ECLI:NL:GHSGR:2010:BO3359

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.070.121/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dusamos
  • A. Pannekoek-Dubois
  • J. van der Burght
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad in alimentatiezaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 3 november 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een beschikking van de rechtbank Dordrecht. De man, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg een alimentatieplicht opgelegd gekregen voor zijn kinderen, met een maandelijkse bijdrage van € 900,- per kind, met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2009. De man verzocht het hof om de uitvoerbaarheid bij voorraad van deze beschikking te schorsen, omdat hij meende dat er sprake was van een evidente misslag en een acute financiële noodtoestand. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft het verzoek van de man gemotiveerd weersproken en verzocht de uitvoerbaarheid bij voorraad niet te schorsen.

Het hof overwoog dat schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad slechts mogelijk is indien de tenuitvoerlegging misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een kennelijke juridische of feitelijke misslag en dat de man onvoldoende had aangetoond dat er een noodtoestand was ontstaan. Het verzoek tot schorsing werd dan ook afgewezen. Het hof merkte op dat beide partijen er rekening mee moeten houden dat de alimentatiebijdrage mogelijk met terugwerkende kracht kan worden gewijzigd in de hoofdzaak.

De beschikking is gegeven door de rechters M. Dusamos, A. Pannekoek-Dubois en J. van der Burght, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 3 november 2010
Zaaknummer : 200.070.121/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 09-9026
[De man],
thans wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. dr. B.E.S. Chin-A-Fat te Breda,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.W. de Rijk te Helmond.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 13 juli 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 23 juni 2010 van de rechtbank Dordrecht en heeft daarbij tevens een incidenteel verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring ingediend.
De vrouw heeft op 12 augustus 2010 een verweerschrift tegen het verzoek tot schorsing uitvoerbaarverklaring bij voorraad ingediend en op 30 augustus 2010 een verweerschrift in de hoofdzaak.
Van de zijde van de man zijn bij het hof op 13 september 2010 aanvullende stukken ingekomen.
Van de zijde van de vrouw is bij het hof op 14 september 2010 een aanvullend stuk ingekomen.
Op 17 september 2010 is de zaak mondeling behandeld, doch uitsluitend voor wat betreft het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking. De hoofdzaak zal op een nader vast te stellen datum worden behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. dr. B.E.S. Chin-A-Fat, en de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, mr. G.H. in ’t Veld. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadsvrouwe van de man onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij de beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - bepaald:
- dat de man aan de vrouw met ingang van 1 november 2009 ten behoeve van [de dochter van partijen], geboren [in] 1994 te [geboorteplaats], een alimentatie dient te betalen van € 900,- per maand;
- dat de man aan de vrouw met ingang van 1 november 2009 tot [een datum en maand in] 2009 ten behoeve van [de zoon van partijen], geboren [in] 1991 te [geboorteplaats], een alimentatie dient te betalen van € 900,- per maand;
- dat de man met ingang van [een datum en maand in] 2009 aan [de zoon van partijen] een alimentatie dient te betalen van € 900,- per maand.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK TOT SCHORSING VAN DE UITVOERBAAR BIJ VOORRAADVERKLARING VAN DE BESTREDEN BESCHIKKING
1. In geschil is thans de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking.
2. De man verzoekt de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking te schorsen voor de duur van de hoger beroepsprocedure.
3. De vrouw heeft het beroep van de man gemotiveerd weersproken. Zij heeft – kort gezegd – verzocht de verklaring van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking niet te schorsen.
4. De man heeft aangevoerd dat er sprake is van een evidente misslag die een schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring rechtvaardigt. Volgens de man had het op de weg van de rechtbank gelegen het eigen aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen vast te stellen, een draagkrachtvergelijking op te stellen en een draagkrachtberekening voor de situatie van de man te maken. Bovendien is er voor de man een acute financiële noodtoestand ontstaan. De vrouw maakt misbruik van de tenuitvoerlegging van de beschikking. Het arbeidscontract van de man wordt niet verlengd. De man heeft een maximale draagkracht van € 737,32 per maand.
5. Het hof overweegt als volgt. Schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad kan slechts plaatsvinden indien tenuitvoerlegging van de betreffende uitspraak misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Daarvan kan sprake zijn indien de bestreden beschikking op een juridische of feitelijke misslag berust of indien er een noodtoestand ontstaat op grond van na de bestreden beschikking voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden. Niet gebleken is dat er sprake is van een kennelijke juridische of feitelijke misslag. Onvoldoende is gesteld of gebleken dat er een financiële of andere noodtoestand is ontstaan of dreigt op grond van na de bestreden beschikking voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden. Ook overigens vormt hetgeen de man heeft gesteld geen aanwijzing voor dreigend misbruik van executiebevoegdheid. Het door de man gestelde rechtvaardigt, gelet op het vorenstaande, geen schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Het hof merkt daarbij wel op dat beide partijen er rekening mee dienen te houden dat de bijdrage zoals door de rechtbank is vastgesteld mogelijk door het hof met terugwerkende kracht zal worden gewijzigd.
6. Het vorenstaande brengt met zich dat het verzoek van de man tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, dient te worden afgewezen.
BESLISSING OP HET VERZOEK TOT SCHORSING VAN DE UITVOERBAAR BIJ VOORRAADVERKLARING VAN DE BESTREDEN BESCHIKKING
Het hof:
wijst af het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad;
bepaalt dat de behandeling van de zaak ten aanzien van het hoger beroep zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum, waarvoor partijen nog een afzonderlijke oproep zullen ontvangen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Pannekoek-Dubois en Van der Burght, bijgestaan door mr. Berkelaar als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 november 2010.