ECLI:NL:GHSGR:2010:BO1004

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001609-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met vuurwapen en opiumdelicten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 28 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, en het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. De feiten vonden plaats op 6 maart 2008 in Amsterdam en Amstelveen, waar de verdachte een vuurwapen heeft getoond aan een aangever en hem heeft bedreigd. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de tenlastelegging onjuist was, omdat de plaats van het delict verkeerd was vermeld. Het hof oordeelde dat dit een kennelijke schrijffout was en verwierp het verweer van noodweer-exces. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van zeven maanden. De strafmotivering hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte ook een wapen onttrok aan het verkeer.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001609-10
Parketnummer: 13-437131-08
Datum uitspraak: 28 september 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
meervoudige kamer voor strafzaken
zittinghoudende te 's-Gravenhage
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 augustus 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 september 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 maart 2008 te Amsterdam [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een vuurwapen uit zijn broeksband gepakt en/of
- dit vuurwapen aan die [aangever] getoond en/of
- dit vuurwapen op en/of tegen (het gezicht en/of het hoofd van) die [aangever] gericht (gehouden)
en/of (daarbij) voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd : "Wat moet je nou, buitenlander?", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 06 maart 2008 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk: Star, kleur, zilver, kolf: zwart, kaliber: 9 mm), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 06 maart 2008 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 3,24 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent het inbeslaggenomen voorwerp als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 06 maart 2008 te Amstelveen [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een vuurwapen uit zijn broeksband gepakt en
- dit vuurwapen op het gezicht en/of het hoofd van) die [aangever] gericht gehouden;
2.
hij op 06 maart 2008 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk: Star, kleur, zilver, kolf: zwart, kaliber: 9 mm), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 06 maart 2008 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 3,24 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw betoogd dat het onder 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij voert daartoe aan dat in de tenlastelegging ten onrechte 'Amsterdam', als plaats waar het delict zou zijn gepleegd, is opgenomen, terwijl de tenlastegelegde gebeurtenis plaats heeft gevonden voor het café [naam café], dat gelegen is in Amstelveen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. De vermelding in het onder 1 tenlastegelegde van 'Amsterdam' als plaats waar het tenlastegelegde strafbare feit zou zijn gepleegd dient, gezien de inhoud van de zich in het dossier van de verdachte bevindende processen-verbaal opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, als een kennelijke schrijffout te worden beschouwd. Het hof is van oordeel dat deze verschrijving niet tot onduidelijkheid van de tenlastelegging heeft geleid, nu blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep de verdachte en diens raadsvrouw begrepen hebben wat aan de verdachte met betrekking tot dat feit is ten laste gelegd. Het hof zal derhalve het onder 1 tenlastegelegde verbeterd lezen en in plaats van het woord 'Amsterdam' lezen het woord 'Amstelveen'. Het hof is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden het rechtskarakter van de tenlastelegging hierdoor niet wezenlijk wordt veranderd, noch de grenzen van de in de tenlastelegging neergelegde omschrijving van de feitelijke toedracht van het gebeuren daardoor worden overschreden.
Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte een beroep gedaan op noodweer. Hiertoe heeft zij aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat verdachte direct na het incident met [aangever] dat volgens verdachte bestond uit over en weer duwen en trekken waarbij [aangever] verdachte ook geslagen zou hebben, van achteren is aangevallen door personen die uit café [naam café] kwamen, reden waarom hij ter verdediging een wapen heeft getrokken dat zich in zijn broeksband op zijn rug bevond.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting en de gebezigde bewijsmiddelen is het hof van oordeel dat het de verdachte is geweest die de confrontatie heeft gezocht met eerder genoemde [aangever]. De verdachte heeft de hem verweten gedragingen niet verricht in een situatie waarin, en op een tijdstip waarop, voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf.
In dit verband is van belang dat de lezing van de gebeurtenissen zoals de verdachte die te kennen heeft gegeven, niet wordt ondersteund door de inhoud van andere bewijsmiddelen; ook niet door de getuige die het hof ter terechtzitting in hoger beroep heeft gehoord. Die getuige heeft toen verkort en zakelijk weergegeven verklaard weliswaar een vechtpartij gezien te hebben tussen een aantal personen en de verdachte voor het café [naam café], maar niet de aanloop naar en het begin van die vechtpartij te hebben gezien.
Er zijn ook overigens geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde feit uitsluit. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Aanvullend heeft de raadsvrouw op dezelfde gronden als hierboven vermeld het verweer gevoerd dat de verdachte heeft gehandeld in een situatie van noodweer-exces. Gelet op hetgeen hierboven met betrekking tot het gevoerde noodweer verweer is overwogen en waaruit ook blijkt dat er geen sprake was van een wederrechtelijke aanranding die voorafging aan de gedraging die verdachte wordt verweten, verwerpt het hof ook dit verweer.
Er zijn ook overigens geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiar 100 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een wapen. Voorts heeft de verdachte [aangever] bedreigd door dit wapen uit zijn broeksband te trekken en vervolgens op voornoemd slachtoffer te richten. Dergelijke bedreigingen worden door de slachtoffers doorgaans als zeer bedreigend en beangstigend ervaren. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van cocaïne. Dit betreft een stof waarvan het gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar ook direct en indirect oorzaak is van vele vormen van (vermogens)criminaliteit.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 september 2010, is de verdachte meermalen onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende en anders dan de advocaat-generaal - van oordeel dat alleen al voor de combinatie van een geweldsmisdrijf en verboden wapenbezit mede gelet op hetgeen in soortgelijke zaken als straf wordt opgelegd een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur de enig passende en geboden reactie vormt. Om die reden wijkt het hof dan ook af van hetgeen door de advocaat-generaal als straf is gevorderd.
Beslag
De advocaat-generaal heeft zich ter zake van het inbeslaggenomen voorwerp niet uitgelaten.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met betrekking tot welke het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 36b, 36c, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: 1 wapen, STAR 9 mm.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. A.M.P. Gaakeer en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier mr. C. Bossema.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 september 2010.