ECLI:NL:GHSGR:2010:BN9320
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A. van Leuven
- M. Mos-Verstraten
- J. van Montfoort
- Rechtspraak.nl
Beëindiging ondertoezichtstelling van minderjarigen wegens afwezigheid van wettelijke gronden
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [kind 1] en [kind 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had de bestreden beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd tot 18 maart 2011. De moeder stelde dat de wettelijke gronden voor de ondertoezichtstelling niet langer aanwezig waren en verzocht het hof de beschikking te vernietigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 september 2010 waren de moeder en haar advocaat aanwezig, evenals vertegenwoordigers van Jeugdzorg. De vader van de kinderen was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De moeder betwistte dat er sprake was van een reële bedreiging van de geestelijke en zedelijke belangen van de kinderen en stelde dat de hulpverlening in het vrijwillige kader afdoende was. Jeugdzorg daarentegen stelde dat er nog steeds ontwikkelingsbedreigingen waren en dat er pedagogische begeleiding nodig was.
Het hof overwoog dat de kinderrechter op grond van artikel 1:254 BW een minderjarig kind onder toezicht kan stellen indien zijn zedelijke of geestelijke belangen ernstig worden bedreigd. Echter, het hof concludeerde dat er op het moment van de uitspraak geen gronden meer waren voor de ondertoezichtstelling. De kinderen, inmiddels 16 en 17 jaar oud, gaven aan geen grote problemen meer te ervaren en de huidige hulpverlening was voldoende. Het hof beëindigde daarom de ondertoezichtstelling met ingang van 15 september 2010 en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
De beslissing van het hof houdt in dat de eerder genomen maatregelen niet langer gerechtvaardigd zijn, wat een belangrijke uitspraak is in het kader van het personen- en familierecht. De zaak benadrukt het belang van actuele en relevante gronden voor ondertoezichtstelling en de rol van de rechter in het waarborgen van de rechten van minderjarigen.