaire standpunt, namelijk dat de rechtbank ten onrechte de partneralimentatie op nihil heeft gesteld ingetrokken.
Terugbetaling partneralimentatie
5. Ten aanzien van de terugbetaling stelt de vrouw – voor zover op dit punt juridisch relevant – dat zij in de periode mei 2008 tot juni 2009 op bijstandsniveau heeft geleefd; dat zij er niet mee bekend was dat de omstandigheden per 1 juni 2009 zouden wijzigen en dat zij niet in staat is om de alimentatie over de periode 1 juni 2009 tot 31 augustus 2009 terug te betalen.
6. De man heeft de stellingen van de vrouw gemotiveerd betwist.
7. Het hof overweegt als volgt. De vrouw wist, althans had behoren te weten, te meer nu zij juridische bijstand ontving, dat per 1 juni 2009 sprake zou zijn van een wijziging van omstandigheden. Zij zou per voormelde datum immers een AOW-uitkering gaan ontvangen en haar deel van de pensioenaanspraken van de man op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding zou op dat moment tot uitkering komen. Nu de vrouw met zowel haar AOW-uitkering als haar pensioendeel een aanzienlijk inkomen genoot en zij bovendien deze inkomsten met terugwerkende kracht heeft ontvangen, acht het hof het onder deze specifieke omstandigheden redelijk dat de vrouw de teveel ontvangen bedragen aan partneralimentatie aan de man terugbetaalt.
Bewijsaanbod
8. Het hof zal het door de vrouw in haar beroepschrift gedaan bewijsaanbod passeren, nu dit niet is gespecificeerd.
Proceskostenveroordeling
9. Het hof ziet aanleiding, overeenkomstig het daartoe strekkend verzoek van de man, de vrouw als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure te veroordelen. Nu het evident is dat de vrouw ten onrechte naast haar inkomen uit AOW en pensioen aanspraak op alimentatie is blijven maken en de rechtbank haar tot terugbetaling daarvan heeft veroordeeld, heeft zij de man nodeloos in deze appelprocedure betrokken.
Conclusie
10. Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking wordt bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
veroordeelt de vrouw in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de man tot op heden begroot op € 2.051,--, gespecificeerd als volgt:
€ 1.788,-- ter zake van salaris van de advocaat en
€ 197,25 in debet gesteld griffierecht, te betalen aan de griffier van dit hof, die daarmee zal handelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 243 Rv;
te betalen aan de man:
€ 65,75 niet in debet gesteld griffierecht.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Husson en Zwagemaker, bijgestaan door mr. Wijkstra als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 september 2010.