ECLI:NL:GHSGR:2010:BO1951
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Kamminga
- A. de Haan-Boerdijk
- J. van Veen
- Rechtspraak.nl
Toestemming voor het opmaken van een uiterste wilsbeschikking in het kader van curatele
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toestemming voor het opmaken van een uiterste wilsbeschikking door verzoeker, die onder curatele staat. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. drs. D.H. Sterke, was van mening dat de kantonrechter ten onrechte had geoordeeld dat de argumenten van hem en de curator niet voldoende waren om het verzoek in te willigen. Verzoeker stelde dat zonder een uiterste wilsbeschikking er een oneerlijke verdeling van zijn nalatenschap zou ontstaan, afhankelijk van wie er als eerste zou overlijden, hijzelf of zijn echtgenote.
Het procesverloop in hoger beroep begon op 22 juli 2009, na een beschikking van de rechtbank Rotterdam op 7 mei 2009. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2010, waarbij verzoeker en de curator aanwezig waren, werd de zaak pro forma aangehouden om verzoeker de gelegenheid te geven een nieuwe uiterste wilsbeschikking in concept aan het hof voor te leggen. Op 28 juli 2010 werd dit concept ingediend.
Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank waren vastgesteld, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen was gericht. Het hof oordeelde dat verzoeker in staat was om zijn mening over de nalatenschap te bepalen en dat er geen beletselen waren om aan zijn verzoek tegemoet te komen. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en verzoeker toestemming verleend om een uiterste wilsbeschikking op te maken conform het ingediende concept. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.