GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 21 juli 2010
Zaaknummer : 200.048.214/01
Zaaknummer rechtbank : 869127/09-81253
1. [verzoeker 1],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
2. [verzoeker 2],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
verzoekers in hoger beroep,
hierna te noemen: de bewindvoerders,
advocaat mr. R. Zantman te Krimpen aan den IJssel.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[naam rechthebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de rechthebbende.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De bewindvoerders zijn op 22 oktober 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 23 juli 2009 van de kantonrechter in de rechtbank ‘s-Gravenhage, vestiging Gouda.
Van de zijde van de heer K. den Ouden is bij het hof op 4 januari 2010 een aanvullend schrijven ingekomen.
Van de zijde van de bewindvoerders is op 20 november 2009 een aanvullend stuk bij het hof ingekomen.
Op 28 mei 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de bewindvoerders, bijgestaan door hun advocaat. De rechthebbende is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek van de bewindvoerders tot het doen van een schenking afgewezen. Voorts zijn de bewindvoerders opgedragen de gedane schenkingen van € 24.000,- terug te storten op de rekening van rechthebbende voor 1 september 2009.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de machtiging schenking meerderjarigenbewind en de gedane schenkingen van de rekening van de rechthebbende door de bewindvoerders.
2. De bewindvoerders verzoeken de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat zij worden gemachtigd tot het doen van een jaarlijkse schenking aan elke van de zes kinderen van rechthebbende, ter grootte van € 4.000,- ieder, althans met een zodanig bedrag als het hof in goede justitie vermeent te behoren.
3. De bewindvoerders stellen dat de kantonrechter ten onrechte overweegt dat er geen schenkingstraditie is. De kantonrechter beroept zich hierbij op hetgeen dit hof in zijn beschikking van 22 april 2009 heeft overwogen. De bewindvoerders stellen daartoe dat ten tijde van de beschikking van het hof in 2009 de vraag voorlag of een schenking mocht plaatsvinden van € 22.000,- aan elk van de zes kinderen. Het hof heeft daarover geoordeeld dat voor een dergelijke hoge schenking per kind geen schenkingstraditie aanwezig is. Voorts stellen de bewindvoerders dat de kantonrechter ten onrechte geen rekening houdt met de wens van de rechthebbende om schenkingen te doen. De bewindvoerders merken hiertoe op dat de rechthebbende al ruim voor de onderbewindstelling een volmacht had laten maken waarbij de bewindvoerders waren gemachtigd al haar financiële zaken te regelen. Deze volmacht strekt zich mede uit tot het verrichten van daden van beschikking, waaronder mede begrepen, het doen van schenkingen. De bewindvoerders stellen dat het de uitdrukkelijke wens is van de rechthebbende dat zij één keer per jaar een schenking doen van een bedrag ter grootte van ongeveer het door de belastingdienst van successiebelasting vrijgestelde bedrag van in dit geval € 4.000,-.
4. Het hof overweegt als volgt. Voor het doen van een schenking, een beschikkingsdaad, behoeven de bewindvoerders toestemming van de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat is, machtiging van de kantonrechter, zo volgt uit artikel 1:441 lid 2 sub a BW. Dat de rechthebbende niet in staat is om haar toestemming te geven, derhalve niet meer in staat is om haar wil te bepalen, is naar het oordeel van het hof uit het verhandelde ter terechtzitting genoegzaam gebleken. Een door de bewindvoerder ingediend verzoek om te worden gemachtigd tot het doen van een schenking namens een rechthebbende die zijn wil niet kan bepalen, zal als hoofdregel worden afgewezen indien er geen schenkingstraditie wordt aangetoond.
5. Ter beoordeling door het hof is de vraag of er vóór de datum van de volmacht, rond 30 september 2005, sprake was van een schenkingstraditie en/of dat sprake is (geweest) van een wens van de rechthebbende één keer per jaar een schenking te doen van ongeveer € 4.000,-. Het hof is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken van een schenkingstraditie vóór 2005. Er is geen sprake geweest van repeterende, op zijn minst vergelijkbare, handelingen. Gesteld en aannemelijk is dat dit samenhangt met het feit dat voordien geen sprake was van liquide vermogen. Door de verhuizing van de rechthebbende en haar onderbewindstelling, is het vermogen, bestaande uit de vrijwel onbelaste woning van de rechthebbende, liquide geworden. Deze omstandigheden brengen mee dat er in dit geval aanleiding is af te wijken van de landelijke richtlijn en dat het redelijk is om een eenmalige schenking te doen aan ieder van de kinderen zoals verzocht ten laste van het vermogen van de rechthebbende, mede gelet op de niet onaanzienlijke omvang van het vermogen. Het verzoek om dit jaarlijks te herhalen zal derhalve worden afgewezen.
6. Het hof beslist mitsdien als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidend verzoek tot het doen van een eenmalige schenking namens de rechthebbende van € 24.000,- aan de zes kinderen tezamen, toe;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Labohm en Pannekoek-Dubois, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juli 2010.