ECLI:NL:GHSGR:2010:BN8796

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.059.446
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van kinderalimentatie en draagkracht in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie die de man aan de vrouw moet betalen voor de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.N. van Wensen, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 7 december 2009, waarin werd bepaald dat hij € 65,- per maand per kind moest betalen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.H.J.W. de Brouwer, heeft het beroep bestreden en verzocht de beschikking te bekrachtigen.

De man stelde dat hij niet in staat was om de alimentatie te betalen vanwege zijn schulden en de beslaglegging op zijn inkomen. Het hof heeft de feiten van de rechtbank overgenomen, voor zover daar geen grieven tegen zijn ingediend. Het hof heeft de draagkracht van de man beoordeeld aan de hand van zijn inkomen en lasten. Het hof kwam tot de conclusie dat de man, gezien zijn financiële situatie, onvoldoende draagkracht heeft om de alimentatie te voldoen.

Het hof heeft daarom het verzoek van de man om de alimentatie op nihil te stellen toegewezen. De ingangsdatum van de alimentatie is vastgesteld op 14 april 2009, en het hof heeft bepaald dat de vrouw geen terugbetaling hoeft te doen van eventueel te veel ontvangen alimentatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het hof heeft het overige in hoger beroep verzochte afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door de rechters A. van Dijk, M. Labohm en H. Husson, en is openbaar uitgesproken op 15 september 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 15 september 2010
Zaaknummer : 200.059.446/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 09-831
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. D.N. van Wensen te Rotterdam,
tegen
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. W.H.J.W. de Brouwer te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 3 maart 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 7 december 2009 van de rechtbank Rotterdam.
De vrouw heeft op 19 mei 2010 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 12 april 2010, 20 april 2010 en 3 augustus 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Op 12 augustus 2010 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw, bijgestaan door mr. R.W. de Gruijl een kantoorgenoot van haar advocaat. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is – uitvoerbaar bij voorraad en voor zover in hoger beroep van belang – bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van 14 april 2009, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen, voor wat betreft de na heden te verschijnen termijnen telkens bij vooruitbetaling zal uitkeren € 65,- per maand per kind.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna ook: kinderalimentatie) van de minderjarigen:
- [minderjarige sub 1], geboren [in] 2001 te [geboorteplaats],
- [minderjarige sub 2], geboren [in] 2005 te [geboorteplaats], en
- [minderjarige sub 3], geboren [in] 2006 te [geboorteplaats] (hierna: de minderjarigen).
2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de kinderalimentatie op nihil wordt gesteld, dan wel op een door het hof in goede justitie te bepalen maandelijkse bijdrage. De man voert daartoe aan dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de man over voldoende draagkracht beschikt om een bedrag van € 65,- per kind aan kinderalimentatie te betalen. De man stelt dat hij niet langer in staat is om zijn maandelijkse lasten te voldoen nu de vrouw beslag heeft gelegd op zijn inkomen.
3. De vrouw bestrijdt het beroep en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen. De vrouw voert daartoe aan dat de vader het bedrag aan kinderalimentatie kan voldoen aangezien hij in staat is om meer dan 40 uur per week te werken. Voorts stelt de vrouw zich op het standpunt dat enkel de schulden die de man daadwerkelijk aflost dienen te worden meegenomen in de draagkrachtberekening.
Draagkracht van de man
4. Het hof overweegt als volgt. Aan de orde is de vraag of de man draagkracht heeft om bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de minderjarigen. Het hof zal daartoe diens inkomen en lasten beoordelen. Bij de bepaling van de draagkracht houdt het hof rekening met een inkomen van € 23.041, - per jaar, zoals blijkt uit de door hem overgelegde jaaropgave van 2009. Het hof is verder gebleken dat de man na het uiteengaan van partijen zijn werkzaamheden tijdelijk heeft uitgebreid om zijn schulden af te lossen. Nu dit inkomen niet structureel werd verworven ten tijde van de relatie van partijen is het hof van oordeel dat niet van de man kan worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden structureel uitbreidt.
5. Ten aanzien van de lasten overweegt het hof als volgt. Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad heeft als uitgangspunt te gelden dat op de draagkracht van de onderhoudsplichtige in beginsel al diens schulden van invloed zijn. Het hof is dan ook van oordeel dat – mede gelet op het feit dat de vrouw de schulden van de man niet heeft weersproken – met alle schulden rekening dient te worden gehouden.
6. Gelet op het vorenoverwoge, uitgaande van de overige in de draagkrachtberekening genoemde posten, die niet in geschil zijn en het feit dat de man feitelijk geen draagkracht heeft vanwege beslaglegging op zijn inkomen, is het hof van oordeel dat de draagkracht van de man onvoldoende is om een bijdrage in het levensonderhoud van de minderjarigen te kunnen voldoen. Het hof zal derhalve het verzoek van de man om de alimentatie op nihil te stellen toewijzen.
Ingangsdatum
7. Nu tegen de door de rechtbank gehanteerde ingangsdatum geen grieven zijn gericht zal het hof ook uitgaan van 14 april 2009.
8 . Voor zover de vrouw meer alimentatie heeft ontvangen dan haar op grond van deze beschikking toekomt, zal het hof, gelet op het consumptief karakter ervan, bepalen dat zij het eventueel teveel ontvangene niet behoeft terug te betalen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen met ingang van 14 april 2009 op nihil;
bepaalt dat de vrouw eventueel te veel ontvangen alimentatie niet behoeft terug te betalen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Dijk, Labohm en Husson bijgestaan door mr. Pol als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2010.